ECLI:NL:RBAMS:2018:7811

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2018
Publicatiedatum
1 november 2018
Zaaknummer
13/671145-10
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het aanwezig hebben van hennep en poging tot het in vereniging vervoeren van hennep met overschrijding van de redelijke termijn

In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 29 oktober 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het aanwezig hebben van 113,7 kilo hennep en een poging tot het in vereniging vervoeren van 95,7 kilo hennep. De verdachte werd op 30 december 2010 in Amsterdam aangehouden, nadat verbalisanten tijdens een controle een bestelbus met hennep ontdekten. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waarbij de verklaringen van de verdachte en de medeverdachten zijn meegenomen. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor het tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de aanwezigheid van de hennep en de poging tot vervoer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat heeft geleid tot strafvermindering. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten geen straf of maatregel op te leggen, gezien de ondersteunende rol van de verdachte en de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/671145-10
Datum uitspraak: 29 oktober 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 maart 2013, 4 juni 2014 en 15 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. D.E. Wiersum, naar voren hebben gebracht.
De zaak tegen verdachte is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (13/671144-10) (hierna: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 3] (13/671146-10) (hierna: [medeverdachte 3] ).

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd en na wijziging ter terechtzitting van 4 juni 2014 – van beschuldigd dat hij op 30 december 2010 in Amsterdam met een ander of anderen 113,7 kilo hennep (aangetroffen in een Opel bestelbus met kenteken [nummer 1] ) en/of 95,7 kilo hennep (aangetroffen in een loods) heeft geteeld, bereid, bewerkt en/of verwerkt, in elk geval aanwezig heeft gehad. Dit is als eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegd.
Verdachte wordt verder verweten dat hij op 30 december 2010 in Amsterdam met een ander of anderen geprobeerd heeft 95,7 kilo hennep (aangetroffen in een loods) te telen, bereiden, bewerken, verwerken en/of vervoeren, in elk geval aanwezig te hebben, door met een medeverdachte in een vrachtauto naar die loods toe te rijden. Dit is als tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegd.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die achter dit vonnis is gevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde. In het verlengde daarvan heeft zij zich op het standpunt gesteld dat het vervoeren en verwerken van beide hoeveelheden hennep wettig en overtuigend kan worden bewezen. Aan de hand van de verklaring van verdachte kan worden geconcludeerd dat zijn taak het vervoeren van de hennep was. Hij wordt ook als bestuurder van de bestelbus met 113,7 kilo hennep aangehouden. Voorts kan uit zijn verklaring worden afgeleid dat het de bedoeling was dat de 95,7 kilo hennep uit de loods zou worden ingepakt en zou worden vervoerd. Er waren in de loods personen aanwezig om de dozen klaar te zetten en verdachte was al sinds ’s ochtends in de loods aanwezig geweest.
3.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat sprake is geweest van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De verbalisanten hebben een voertuig gecontroleerd op grond van artikel 23 Wet op de economische delicten (hierna: WED). Uit de Memorie van Antwoord en het arrest van de Hoge Raad van 9 maart 1993 [1] blijkt dat hiervoor aanwijzingen vereist zijn dat een economisch voorschrift niet wordt nageleefd. Nu verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat er geen aanwijzing was dat het Vuurwerkbesluit was overtreden, is sprake geweest van een vormverzuim. De raadsman van verdachte is van mening dat strafvermindering moet volgen.
Verder heeft de raadsman van verdachte ten aanzien van de 113,7 kilo hennep aangevoerd dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het aanwezig hebben daarvan. Voor het overige wat betreft die hoeveelheid moet verdachte worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de 95,7 kilo hennep geldt dat verdachte onderweg was naar de loods om de hennep op te halen. Deze intentie is onvoldoende om te spreken van een begin van uitvoering van het vervoeren of aanwezig hebben van die hoeveelheid hennep. De raadsman van verdachte heeft hiervoor verwezen naar het Grenswisselkantoor-arrest van de Hoge Raad. [2] Er zijn verder geen aanwijzingen dat verdachte die hoeveelheid hennep heeft geteeld, bereid, bewerkt of verwerkt, zodat hij ook daarvan moet worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 30 december 2010 zagen verbalisanten tijdens een controle van een ander voertuig dat honderd meter verderop voorwerpen van een groot formaat in een witte Opel bestelbus werden geladen. Zij besloten achter de bestelbus aan te rijden en zagen dat deze werd geparkeerd voor een loods aan de [adres] in Amsterdam. Een kale man opende het rolluik van de loods, maar sloot dit direct weer toen hij de verbalisanten zag.
Verdachte was de bestuurder van de bestelbus en de bijrijder was [medeverdachte 1] . De deur van de bestelbus werd geopend en verbalisant rook direct de geur van hennep. Later bleek dat er vier nylon tassen in de laadruimte lagen met in iedere tas vijf à zes gesealde zakken met hennep. Het totale gewicht hiervan was 113,7 kilo.
In de loods is een grote partytent aangetroffen met daarin tien zakken hennepafval. Ook lagen er resten van hennepplanten op de grond. Verder zijn in de loods dertien gesealde zakken met henneptoppen gevonden. Het totale gewicht hiervan was 95,7 kilo.
Tot slot zijn negen personen in de loods aangetroffen, waaronder [medeverdachte 3] . Hij bleek de man te zijn die het rolluik van de loods had geopend en direct weer had gesloten. In eerste instantie hebben meerdere personen verklaard dat zij in de loods waren om een feest voor oud en nieuw te plannen, maar later hebben enkele personen verklaard dat zij daar waren om hennep te knippen.
3.3.2
Het oordeel van de rechtbank
Het 359a-verweer van de raadsman van verdachte
De rechtbank verwerpt het 359a-verweer van de raadsman van verdachte en overweegt daartoe als volgt.
Verbalisanten zagen dat er meerdere personen bezig waren met het overdragen van grote voorwerpen naar een bestelbus. Zij waren op dat moment niet met een specifieke opdracht bezig, maar vanuit het bureau was aan hen gevraagd om extra te letten op de mogelijke verkoop van vuurwerk, aangezien oud en nieuw naderde. De verbalisanten zagen dat de bestelbus wegreed en zij besloten deze te volgen. De bestelbus werd voor een loods geparkeerd en de verbalisanten zagen dat een man een rolluik opende. Zodra deze man de verbalisanten zag, sloot hij het rolluik direct. De verbalisanten besloten hierop de bestuurder van de bestelbus aan te spreken en verzochten hem de laadruimte van de bestelbus te openen, zodat zij deze konden controleren in het kader van de WED. De bestuurder verklaarde dat dit niet mogelijk was, omdat zich een koelruimte in de laadruimte bevond en de laadruimte daarom afgesloten was. Vervolgens is het rijbewijs van de bestuurder gevorderd waarop deze heeft verklaard dat hij geen rijbewijs of ander legitimatiebewijs bij zich had waarmee hij zich kon legitimeren.
De rechtbank is van oordeel dat de verbalisanten in dit geval bevoegd waren om op grond van artikel 23 WED in het belang van de opsporing de laadruimte van de bestelbus te doorzoeken. Gelet op bovengenoemde omstandigheden waren er voldoende aanwijzingen dat mogelijk een economisch delict werd gepleegd. Dat verbalisant [verbalisant 1] in zijn verhoor bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat er geen aanwijzing was dat het Vuurwerkbesluit werd overtreden, doet hier niet aan af, aangezien het aan de rechtbank is om zelfstandig op dit verweer te beslissen. In samenhang gelezen met de rest van zijn verklaring en de verklaring van verbalisant [verbalisant 2] verstaat de rechtbank de zinssnede ‘er was geen aanwijzing dat het Vuurwerkbesluit werd overtreden’ aldus dat het voor [verbalisant 1] op dat moment nog niet vaststond dat het Vuurwerkbesluit daadwerkelijk was overtreden.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv.
Het medeplegen van het aanwezig hebben van 113,7 kilo hennep
Verdachte heeft verklaard dat hij door [medeverdachte 1] is gevraagd om op 30 december 2010 spullen van de ene locatie naar de andere locatie te brengen. Hij wist dat met spullen hennep werd bedoeld. In de bestelbus, waarvan verdachte de bestuurder was, is uiteindelijk 113,7 kilo (geoogste) hennep aangetroffen. Verdachte heeft tevens verklaard dat hij wist dat hennep in het bestelbusje zou worden geladen en dat er hennep in de gesealde zakken zat.
Gelet op het bovenstaande had verdachte wetenschap van de hennep en had hij de beschikkingsmacht hierover. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich dan ook schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van 113,7 kilo hennep.
De rechtbank is tevens van oordeel dat verdachte dit met een ander heeft gedaan. Hij heeft immers verklaard dat hij door [medeverdachte 1] was gevraagd te helpen en [medeverdachte 1] was de bijrijder in de bestelbus. Nu [medeverdachte 1] kennelijk ook de wetenschap van en de beschikkingsmacht over de hennep had, wordt verdachte als medepleger beschouwd.
Het medeplegen van een poging tot het vervoeren van 95,7 kilo hennep
In de loods is 95,7 kilo hennep aangetroffen, die reeds geknipt was en in gesealde zakken was verpakt. Verdachte was met de bestelbus op weg hiernaartoe. Het was immers zijn taak om de hennep van de ene locatie naar de andere te brengen. De rechtbank ziet zich nu voor de vraag gesteld hoe de handelingen van verdachte gekwalificeerd kunnen worden.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat geen sprake is geweest van een begin van uitvoering. Daarvan is sprake wanneer de gedragingen van een verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf. De raadsman van verdachte heeft hiertoe verwezen naar het Grenswisselkantoor-arrest van de Hoge Raad. Naar het oordeel van de rechtbank gaat deze vergelijking niet op. Verdachte heeft verklaard dat hem was gevraagd om de hennep van de ene locatie naar de andere te brengen. Hij wist dat er hennep in de loods lag. Verdachte moest in de loods wachten tot de hennep was geknipt, zodat hij deze daarna kon wegbrengen. Dat verdachte de 95,7 hennep uit de loods uiteindelijk niet vervoerd heeft, is slechts te wijten aan het feit dat de politie achter de bestelbus aanreed omdat zij deze wilde controleren in het kader van de WED. Het is dus slechts aan een buiten verdachte liggende oorzaak te wijten dat het niet tot een voltooid delict is gekomen. Bij het Grenswisselkantoor-arrest lag deze oorzaak wel binnen de invloedssfeer van de verdachten: zolang de verdachten, die een bank wilden overvallen, in de auto bleven zitten, gebeurde er niets en kon dus ook niet worden gezegd dat deze verdachten aan dit misdrijf een begin van uitvoering hadden gegeven.
De rechtbank merkt hierbij op dat zij ervan uitgaat dat sprake is geweest van één grote partij hennep van ongeveer 210 kilo. De 95,7 kilo hennep in de loods betrof henneptoppen die waren geknipt. Deze lagen klaar om te worden opgehaald door verdachte en naar een andere locatie te worden gebracht. De 113,7 kilo in de bestelbus betrof hennep die naar de loods werd gebracht om aldaar te worden geknipt. Nu verdachte heeft verklaard dat hij al vanaf ’s ochtends in de loods is geweest, hij kennelijk al is wegreden met de bestelbus en op de terugweg naar de loods wordt aangehouden door de politie, was al sprake van een begin van uitvoering.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte geprobeerd heeft 95,7 kilo hennep te vervoeren. Zij is tevens van oordeel dat hij dit met een ander heeft gedaan. [medeverdachte 1] was de bijrijder van de bestelbus en had verdachte gevraagd om die dag hennep van de ene naar de andere locatie te vervoeren. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking zodat verdachte als medepleger kan worden beschouwd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 30 december 2010 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad 113,7 kilogram hennep, aangetroffen in een motorvoertuig, merk Opel, bestelbus, met het kenteken [nummer 1] ,
en
op 30 december 2010 te Amsterdam ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk te vervoeren van 95,7 kilogram hennep, aangetroffen in een loods, tezamen met een medeverdachte in een vrachtauto naar die loods is toegereden, alwaar de 95,7 kilo hennep klaar lag om ingeladen te worden.

4.Het bewijs

De rechtbank zal de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.

5.De strafbaarheid van het feit en van verdachte

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een taakstraf van zestig uren gevorderd, met een vervangende hechtenis van dertig dagen.
6.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bepleit.
Subsidiair heeft hij een geldboete van € 200 voorgesteld met aftrek van het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben van 113,7 kilo hennep en een poging om met een ander 95,7 kilo hennep te vervoeren. Hierdoor heeft hij een bijdrage gehad aan de handel in en verspreiding van softdrugs.
Uit het dossier blijkt dat bij het indrogen van verse henneptoppen ongeveer 25% tot 30% van het oorspronkelijke gewicht overblijft. De rechtbank gaat op basis van ongeveer 210 kilo aangetroffen verse henneptoppen uit van een gewicht van 52 à 62 kilo. Dit is een fors gewicht waar blijkens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) een fikse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op staat.
Overschrijding van de redelijke termijn
Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen met een eindvonnis moet zijn afgerond. In deze zaak is verdachte op 31 december 2010 in verzekering gesteld. Die dag geldt als de dag waarop voornoemde termijn is aangevangen, omdat verdachte daaraan de verwachting heeft mogen ontlenen dat tegen hem terzake van enig strafbaar feit strafvervolging zou worden ingesteld. Dit betekent dat het vonnis voor 31 december 2012 had moeten worden uitgesproken. De zaak is op 27 maart 2013 voor het eerst bij de rechtbank aangebracht. De redelijke termijn is op dat moment met drie maanden overschreden. Op deze zitting is de zaak vervolgens op verzoek van de verdediging terugverwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van vijf getuigen. Deze zijn gehoord op 4 september 2013, 25 september 2013 en 4 december 2013. Naar het oordeel van de rechtbank had de zaak in principe in januari 2014 weer kunnen worden behandeld. De zaak is vervolgens op 4 juni 2014 weer bij de rechtbank aangebracht. De redelijke termijn is op dat moment met nog eens vijf maanden overschreden. Op deze zitting is de zaak opnieuw op verzoek van de verdediging terugverwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van twee getuigen. Deze zijn op 14 augustus 2014 gehoord.
Naar het oordeel van de rechtbank had de zaak in principe in september 2014 inhoudelijk kunnen worden behandeld en tot een eindvonnis kunnen leiden. Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken waarom het zo lang, tot 15 oktober 2018, heeft geduurd voordat de zaak opnieuw bij de rechtbank is aangebracht.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM), is overschreden met een periode van ruim vier jaar, wat niet te wijten is aan de ingewikkeldheid van de zaak of de invloed van de verdediging. Deze periode komt voor compensatie in de vorm van strafvermindering in aanmerking.
De rechtbank hanteert hierbij de geldende jurisprudentie van de Hoge Raad waaruit volgt dat bij een overschrijding van de redelijke termijn met zes tot twaalf maanden de straf met 10% dient te worden verminderd. Bij een overschrijding van de redelijke termijn met meer dan twaalf maanden, zoals in deze zaak, wordt naar bevind van zaken gehandeld.
Geen straf of maatregel
Gelet op de ondersteunende rol van verdachte in het geheel, namelijk als vervoerder van de hennep, en de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn, is de rechtbank van oordeel dat nu geen straf of maatregel meer aan verdachte kan worden opgelegd. De rechtbank zal daarom toepassing geven aan artikel 9a Sr.

7.Het beslag

Onder verdachte zijn de volgende goederen in beslag genomen:
34 STK Tachograafschijf (goednummer 3977431);
1 STK visitekaartje, ‘all safe miniopslag breda’ (goednummer 3977434);
Geld, 2 x 500 en 79 x 50, totaal 4950 (goednummer 3977421);
1 STK Kentekenbewijs, [nummer 2] (goednummer 3977398);
1 STK Kentekenbewijs, [nummer 2] , onv. R.t. komen (goednummer 3977402);
1 STK Kentekenbewijs, [nummer 2] , overschr (goednummer 3977405);
1 STK Verzekeringsbewijs, [nummer 2] (goednummer 3977406);
1 STK Keuringsbewijs, [nummer 2] (goednummer 3977407);
1 STK Bon, postkantoor kassa (goednummer 3977409);
1 STK Mes, HK p2000 zakmes (goednummer 3977412);
3 STK Papier, A4, o.a. ‘lijst frances’ (goednummer 3977413);
11 STK Landkaart (goednummer 3977414); en
Geld, 109 biljetten geen specificatie, totaal 2180 (goednummer 3978029).
Omdat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat de in beslag genomen goederen niet van hem zijn, beslist de rechtbank dat deze worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

8.8. Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het eerste cumulatief tenlastegelegde:
medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod; en
ten aanzien van het tweede cumulatief tenlastegelegde:
poging tot medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
34 STK Tachograafschijf (goednummer 3977431);
1 STK visitekaartje, ‘all safe miniopslag breda’ (goednummer 3977434);
Geld, 2 x 500 en 79 x 50, totaal 4950 (goednummer 3977421);
1 STK Kentekenbewijs, [nummer 2] (goednummer 3977398);
1 STK Kentekenbewijs, [nummer 2] , onv. R.t. komen (goednummer 3977402);
1 STK Kentekenbewijs, [nummer 2] , overschr (goednummer 3977405);
1 STK Verzekeringsbewijs, [nummer 2] (goednummer 3977406);
1 STK Keuringsbewijs, [nummer 2] (goednummer 3977407);
1 STK Bon, postkantoor kassa (goednummer 3977409);
1 STK Mes, HK p2000 zakmes (goednummer 3977412);
3 STK Papier, A4, o.a. ‘lijst frances’ (goednummer 3977413);
11 STK Landkaart (goednummer 3977414); en
Geld, 109 biljetten geen specificatie, totaal 2180 (goednummer 3978029).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en N. Saanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 oktober 2018.
Bijlage – de tenlastelegging
Aan verdachte [verdachte] is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 30 december 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval aanwezig heeft gehad 113,7 kilogram hennep (aangetroffen in een motorvoertuig, merk/type Opel, bestelbus, met het kenteken [nummer 1] ) en/of 95,7 kilogram hennep (aangetroffen in een loods), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
(Artikel 3 Opiumwet)
en/of
hij op of omstreeks 30 december 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk te telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of vervoeren, in elk geval aanwezig hebben, van 95,7 kilogram hennep (aangetroffen in een loods), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tezamen met een medeverdachte in een vrachtauto naar die loods is toegereden (alwaar de 95,7 kilo hennep klaar lag om ingeladen te worden);
(Artikel 3 Opiumwet jo. Artikel 45 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.HR 9 maart 1993, NJ 1993, 663.
2.HR 8 september 1987, NJ 1988, 612.