ECLI:NL:RBAMS:2018:7810

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2018
Publicatiedatum
1 november 2018
Zaaknummer
13/671146-10
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van bewerken en verwerken van hennep met toepassing van redelijke termijn overschrijding

Op 29 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van het bewerken en verwerken van 95,7 kilo hennep. De zaak is voortgekomen uit een controle op 30 december 2010, waarbij verbalisanten een bestelbus en een loods in Amsterdam inspecteerden. In de bestelbus werd 113,7 kilo hennep aangetroffen, terwijl in de loods 95,7 kilo hennep aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte niet verantwoordelijk was voor de hennep in de bestelbus, maar wel voor de hennep in de loods. De officier van justitie vorderde een taakstraf, terwijl de raadsman van verdachte pleitte voor strafvermindering op basis van een overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn met bijna vier jaar en negen maanden was overschreden, wat niet te wijten was aan de verdediging. Hierdoor werd besloten geen straf of maatregel op te leggen aan verdachte. De rechtbank verklaarde het bewezen dat verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk bewerken en/of verwerken van 95,7 kilo hennep, maar sprak hem vrij van de tenlastelegging met betrekking tot de 113,7 kilo hennep in de bestelbus.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/671146-10
Datum uitspraak: 29 oktober 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte ],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 maart 2013, 4 juni 2014 en 15 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. D.E. Wiersum, naar voren hebben gebracht.
De zaak tegen verdachte is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (13/671144-10) (hierna: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (13/671145-10) (hierna: [medeverdachte 2] ) .

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd en na wijziging ter terechtzitting van 4 juni 2014 – van beschuldigd dat hij op 30 december 2010 in Amsterdam met een ander of anderen 113,7 kilo hennep (aangetroffen in een Opel bestelbus met kenteken [nummer 1] ) en/of 95,7 kilo hennep (aangetroffen in een loods) heeft geteeld, bereid, bewerkt en/of verwerkt, in elk geval aanwezig heeft gehad.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die achter dit vonnis is gevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het deel van de tenlastelegging dat ziet op 113,7 kilo hennep die in de bestelbus is aangetroffen. Uit het dossier volgt onvoldoende dat hij daarover de beschikkingsmacht heeft gehad.
Wel vindt de officier van justitie bewezen dat verdachte kan worden veroordeeld voor het medeplegen van het aanwezig hebben van 95,7 kilo hennep die in de loods is aangetroffen. Zij heeft zich daartoe gebaseerd op het volgende:
  • uit de verklaringen van onder meer getuigen [getuige 1] en [getuige 2] volgt dat verdachte meer heeft gedaan dan alleen het vegen en opruimen, zoals hij zelf heeft verklaard;
  • wanneer de verbalisanten ter plaatse komen, is het verdachte die het rolluik direct sluit wanneer hij hen ziet. Dit duidt erop dat hij een coördinerende functie in het geheel had;
  • [medeverdachte 3] (inmiddels veroordeeld) was die dag ook aanwezig en had het pand ter beschikking gesteld. Samen met verdachte hebben zij de knipsters voorzien van eten en drinken en hebben zij de hennep afgevoerd. Door aldus te handelen is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
3.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat sprake is geweest van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De verbalisanten hebben een voertuig gecontroleerd op grond van artikel 23 Wet op de economische delicten (hierna: WED). Uit de Memorie van Antwoord en het arrest van de Hoge Raad van 9 maart 1993 [1] blijkt dat hiervoor aanwijzingen vereist zijn dat een economisch voorschrift niet wordt nageleefd. Nu verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat er geen aanwijzing was dat het Vuurwerkbesluit was overtreden, is sprake geweest van een vormverzuim. Om die reden dient strafvermindering te volgen.
Ten aanzien van het aanwezig hebben van 95,7 kilo hennep heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor het overige heeft hij vrijspraak bepleit. Verdachte had geen wetenschap van de aanwezigheid van 113,7 kilo hennep in de bestelbus. Er is geen sprake geweest van het telen van 95,7 kilo hennep en wat betreft het bereiden, bewerken en verwerken hiervan heeft verdachte geen handelingen verricht die hieruit bestaan. Hij is aanwezig geweest, maar van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking is geen sprake.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 30 december 2010 zagen verbalisanten tijdens een controle van een ander voertuig dat honderd meter verderop voorwerpen van een groot formaat in een witte Opel bestelbus werden geladen. Zij besloten achter de bestelbus aan te rijden en zagen dat deze werd geparkeerd voor een loods aan de [adres 1] in Amsterdam. Een kale man opende het rolluik van de loods, maar sloot dit direct toen hij de verbalisanten zag.
De bestuurder van de bestelbus was [medeverdachte 2] , de bijrijder was [medeverdachte 1] . De deur van de bestelbus werd geopend en verbalisant rook direct de geur van hennep. Later bleek dat er vier nylon tassen in de laadruimte lagen met in iedere tas vijf à zes gesealde zakken met hennep. Het totale gewicht hiervan was 113,7 kilo.
In de loods werd een grote partytent aangetroffen met daarin tien zakken hennepafval. Ook lagen er resten van hennepplanten op de grond. Verder werden in de loods dertien gesealde zakken met henneptoppen gevonden. Het totale gewicht hiervan was 95,7 kilo.
Tot slot werden negen personen in de loods aangetroffen, waaronder verdachte. Hij bleek de man te zijn die het rolluik van de loods had geopend en direct weer had gesloten. In eerste instantie hebben meerdere personen verklaard dat zij in de loods waren om een feest voor oud en nieuw te plannen, maar later hebben enkele personen verklaard dat zij daar waren om hennep te knippen.
3.3.2
Het oordeel van de rechtbank
Het 359a-verweer van de raadsman van verdachte
De rechtbank verwerpt het 359a-verweer van de raadsman van verdachte en overweegt daartoe als volgt.
Verbalisanten zagen dat er meerdere personen bezig waren met het overdragen van grote voorwerpen naar een bestelbus. Zij waren op dat moment niet met een specifieke opdracht bezig, maar vanuit het bureau was aan hen gevraagd om extra te letten op de mogelijke verkoop van vuurwerk aangezien oud en nieuw naderde. De verbalisanten zagen dat de bestelbus wegreed en zij besloten deze te volgen. De bestelbus werd voor een loods geparkeerd en de verbalisanten zagen dat een man een rolluik opende. Zodra deze man de verbalisanten zag, sloot hij het rolluik direct. De verbalisanten besloten hierop de bestuurder van de bestelbus aan te spreken en verzochten hem de laadruimte van de bestelbus te openen, zodat zij deze konden controleren in het kader van de WED. De bestuurder verklaarde dat dit niet mogelijk was, omdat zich een koelruimte in de laadruimte bevond en de laadruimte daarom afgesloten was. Vervolgens is het rijbewijs van de bestuurder gevorderd waarop deze heeft verklaard dat hij geen rijbewijs of ander legitimatiebewijs bij zich had waarmee hij zich kon legitimeren.
De rechtbank is van oordeel dat de verbalisanten in dit geval bevoegd waren om op grond van artikel 23 WED in het belang van de opsporing de laadruimte van de bestelbus te doorzoeken. Gelet op bovengenoemde omstandigheden waren er voldoende aanwijzingen dat mogelijk een economisch delict werd gepleegd. Dat verbalisant [verbalisant 1] in zijn verhoor bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat er geen aanwijzing was dat het Vuurwerkbesluit werd overtreden, doet hier niet aan af, aangezien het aan de rechtbank is om op dit verweer zelfstandig te beslissen. In samenhang gelezen met de rest van zijn verklaring en de verklaring van [verbalisant 2] verstaat de rechtbank de zinssnede ‘er was geen aanwijzing dat het Vuurwerkbesluit werd overtreden’ aldus dat het voor [verbalisant 1] op dat moment nog niet vaststond dat het Vuurwerkbesluit daadwerkelijk was overtreden.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv.
Gedeeltelijke vrijspraak
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op 113,7 kilo hennep. Uit de stukken blijkt onvoldoende dat verdachte, die zich in de loods bevond, wetenschap had van de aanwezigheid van deze hoeveelheid hennep in de bestelbus, noch dat deze hoeveelheid zich in de machtssfeer van verdachte heeft bevonden.
Het bewerken en verwerken van 95,7 kilo hennep
Ten aanzien van de 95,7 kilo hennep die is aangetroffen in de loods overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat hij was gevraagd om in de loods het afval op te vegen en op te ruimen. Hij heeft gezien dat er in de partytent hennep werd geknipt. Verdachte heeft niemand opgehaald om te knippen.
Op grond van het dossier dicht de rechtbank verdachte een grotere rol toe dan alleen vegen. [getuige 4] en [getuige 5] , twee knipsters, hebben verklaard dat ze werden opgehaald door een dikke man met een kaal hoofd, [verdachte ] , die ook in de loods was en eveneens bij de arrestatie was. [getuige 6] , een andere knipster, heeft voorts verklaard dat twee mannen in de tent aanwezig waren die hen eten en drinken gaven. De knipsters gooiden de toppen in een kartonnen doos en die werden door deze mannen weggehaald. Dit is bevestigd door [getuige 2] , een andere knipster. Een van de mannen zou [verdachte ] of [verdachte ] heten. Daarnaast heeft [getuige 1] verklaard dat een man genaamd [verdachte ] of [verdachte ] de contactpersoon van de loods was. Verdachte heeft zelf nog verklaard dat hij vanaf ’s ochtends in de loods aanwezig was.
In deze omstandigheden kan worden aangenomen dat de opzet van verdachte was gericht op het bewerken en/of verwerken van de hennep en dat hij daartoe tevens uitvoeringshandelingen heeft verricht. Nu hij dit samen met anderen heeft gedaan, is sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking. Verdachte heeft zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk bewerken en/of verwerken van 95,7 kilo hennep.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 30 december 2010 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft bewerkt en verwerkt 95,7 kilogram hennep, aangetroffen in een loods.

4.Het bewijs

De rechtbank zal de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.

5.De strafbaarheid van het feit en van verdachte

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een taakstraf van veertig uren gevorderd, met een vervangende hechtenis van twintig dagen.
6.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bepleit.
Subsidiair heeft hij een geldboete van € 200,- voorgesteld met aftrek van het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk bewerken en/of verwerken van 95,7 kilo hennep. Hierdoor heeft hij een bijdrage gehad aan de handel in en verspreiding van softdrugs.
Uit het dossier blijkt dat bij het indrogen van verse henneptoppen ongeveer 25% tot 30% van het oorspronkelijke gewicht overblijft. De rechtbank gaat op basis van ongeveer 96 kilo aangetroffen verse henneptoppen uit van een gewicht van 24 à 29 kilo. Dit is een fors gewicht waar blijkens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) een fikse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op staat.
Overschrijding van de redelijke termijn
Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen met een eindvonnis moet zijn afgerond. In deze zaak is verdachte op 31 december 2010 in verzekering gesteld. Die dag geldt als de dag waarop voornoemde termijn is aangevangen, omdat verdachte daaraan de verwachting heeft mogen ontlenen dat tegen hem terzake van enig strafbaar feit strafvervolging zou worden ingesteld. Dit betekent dat het vonnis voor 31 december 2012 had moeten worden uitgesproken. De zaak is op 27 maart 2013 voor het eerst bij de rechtbank aangebracht. De redelijke termijn is op dat moment met drie maanden overschreden. Op deze zitting is de zaak vervolgens op verzoek van de verdediging verwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van vijf getuigen. Deze zijn gehoord op 4 september 2013, 25 september 2013 en 4 december 2013. Naar het oordeel van de rechtbank had de zaak in principe in januari 2014 weer kunnen worden behandeld. De zaak is vervolgens op 4 juni 2014 weer bij de rechtbank aangebracht. De redelijke termijn is op dat moment met nog eens vijf maanden overschreden. Op deze zitting is de zaak op verzoek van de verdediging terugverwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van twee getuigen. Deze zijn op 14 augustus 2014 gehoord.
Naar het oordeel van de rechtbank had de zaak in principe in september 2014 inhoudelijk kunnen worden behandeld en tot een eindvonnis kunnen leiden. Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken waarom het zo lang, tot 15 oktober 2018, heeft geduurd voordat de zaak opnieuw bij de rechtbank is aangebracht.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM), is overschreden met een periode van bijna vier jaar en negen maanden, wat niet te wijten is aan de ingewikkeldheid van de zaak of de invloed van de verdediging. Deze periode komt voor compensatie in de vorm van strafvermindering in aanmerking.
De rechtbank hanteert hierbij de geldende jurisprudentie van de Hoge Raad waaruit blijkt dat bij een overschrijding van de redelijke termijn met zes tot twaalf maanden de straf met 10% dient te worden verminderd. Bij een overschrijding van de redelijke termijn met meer dan twaalf maanden, zoals in deze zaak, wordt naar bevind van zaken gehandeld.
Geen straf of maatregel
Gelet op de rol van verdachte in het geheel en de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn, is de rechtbank van oordeel dat er nu geen straf of maatregel meer aan verdachte kan worden opgelegd. De rechtbank zal daarom toepassing geven aan artikel 9a Sr.

7.Het beslag

Onder verdachte zijn de volgende goederen in beslag genomen:
Geld, 36 x 20 en 300 x 50, totaal 15.720 (goednummer 3977381);
1 STK Geldkist, uit kist ‘love choc2’ (goednummer 3977446);
1 STK Zaktelefoon, Nokia, in leefr (goednummer 3977451);
Geld, muntgeld, totaal 4,90 (goednummer 3977452);
1 STK Kentekenbewijs, deel1 [nummer 2] (goednummer 3977452);
1 STK Kentekenbewijs, tenaamst [nummer 2] (goednummer 3977454);
1 STK Sleutel, bij ken. tek. pap. (goednummer 3977456);
1 SET Papier, klsdbloken en vis. krtjes (goednummer 3977463);
1 STK Sleutelbos (goednummer 3977487);
1 STK Bon, makro kassa (goednummer 3977490);
1 STK Bon, gamma kassa (goednummer 3977491); en
1 STK Zaktelefoon, Samsung, in partytent (goednummer 3977495).
Omdat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat de in beslag genomen goederen niet van hem zijn, beslist de rechtbank dat deze worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van het opzettelijk overtreden van het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte ], daarvoor strafbaar.
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
Geld, 36 x 20 en 300 x 50, totaal 15.720 (goednummer 3977381);
1 STK Geldkist, uit kist ‘love choc2’ (goednummer 3977446);
1 STK Zaktelefoon, Nokia, in leefr (goednummer 3977451);
Geld, muntgeld, totaal 4,90 (goednummer 3977452);
1 STK Kentekenbewijs, deel1 [nummer 2] (goednummer 3977452);
1 STK Kentekenbewijs, tenaamst [nummer 2] (goednummer 3977454);
1 STK Sleutel, bij ken. tek. pap. (goednummer 3977456);
1 SET Papier, klsdbloken en vis. krtjes (goednummer 3977463);
1 STK Sleutelbos (goednummer 3977487);
1 STK Bon, makro kassa (goednummer 3977490);
1 STK Bon, gamma kassa (goednummer 3977491); en
1 STK Zaktelefoon, Samsung, in partytent (goednummer 3977495).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en N. Saanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 oktober 2018.
Bijlage – de tenlastelegging
Aan verdachte [verdachte ] is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 30 december 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval aanwezig heeft gehad 113,7 kilogram hennep (aangetroffen in een motorvoertuig, merk/type Opel, bestelbus, met het kenteken [nummer 1] ) en/of 95,7 kilogram hennep (aangetroffen in een loods), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
(Artikel 3 Opiumwet)

Voetnoten

1.HR 9 maart 1993, NJ 1993, 663.