ECLI:NL:RBAMS:2018:7806

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2018
Publicatiedatum
1 november 2018
Zaaknummer
13/706206-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan hennepkwekerij en overschrijding van de redelijke termijn

Op 29 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een hennepkwekerij. De zaak betreft een periode van hennepteelt van 1 december 2012 tot en met 5 april 2013, waarbij de verdachte samen met anderen 1089 hennepplanten zou hebben geteeld. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 15 oktober 2018 gehouden, waar de officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, de vordering heeft gedaan en de verdachte bijgestaan werd door zijn raadsvrouw, mr. C.M.H. van Vliet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet direct betrokken was bij de hennepteelt, maar wel medeplichtig was door het lenen van een auto en het knippen van henneptoppen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte onvoldoende bewijs heeft geleverd voor het primair tenlastegelegde, maar wel voor het subsidiair tenlastegelegde. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat heeft geleid tot een beslissing om geen straf of maatregel op te leggen, conform artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde en het subsidiair tenlastegelegde bewezen verklaard, met de conclusie dat de verdachte medeplichtig is aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/706206-13
Datum uitspraak: 29 oktober 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.M.H. van Vliet, naar voren hebben gebracht.
De zaak tegen verdachte is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (13/701705-13) (hierna: [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 2] (13/706205-13) (hierna: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] (13/706690-14).

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd en na wijziging ter terechtzitting van 15 oktober 2018 – van beschuldigd dat hij in de periode van 1 december 2012 tot en met 5 april 2013 in Amsterdam met een ander of anderen 1089 hennepplanten heeft geteeld, bereid, bewerkt en/of verwerkt, in elk geval aanwezig heeft gehad, in een pand gelegen aan [adres 2] .
Subsidiair wordt verdachte verweten dat hij medeplichtig is geweest aan het bovenstaande door
  • personen van potgrond en/of één of meer tijdschakelaars te voorzien;
  • één of meerdere personen te vragen om hennep te bewerken;
  • een auto/busje te lenen/verhuren voor het vervoer van en naar het pand gelegen aan [adres 2] en/of voor het vervoer van hennep; en
  • henneptoppen te knippen.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die achter dit vonnis is gevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat enkel het subsidiair tenlastegelegde kan worden bewezen, en dan meer specifiek de gedachtestreepjes die zien op het lenen/huren van een auto/busje en het knippen van de henneptoppen. Verbalisanten kwamen naar aanleiding van een melding ter plaatse en zagen verdachte en [medeverdachte 2] de trap af komen lopen. Zij waren beiden bezweet en verbalisanten roken een gigantische wietlucht. Tevens is het tijdsbestek tussen de aanleiding van de melding – het arriveren van een busje en het uitladen van goederen – en het ter plaatse arriveren van verbalisanten ongeveer een half uur. Gecombineerd met de constatering dat verdachte bezweet was, kan het niet zo zijn dat hij nog niet bezig was geweest met het knippen van henneptoppen. Bovenal zijn er goederen in de auto waarin verdachte reed aangetroffen die ook in het pand zijn aangetroffen, zoals potgrond en een tijdschakelaar.
Alles tezamen en in onderlinge samenhang bezien, is de verklaring van verdachte dat hij nog niets had gedaan ongeloofwaardig, aldus de officier van justitie. Voor haar overtuiging speelt bovendien mee dat verdachte van bovenaf naar beneden komt lopen en niet op de benedenverdieping wordt aangetroffen.
3.2
Het standpunt van de raadsvrouw van verdachte
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte is aangehouden voordat hij de kweekruimte heeft betreden. Er kan dus geen sprake zijn van het bijdragen aan de totstandkoming van een misdrijf, want verdachte heeft niet daadwerkelijk hulp kunnen bieden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 5 april 2013 kregen verbalisanten de melding te gaan naar [adres 2] te Amsterdam. Er zou een bestelbus voor het appartementencomplex geparkeerd staan en drie mannen zouden goederen vanuit deze bus naar binnen aan het brengen zijn. De goederen zouden lijken op spullen die nodig zijn bij een hennepkwekerij. Ter plaatse werden verbalisanten aangesproken door [persoon 1] , bewoonster van de woning onder perceelnummer [nummer] . Zij verklaarde dat zij al weken busjes heen en weer zag rijden, boor- en timmergeluiden hoorde en geregeld de geur van wiet rook. Zij vermoedde dan ook dat in het pand een hennepkwekerij aanwezig was. De verbalisanten liepen het complex in en zagen in het gemeenschappelijke portiek twee mannen de trap aflopen. Zij gedroegen zich zenuwachtig en waren bezweet. Tevens roken verbalisanten een indringende henneplucht. De mannen zijn aangehouden; zij bleken verdachte en [medeverdachte 2] te zijn.
Verbalisant [verbalisant 1] is naar de tweede verdieping gelopen om bij perceelnummer [nummer] te kijken. Zij zag niets verdachts en is verder gelopen naar de derde verdieping. Op de trap kwam een man haar tegemoet lopen. Verbalisant rook opnieuw de geur van hennep. Ook deze man is aangehouden; hij bleek [medeverdachte 1] te zijn. Na fouillering werd er bij [medeverdachte 1] onder meer een sleutelbos aangetroffen. Met een van de sleutels van deze bos is de voordeur van perceelnummer [nummer] geopend. Binnen werden onder meer blauwkleurige en groenkleurige tonnen en een groot waterbassin aangetroffen. Er bleek een hennepkwekerij te zijn die bestond uit 1089 hennepplanten.
In de fouillering van verdachte werd een sleutel aangetroffen die paste op een Opel Combo, kenteken [kenteken] . Dit voertuig stond geparkeerd ter hoogte van perceelnummer [nummer] . De auto werd onderzocht en in de laadruimte werden onder meer een ton, een zak tuingrond in een vuilniszak en een stroomschakelaar aangetroffen.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij door [medeverdachte 1] is gevraagd om te helpen met knippen. Hij zou daarmee € 150,- verdienen. Hij is niet in het pand geweest; hij liep naar beneden met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en toen kwam de politie. Verdachte is naar het pand gekomen met de witte Opel. Deze had hij geleend van [persoon 2] uit [plaats].
3.3.2
Het oordeel van de rechtbank over het primair tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het telen, bereiden, bewerken en/of verwerken van 1089 hennepplanten, het primair tenlastegelegde. Hij zal daarvan worden vrijgesproken.
3.3.3
Het oordeel van de rechtbank over het subsidiair tenlastegelegde
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt. Om tot een bewezenverklaring te komen van medeplichtigheid aan het opzettelijk plegen van een misdrijf, is vereist dat niet alleen bewezen wordt dat de opzet van verdachte gericht was op het bevorderen dan wel vergemakkelijken van dat misdrijf in de zin van artikel 48 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), maar ook dat zijn opzet – al dan niet in voorwaardelijke vorm – gericht was op het door die derde gepleegde misdrijf, in deze zaak hennepteelt. In dit verband wordt ook wel gesproken van ‘dubbel opzet’.
Het knippen van henneptoppen
Verdachte heeft verklaard dat hij niet in het pand [adres 2] is geweest, waar de hennepkwekerij is aangetroffen, en geen henneptoppen heeft geknipt. Deze verklaring acht de rechtbank niet geloofwaardig. Verdachte is, samen met [medeverdachte 2] , aangehouden terwijl hij de trap afkwam. Hij was bezweet en verbalisanten roken de indringende geur van hennep. Verbalisant [verbalisant 2] heeft, bij het openen van de deur van perceelnummer [nummer] , een grote stapel geruimde planten zien liggen, die even tevoren waren afgesneden. Getuige [getuige] , die boven perceelnummer [nummer] woont, heeft verklaard dat hij omstreeks 04.30 uur wakker werd, naar het toilet ging en een bestelbus met de opdruk ‘ [autoverhuurbedrijf] ’ zag, die voor de ingang van het gebouw geparkeerd stond. Kort hierop zag hij een witte Caddy komen aanrijden. De rechtbank gaat ervan uit dat [getuige] doelt op de auto waarmee verdachte naar het appartementencomplex is gekomen, een witte Opel Combo. Volgens verdachte is [medeverdachte 1] namelijk met de bestelbus met de opdruk ‘ [autoverhuurbedrijf] ’ gekomen. Verbalisanten zijn omstreeks 05.00 uur gearriveerd bij het appartementencomplex.
Alles tezamen en in onderlinge samenhang bezien, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte zo’n twintig minuten eerder begonnen was met het knippen van de henneptoppen en dat om die reden de verbalisanten een indringende wietlucht om hem heen roken.
Het lenen/huren van de voertuigen
Verdachte heeft verklaard dat hij de witte Opel Combo, waarmee hij naar het appartementencomplex is gekomen, geleend heeft van [persoon 2] uit [plaats]. Dit blijkt [persoon 2] (hierna: [persoon 2] ) te zijn. [persoon 2] heeft verklaard dat hij zijn auto heeft uitgeleend aan verdachte, omdat hij, verdachte, de auto nodig had om iemand te helpen verhuizen of om spullen weg te brengen. [persoon 2] heeft zijn spullen uit de auto gehaald voordat hij deze meegaf aan verdachte. Hij heeft verklaard niet te weten van wie de tuingrond en de stroomschakelaar waren. Verdachte had hem ook nog gevraagd een bus te huren bij [autoverhuurbedrijf] Autoverhuur, omdat [persoon 2] via een pasje van zijn werk korting kon krijgen bij autohuur. [persoon 2] heeft voor verdachte het [autoverhuurbedrijf] -busje gehuurd.
Toen verbalisanten bij het appartementencomplex aankwamen, is de deur van de bestelbus met de opdruk ‘ [autoverhuurbedrijf] ’ geopend. Verbalisant [verbalisant 1] rook de haar ambtshalve bekende geur van hennep. De laadruimte was leeg, maar ook deze rook naar hennep. Na de aanhouding van verdachte is de witte Opel Combo, waarin verdachte reed, onderzocht. In de laadruimte hiervan werden onder meer een ton, een zak tuingrond in een vuilniszak en een stroomschakelaar aangetroffen.
Verdachte heeft mitsdien samen met [medeverdachte 1] een organiserende rol gehad, door in de hennepplantage henneptoppen te knippen teneinde te oogsten alsmede door twee busjes te lenen voor het vervoer van de geoogste planten van de hennepplantage.
Conclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte door het huren/lenen van de [autoverhuurbedrijf] -bestelbus en de Opel Combo en door het knippen en oogsten van henneptoppen, zowel opzet heeft gehad op zijn medeplichtigheid als opzet op het gronddelict, te weten hennepteelt. Verdachte wist niet alleen van de hennepplantage maar werkte mee aan het vervoer en het oogsten. Verdachte is dus medeplichtig geweest aan het, samen met [medeverdachte 1] en diens vermeende opdrachtgever, aanwezig hebben van 1089 hennepplanten.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat een of meer personen in de periode van 1 december 2012 tot en met 5 april 2013 te Amsterdam met elkaar opzettelijk aanwezig hebben gehad in een pand gelegen aan [adres 2] een hoeveelheid van 1089 hennepplanten, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 5 april 2013 te Amsterdam opzettelijk middelen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- een auto te lenen en een busje te huren voor het vervoer van en naar voornoemd pand en voor het vervoer van de henneptoppen; en
- het knippen van de henneptoppen.

4.Het bewijs

De rechtbank zal de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.

5.De strafbaarheid van het feit en van verdachte

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) gevorderd. Dit betekent dat geen straf of maatregel moet volgen.
6.2
Het standpunt van de raadsvrouw van verdachte
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit, waardoor geen straf of maatregel moet volgen.
Subsidiair heeft zij de rechtbank verzocht rekening te houden met de rol van verdachte en de enorme overschrijding van de redelijke termijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is medeplichtig geweest aan het aanwezig hebben 1089 hennepplanten. Hij heeft hiertoe henneptoppen geknipt en een auto geleend en een busje gehuurd om onder meer de henneptoppen te vervoeren. Hoewel verdachte een geringe rol had in de aangetroffen hennepkwekerij heeft hij een bijdrage geleverd aan de handel in en verspreiding van softdrugs.
Overschrijding van de redelijke termijn
Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen met een eindvonnis moet zijn afgerond. In deze zaak is verdachte op 5 april 2013 in verzekering gesteld. Die dag geldt als de dag waarop voornoemde termijn is aangevangen, omdat verdachte daaraan de verwachting heeft mogen ontlenen dat tegen hem terzake van enig strafbaar feit strafvervolging zou worden ingesteld. Dit betekent dat het vonnis voor 5 april 2015 had moeten worden uitgesproken. De zaak is op 15 oktober 2018 bij de rechtbank aangebracht.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM), is overschreden. De totale tijd tussen de aanhouding van verdachte en het eindvonnis in deze zaak is een periode van ruim drie en een half jaar, wat niet te wijten is aan de ingewikkeldheid van de zaak of de invloed van de verdediging. Deze periode komt voor compensatie in de vorm van strafvermindering in aanmerking.
De rechtbank hanteert hierbij de geldende jurisprudentie van de Hoge Raad waaruit volgt dat bij een overschrijding van de redelijke termijn met zes tot twaalf maanden de straf met 10% dient te worden verminderd. Bij een overschrijding van de redelijke termijn met meer dan twaalf maanden, zoals in deze zaak, wordt naar bevind van zaken gehandeld.
Geen straf of maatregel
Gelet op de relatief geringe rol van verdachte in het geheel en de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn, is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat geen straf of maatregel meer aan verdachte moet worden opgelegd en dat daarom artikel 9a Sr wordt toegepast.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is vermeld.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en N. Saanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 oktober 2018.
[...]