ECLI:NL:RBAMS:2018:7803

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2018
Publicatiedatum
1 november 2018
Zaaknummer
C/13/18/340-F
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring verzet tegen faillissement Slotervaartziekenhuis

Op 1 november 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak betreffende het faillissement van het Slotervaartziekenhuis. De rechtbank heeft het verzet van de opposanten, die allen als arts in dienst waren van het ziekenhuis, ongegrond verklaard. De opposanten hadden verzet aangetekend tegen de faillietverklaring van het Slotervaartziekenhuis, die op 25 oktober 2018 was uitgesproken. Zij stelden dat het ziekenhuis niet in de toestand verkeerde dat het had opgehouden te betalen en dat er maatschappelijke belangen waren die meegewogen dienden te worden in de beoordeling van het faillissement.

De rechtbank oordeelde dat het verzet tijdig was ingesteld, maar dat de financiële situatie van het Slotervaartziekenhuis onbetwist was. De curatoren hadden tijdens de zitting toegelicht dat het ziekenhuis geen inkomsten meer had en dat de continuïteit van de zorg niet kon worden gewaarborgd. De rechtbank concludeerde dat het ziekenhuis in de toestand verkeerde dat het had opgehouden te betalen, en dat de belangen van de schuldeisers en de maatschappelijke gevolgen van het faillissement niet konden afdoen aan de juridische criteria die in de Faillissementswet zijn vastgelegd.

Uiteindelijk leidde dit alles tot de beslissing van de rechtbank om het verzet ongegrond te verklaren. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de Faillissementswet en de beperkte ruimte voor de rechtbank om rekening te houden met andere belangen dan die van de schuldeisers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
faillissementsnummer: C/13/18/340-F
vonnis 1 november 2018
Op 28 oktober 2018 is ter griffie van deze rechtbank ingekomen een verzoekschrift met rekestnummer 656344 FA RK 18.1948, van
[opposant 1] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 2] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 3] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 4] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 5] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 6] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 7] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 8] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 9] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 10] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 11] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 12] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 13] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 14] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 15] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 16] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 17] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 18] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 19] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 20] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 21] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 22] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 23] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 24] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 25] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 26] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 27] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 28] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 29] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 30] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 31] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 32] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 33] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 34] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 35] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 36] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 37] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 38] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 39] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 40] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 41] , wonende te [woonplaats] ,
[opposant 42] , wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: opposanten,
advocaat mr. C. Ravesteijn,
strekkende tot vernietiging van het vonnis van deze rechtbank van 25 oktober 2018, waarbij de bij beschikking van 23 oktober 2018 aan
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SLOTERVAARTZIEKENHUIS B.V.,
statutair gevestigd te Amsterdam ,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer] ,
vestigingsadres: [vestigingsadres] ,
hierna te noemen: het Slotervaartziekenhuis,
voorlopig verleende surseance van betaling is ingetrokken en het Slotervaartziekenhuis in staat van faillissement is verklaard.

1.Procesverloop

1.1.
Opposanten hebben hun verzetschrift bij faxbericht van 28 oktober 2018 ter griffie ingediend. Het verzet is behandeld ter zitting van 31 oktober 2018. Ter zitting zijn verschenen:
  • opposanten [opposant 17] , [opposant 19] , [opposant 20] , [opposant 22] , [opposant 23] , [opposant 25] en [opposant 29] en hun advocaat,
  • mr. M.R. van Zanten en mr. M.N. de Groot, curatoren, vergezeld door
  • [naam 2] , bestuurder van het Slotervaartziekenhuis.
1.2.
Ter terechtzitting heeft de advocaat van opposanten een nadere toelichting op het verzet gegeven, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van een pleitnotitie. [opposant 29] en
[opposant 22] hebben het woord gevoerd. De curatoren, de boedelaccountant en [naam 2] hebben eveneens een mondelinge toelichting gegeven. De rechtbank heeft vonnis bepaald op heden.

2.De grondslag van het verzoek

2.1.
Opposanten leggen aan hun verzoek tot vernietiging van het vonnis van faillietverklaring ten grondslag dat het Slotervaartziekenhuis niet in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. Verder stellen zij zich op het standpunt dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een toestand van hebben opgehouden te betalen, naast de belangen van de gezamenlijke schuldeisers óók belangen van maatschappelijke aard die gepaard gaan met het faillissement van een ziekenhuis dienen te worden mee gewogen. Opposanten stellen ten slotte dat de eigenaren en de directie van het Slotervaartziekenhuis met het surseanceverzoek en het verzoek om intrekking daarvan alsmede omzetting in faillissement, misbruik hebben gemaakt van hun bevoegdheid.

3.De beoordeling van het verzoek

3.1.
Op grond van artikel 10 lid 1 Faillissementswet (Fw) heeft elke schuldeiser en elke belanghebbende recht van verzet tegen de faillietverklaring gedurende acht dagen na de uitspraak. Het verzet is op 28 oktober 2018 tijdig ingesteld, te weten drie dagen na de uitspraak. Opposanten waren allen als arts in dienst van het Slotervaartziekenhuis en zijn daarom belanghebbenden. Zij zijn dan ook ontvankelijk in hun verzet.
3.2.
Ingevolge artikel 242 lid 1 sub 5 Fw kan een surseance van betaling worden ingetrokken en kan de schuldenaar tegelijkertijd, indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, in staat van faillissement worden verklaard. Dat is bij vonnis van
25 oktober 2018 gebeurd. Hiertegen hebben opposanten verzet ingesteld. Aan de orde is dan ook de vraag of het Slotervaartziekenhuis op dit moment ingevolge artikel 1 Fw in de toestand verkeert van hebben opgehouden te betalen.
3.3.
De curatoren hebben ter zitting een toelichting gegeven op de financiële positie van het Slotervaartziekenhuis zoals zij die (toen nog in hun functie van bewindvoerders) aantroffen na het uitspreken van de surseance van betaling. Uit deze toelichting, die onweersproken is gebleven, blijkt het volgende.
3.4.
Enkele dagen voordat surseance van betaling werd aangevraagd, hebben de zorgverzekeraars het besluit genomen om het Slotervaartziekenhuis niet langer op basis van bevoorschotting te financieren en verklaard dat zij de uitstaande facturen in het vervolg gaan verrekenen met de in de afgelopen jaren te veel uitgekeerde voorschotten. Het gevolg daarvan was dat het ziekenhuis geen bron van inkomsten meer had, hetgeen naar verwachting twee maanden zou gaan duren. Het Slotervaartziekenhuis voorzag dan ook op dat moment dat zij haar lopende verplichtingen, waaronder het betalen van salarissen van werknemers, niet langer zou kunnen voldoen. Daarnaast had het ziekenhuis reeds te maken met een aanzienlijke crediteurenlast van zowel concurrente schuldeisers als de belastingdienst en waren verschillende leveranciers daarom al gestopt met het leveren van producten. Geconstateerd werd dat op dat moment niet het vooruitzicht bestond dat het Slotervaartziekenhuis na verloop van tijd haar schuldeisers zou kunnen voldoen en dat de continuïteit van het ziekenhuis niet kon worden gewaarborgd. De geschetste financiële situatie is sinds het verlenen van de surseance van betaling niet – in positieve zin - veranderd.
3.5.
Uit de hiervoor geschetste financiële situatie kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat het Slotervaartziekenhuis op dit moment in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. Onbetwist is immers gebleven dat zij thans niet langer in staat is om de lopende kosten te betalen, terwijl zij al een aanzienlijke schuldenpositie heeft. Dat de faillietverklaring ernstige gevolgen heeft voor betrokkenen en heeft geleid tot grote maatschappelijke onrust, maakt het oordeel over de financiële toestand van het ziekenhuis niet anders. De bevoegdheid van de rechtbank reikt in deze niet verder dan toetsing aan de Faillissementswet, die voor een ruimere beoordeling dan aan de financiële toestand van de schuldenaar geen ruimte biedt. Of sprake is van misbruik van bevoegdheid door de directie en de eigenaren van het Slotervaartziekenhuis, zoals opposanten tot slot nog hebben gesteld, kan – daargelaten dat opposanten deze stelling onvoldoende hebben toegelicht - bij de beoordeling van de financiële toestand evenmin worden betrokken.
3.6.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verzet ongegrond zal worden verklaard.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het verzet ongegrond.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum, voorzitter, en mrs. P. Vrugt en
M. Timmerman, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2018.