4.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1: in/uit de Gemeenschap brengen van 10.440 gram neushoornhoorn
De rechtbank acht – met de officier van justitie en anders dan de raadsman – bewezen dat verdachte zich op 16 december 2017 schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk in en buiten de Gemeenschap brengen van 10.440 gram neushoornhoorn.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 16 december 2017 vanuit Johannesburg (Zuid-Afrika) naar Nederland is gevlogen. Tijdens een controle door de Douane in de bagagekelder te Schiphol is een doos aangetroffen voorzien van een claimtag van vlucht KL895 naar Shanghai op naam van verdachte. In de doos worden vijf neushoornhoorns aangetroffen en een aantal goederen die van neushoornhoorn zijn gemaakt.
Voor het inchecken van ruimbagage is vereist dat een passagier persoonlijk zijn vliegticket en paspoort bij de incheckbalie toont. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het verdachte is geweest die de doos heeft ingecheckt om te vervoeren naar Amsterdam/Shanghai.
De omstandigheid dat er geen dactyloscopisch onderzoek is gedaan en dat daarom niet is vastgesteld of er vingerafdrukken van verdachte op de doos, de verpakking of de neushoornhoorns zaten, maakt dit oordeel niet anders. Immers, verdachte kan de doos ook hebben ingecheckt op zodanige wijze dat hij geen vingersporen daarop of daarin aanbracht, bijvoorbeeld door het gebruik van handschoenen.
Ook het standpunt van de verdediging dat een ontlastende omstandigheid is dat er bij verdachte geen bewijs van afgifte van bagage is aangetroffen moet worden verworpen. Dat verdachte dat bewijs niet in zijn bezit heeft, betekent immers niet dat hij dat nooit heeft ontvangen, omdat hij dat kan hebben weggegooid.
Verdachte wordt op het moment dat hij zich meldt voor zijn transfervlucht naar Shanghai aangehouden en heeft vervolgens op meerdere momenten een verklaring afgelegd.
Verdachte verklaart onder andere dat hij niets weet van de aangetroffen doos, dat hij drie jaar in Zuid-Afrika heeft gewoond en gewerkt en dat hij vanwege een ontmoeting met een vrouw uit Nederland naar Amsterdam is gevlogen. Op concrete vragen waar verdachte in Zuid-Afrika heeft gewoond en gewerkt en hoe zijn ontmoeting in Nederland zou verlopen, geeft hij wisselende antwoorden of geeft hij aan dat niet te weten. Daarbij valt in het bijzonder op dat verdachte na drie jaar te hebben gewoond in Zuid-Afrika niet zijn exacte woon- en werklocatie kon opgeven en hij ook aanvankelijk niet wist wat de munteenheid van Zuid-Afrika is. Over zijn ontmoeting met een Nederlandse vrouw tijdens zijn transfer op Schiphol verklaart verdachte eerst dat hij Amsterdam in zou gaan, en later dat de ontmoeting op Schiphol zou plaatsvinden. Dit terwijl verdachte later ook zegt dat de vrouw op dezelfde vlucht als verdachte richting Shanghai zou vliegen.
Gelet op de wisselende inhoud van de verklaringen van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte op cruciale onderdelen niet aannemelijk is.
Dit, in samenhang bezien met het aantreffen van de doos die door verdachte moet zijn ingecheckt, met daarin (goederen van) neushoornhoorns, is voldoende bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde feit.
Hoewel de rechtbank op basis van het voorgaande en het dossier niet met zekerheid kan vaststellen dat verdachte daadwerkelijk wist dat er neushoornhoorns en daarvan vervaardigde goederen in de doos hebben gezeten, is de rechtbank van oordeel, zoals reeds hiervoor overwogen, dat het niet anders kan zijn dat verdachte de doos heeft ingecheckte en hij daarmee bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de inhoud van de doos goederen zou bevatten die verboden waren of voor criminele doeleinden waren bestemd. Daarmee heeft verdachte voorwaardelijk opzet gehad op het in de Europese Gemeenschap brengen en – gelet op zijn doorvlucht naar Shanghai – uit de Europese Gemeenschap brengen van de aangetroffen doos met daarin (goederen gemaakt van) neushoornhoorns.
Feit 2: voorhanden hebben en gebruik maken van een vervalst paspoort
De rechtbank acht – met de officier van justitie en anders dan de raadsman – bewezen dat verdachte zich op 16 december 2017 schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben en gebruik maken van een vervalst paspoort.
Verdachte heeft een op zijn naam gesteld Chinees paspoort aan de Nederlandse autoriteiten getoond. Door de ECID is vastgesteld dat het Chinese paspoort een origineel nationaal paspoort van China betrof, maar dat het paspoort is vervalst doordat er een vals visum van Zuid-Afrika in is aangebracht en er een eerder aangebracht visum is verwijderd.
Verdachte heeft verklaard dat hij het in zijn paspoort aangebracht visum heeft geregeld via een bemiddelingsbureau en daarvoor 20.000 Rand heeft betaald. Dit is omgerekend ruim 1.300 euro. Verdachte heeft eveneens verklaard dat hij wist dat hij daarvoor bij [naam] moest zijn. Haar reputatie was dat zij eerder een vals visum had geregeld voor iemand.
Gelet op het zeer hoge bedrag dat voor het visum moest worden betaald en de wetenschap bij verdachte dat het visum werd geregeld door een persoon waarover hij verklaart dat zij eerder een vals visum heeft gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het in zijn paspoort aangebrachte visum voor Zuid-Afrika vals was en hij daardoor een vervalst Chinese paspoort voorhanden heeft gehad.
Feit 3: voorhanden hebben van valse visa
De rechtbank acht – met de officier van justitie en anders dan de raadsman – bewezen dat verdachte zich op 16 december 2017 schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van 450 valse visa.
De handbagage van verdachte is – nadat hij was aangehouden voor de verdenking van het vervoeren van neushoornhoorn – doorzocht en daarin werd een doos aangetroffen met daarin vermoedelijk 450 blanco valse visa. Door de ECID is vervolgens vastgesteld dat het ook daadwerkelijk nabootsingen van een origineel visum van Zuid-Afrika betreft en alle 450 exemplaren vals zijn.
Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat de doos in zijn handbagage zat, maar dat hij niet wist dat het om valse visa ging. De doos zou hij op verzoek van zijn collega [collega] uit Zuid-Afrika hebben meegenomen. Als hij in China zou zijn aangekomen, moest hij een telefoonnummer bellen dat op de doos stond, zodat de doos bij de juiste persoon terecht zou komen. Verdachte was in de veronderstelling dat de doos was gevuld met kopieën van computerpapieren.
Op grond hiervan kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat hij de doos in zijn handbagage vervoerde en hij onvoldoende onderzoek en navraag heeft gedaan over wat precies de inhoud van de doos was.
Nu in het paspoort van verdachte ook een vals visum van Zuid-Afrika is aangetroffen, is weinig aannemelijk dat verdachte niet zou weten dat de door hem vervoerde doos valse visa bevatte. Nu verdachte, zonder daartoe nader onderzoek te hebben gedaan, voor een onbekende persoon bestemde papieren heeft vervoerd, heeft verdachte bewust de aanmerkelijk kans aanvaard dat de papieren in de doos die hij in zijn handbagage had vals waren.
Het verweer dat de 450 blanco valse visa van Zuid-Afrika nog niet waren voorzien van persoons- en afgiftegegevens en daarmee nog niet bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, wordt verworpen. Daartoe is redengevend dat vereist is dat het geschrift uit zijn aard tot bewijsstuk bestemd moet zijn, en er in het maatschappelijke verkeer betekenis voor het bewijs van enig feit aan wordt toegekend. Aan deze criteria is voldaan omdat de blanco valse visa die in de handbagage van verdachte zijn aangetroffen door de toekomstige gebruikers eenvoudig met pen konden worden ingevuld en daarmee direct bestemd waren om als echt en onvervalst te gebruiken om en als tijdelijke verblijfstitel voor Zuid-Afrika te fungeren.