In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee eisers en een gedaagde over de levering van een garagebox. De eisers, die eigenaar zijn van een woning, vorderden dat de gedaagde, samen met zijn partner eigenaar van de garagebox, zou meewerken aan de overdracht van zijn aandeel in de garagebox. De eisers stelden dat er een koopovereenkomst was gesloten voor de garagebox voor een bedrag van € 125.000,00, maar de gedaagde betwistte dit. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen koopovereenkomst tot stand is gekomen voor de helft van de garagebox, omdat de communicatie tussen partijen niet voldoende bewijs bood voor de claim van de eisers. De rechtbank oordeelde dat de eisers niet konden aantonen dat er een overeenkomst was voor de overdracht van alleen het aandeel van de gedaagde in de garagebox. De vorderingen van de eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 1.981,00 werden begroot. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet in hun recht stonden en dat er geen grondslag was voor de gevorderde medewerking aan de overdracht van de garagebox.