ECLI:NL:RBAMS:2018:7755

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2018
Publicatiedatum
31 oktober 2018
Zaaknummer
C/13/642502 / HA ZA 18-107
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot levering van een garagebox na geschil over koopovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee eisers en een gedaagde over de levering van een garagebox. De eisers, die eigenaar zijn van een woning, vorderden dat de gedaagde, samen met zijn partner eigenaar van de garagebox, zou meewerken aan de overdracht van zijn aandeel in de garagebox. De eisers stelden dat er een koopovereenkomst was gesloten voor de garagebox voor een bedrag van € 125.000,00, maar de gedaagde betwistte dit. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen koopovereenkomst tot stand is gekomen voor de helft van de garagebox, omdat de communicatie tussen partijen niet voldoende bewijs bood voor de claim van de eisers. De rechtbank oordeelde dat de eisers niet konden aantonen dat er een overeenkomst was voor de overdracht van alleen het aandeel van de gedaagde in de garagebox. De vorderingen van de eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 1.981,00 werden begroot. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet in hun recht stonden en dat er geen grondslag was voor de gevorderde medewerking aan de overdracht van de garagebox.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/642502 / HA ZA 18-107
Vonnis van 31 oktober 2018
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. L.F.M. Meles te Haarlem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 januari 2018 met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • het tussenvonnis van 20 juni 2018, waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
  • het proces-verbaal van de comparitie van 19 september 2018 met de daarin vermelde (proces)stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] is eigenaar van een woning aan de [adres] (hierna: de woning). Onder de woning bevindt zich een garagebox met huisnummer [huisnummer] (kadastraal bekend als [kadastergegevens] ) (hierna: de garagebox).
2.2.
[gedaagde] is samen met mevrouw [naam] (hierna: [naam] ) eigenaar van de garagebox. Zij verhuren de garagebox aan een derde.
2.3.
Partijen hebben overleg gehad over de verkoop van de garagebox aan [eisers]
heeft per WhatsApp aan [gedaagde] , voor zover van belang, geschreven:
“(…) Hi [gedaagde] ,
Hierbij mijn email adres: (…)
Koop garage [adres]
125.000,- zonder voorbehoud
financiering.
Ik hoor van je.
Groetjes,
[eiser sub 1] (…)”.
Hierop heeft [gedaagde] gereageerd met:
“(…) Dank je [eiser sub 1] , ik bevestig
bovenstaande zsm. Groet, [gedaagde] (…)”.
Daarna heeft [gedaagde] geschreven:
“(…) [eiser sub 1] we zijn akkoord. Mail volgt zsm (…)”.
2.4.
Op 13 september 2017 heeft de volgende mailwisseling plaatsgevonden:
Om 9:51 uur heeft [gedaagde] , voor zover van belang, aan [eisers] geschreven:
“(…) Beste [eiser sub 1] ,
Hierbij bevestig ik de verkoop van onze garage aan de [adres] voor Euro 125.000 KK. Er is geen voorbehoud van financiering.
(…)
Verneem graag. Groet,
[gedaagde] (…)”.
[eisers] heeft hierop om 22:30 gereageerd met:
“(…) Beste [gedaagde] ,
Dank voor je bevestiging per mail.
125.000 € KK, zonder voorbehoud van financiering is akkoord.
(…)
M.vr.gr.
[eiser sub 1] (…)”.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert, na wijziging van de eis, – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat er tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot de garagebox;
[gedaagde] veroordeelt de koopovereenkomst met betrekking tot de garagebox na te komen door medewerking te verlenen aan de overdracht van zijn aandeel in de garagebox, waaronder de kadastrale afsplitsing en levering bij de notaris, tegen de helft van de overeengekomen koopprijs te weten een bedrag van € 62.500,00;
[gedaagde] veroordeelt zijn aandeel in de garagebox direct na de overdracht van de eigendom zonder lasten en beperkingen, leeg en zonder huurders aan [eisers] op te leveren;
[gedaagde] veroordeelt bewijs te leveren van de opzegging van de huurovereenkomst en aanzegging van de ontruiming van de garagebox aan de huurders;
een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 750,- per dag en veroordeling in de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3.2.
[eisers] stelt – kort weergegeven – dat partijen een koopovereenkomst hebben gesloten voor de koop van de garagebox voor een koopprijs van € 125.000,00. . Partijen hebben deze overeenkomst telefonisch en via WhatsApp berichten gesloten en vervolgens bevestigd per e-mail. Daarbij zijn geen voorbehouden gemaakt en is over alle essentialia van de koop overeenstemming bereikt. [eisers] wist dat [gedaagde] samen met [naam] eigenaar was, maar mocht erop vertrouwen dat die akkoord was met de verkoop. Hoe dan ook kan [gedaagde] zijn aandeel in de eigendom van de garagebox overdragen. Hij dient dus alsnog de overeenkomst na te komen door zijn aandeel te leveren aan [eisers] voor de helft van de totale koopprijs.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij stelt dat hij in zijn procespositie is geschaad door de wijziging van eis en maakt daartegen bezwaar. Verder bestrijdt hij, kort samengevat, dat partijen zonder voorbehoud overeenstemming hebben bereikt over de koop van de garagebox in zijn geheel. Daarnaast is in ieder geval geen koopovereenkomst gesloten voor de koop van de helft van de garagebox voor een koopprijs van € 62.500,00.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Eiswijziging

4.1.
Over de wijziging van de eis merkt [eisers] terecht op dat op grond van artikel 130 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) deze in iedere stand van het geding mag worden ingediend, zolang nog geen eindvonnis is gewezen. Anders dan [gedaagde] , acht de rechtbank deze wijziging niet in strijd met de eisen van de goede procesorde, omdat hij niet in zijn verdediging is geschaad. [gedaagde] heeft namelijk tijdens de comparitie voldoende gelegenheid gehad om in te gaan op de gewijzigde eis. Bij een schriftelijke reactie, zoals [gedaagde] heeft verzocht, heeft hij ook geen belang gezien de uitkomst van deze zaak zoals hierna zal worden besproken. Hij zal daarom niet in de gelegenheid worden gesteld nader in te gaan op de gewijzigde eis.
Geen koopovereenkomst
4.2.
[eisers] heeft zijn eis gewijzigd, waardoor thans de vraag dient te worden beantwoord of [gedaagde] gehouden is zijn helft van de eigendom van de garagebox aan [eisers] over te dragen. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
4.3.
[eisers] en [gedaagde] hebben in hun WhatsApp berichten gecommuniceerd over de mogelijke koop van de garagebox. Daarbij hebben zij – al dan niet onder voorbehoud – overeenstemming bereikt over de koop van de hele garagebox voor een bedrag van € 125.000,00. Zij hebben dit vervolgens bevestigd in de e-mails van 13 september 2017. Gesteld noch gebleken is dat partijen afzonderlijk hebben gecommuniceerd over de koop van alleen het deel van de garagebox dat aan [gedaagde] toebehoort voor de helft van de koopprijs. [eisers] heeft immers gesteld dat hij wist dat [naam] mede-eigenaar was en ervan uitging dat zij ook akkoord was met de verkoop van de hele garagebox. Er bestond voor hem dus toen geen aanleiding om een afzonderlijke overeenkomst met [gedaagde] te sluiten over zijn gedeelte van de eigendom van de garagebox. Gelet hierop kan – zonder nadere onderbouwing, die geheel ontbreekt – niet worden vastgesteld dat partijen een overeenkomst hebben gesloten voor de koop van alleen het gedeelte van de garagebox dat aan [gedaagde] toebehoorde tegen een bedrag van € 62.500,00, laat staan dat daar met succes nakoming van kan worden gevorderd. Er is dus geen grondslag voor de vorderingen tot medewerking aan de overdracht en levering van de helft van de garagebox. Deze vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
4.4.
Nu [eisers] niet heeft gesteld dat hij naast de gevorderde medewerking aan de overdracht en levering van de helft van de garagebox nog andere rechtsgevolgen aan de gestelde koopovereenkomst wil verbinden dan hij in deze procedure reeds heeft gevorderd, is daarmee niet vast komen te staan dat hij bij de gevorderde verklaring voor recht nog een voldoende rechtens te respecteren belang heeft als bedoeld in artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De gevorderde verklaring voor recht zal reeds om die reden worden afgewezen. Dit betekent eveneens dat aan een inhoudelijke beoordeling van de vraag of een koopovereenkomst tot stand is gekomen voor de koop van de hele garagebox bij deze uitkomst niet wordt toegekomen.
4.5.
[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht 895,00
- salaris advocaat
1.086,00(2 punten × € 543,00, tarief II)
Totaal € 1.981,00
4.6.
Verder zal [eisers] worden veroordeeld in de nakosten voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot, op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.981,00 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [eisers] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van der Kaay, bijgestaan door mr. D.K.W. Collins, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2018.