Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 31 oktober 2018 in de zaak tussen
[eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] , [eiser 4] , [eiser 5] , [eiser 6] , [eiser 7] , [eiser 8] en [eiser 9] , allen te Amsterdam, eisers,
[naam 1] ,tevens woonachtig te Amsterdam;
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, (gemachtigde: H.D. Hosper);
[derde belanghebbende], te Amsterdam, vergunninghouder (gemachtigde: mr. A.B. Blomberg).
Procesverloop
Overwegingen
5 juni 2015 een ligplaatsvergunning. Aan die ligplaatsvergunning zijn voorwaarden verbonden, waaronder de voorwaarde dat op de ligplaats geen ‘bedrijfsactiviteiten’ mogen plaatsvinden. Eisers - allen woonachtig op de [adres 1 en 2] , in de directe omgeving van de ligplaats - hebben tegen die ligplaatsvergunning bezwaar gemaakt. In het kader van die procedure heeft de bezwaarschriftencommissie een advies uitgebracht waarin nader is uiteengezet wat onder de term ‘bedrijfsactiviteiten’ moet worden verstaan, namelijk ‘bevoorrading en catering’. Verweerder heeft in zijn beslissing op bezwaar van 6 januari 2016 - onder verwijzing naar dit advies - het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
nietis vereist als een activiteit
nietin strijd is met de in de Structuurvisie Amsterdam 2040 Economisch sterk en duurzaam (de Structuurvisie) genoemde kernpunten van beleid. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat in deze zaak geen sprake is van strijd met de kernpunten van de Structuurvisie. Gelet op deze - onweersproken - toelichting, is de rechtbank van oordeel dat een vvgb van de gemeenteraad in deze zaak niet is vereist.
“Akkoord. De nutskast doet geen onevenredige afbreuk aan het straatbeeld.”In de e-mail van [naam 4] van 12 januari 2018 is hierop een nadere toelichting gegeven. Een nutsvoorzieningenkast valt onder de categorie objecten waarover in de welstandsnota ‘De Schoonheid van Amsterdam 2016’ wordt overwogen dat deze ‘welstandsvrij’ zijn. De kasten worden daarom (in de regel) niet aan de commissie voorgelegd. In het geval van de kast voor de [naam 3] is, ondanks deze hoofdregel wel advies gevraagd. In een dergelijk geval is alleen advisering op de excessenregeling van toepassing. Vanwege de beperkte afmetingen, de plaatsing langs de gracht achter een boom, en de gedekte kleur is hier geen sprake van een welstandsexces. Dit is de reden dat de formulering ‘doet geen onevenredige afbreuk’ is gebruikt’, aldus [naam 4] .
Beslissing
- verklaart het beroep dat is ingesteld namens [naam 1] , niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep dat is ingesteld namens eisers, ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan eisers te vergoeden.
mr. J.H.M. van de Ven, leden,in aanwezigheid van mr. H. van der Schaft, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2018.