ECLI:NL:RBAMS:2018:7750

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2018
Publicatiedatum
31 oktober 2018
Zaaknummer
13/669016-17 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het vervoeren van 620 kilo hennep in een bestelbus

Op 31 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 37-jarige man, die op 23 februari 2017 in Amsterdam 620 kilo hennep vervoerde in een gehuurde bestelbus. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen, na een zitting op 17 oktober 2018. De officier van justitie, mr. M.D. Braber, vorderde een gevangenisstraf van 30 maanden, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk hennep heeft vervoerd, en dat hij bekend moest zijn met de inhoud van de bus, gezien de sterke hennepgeur die in de cabine waarneembaar was. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, vooral gezien de tegenstrijdigheden in zijn verklaringen en de observaties van de politie. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank hield rekening met de grote hoeveelheid hennep en de eerdere veroordeling van de verdachte in Italië voor een soortgelijk feit.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669016-17 (Promis)
Datum uitspraak: 31 oktober 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
[woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.D. Braber en van wat verdachte en zijn raadsman mr. A.J. Admiraal naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 23 februari 2017 in de gemeente Amsterdam opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (ongeveer) 620 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende hennep, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte minimaal 600 kilo hennep heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad. Daartoe heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd.
Uit een lopend politieonderzoek is informatie gekomen over een Mercedes Benz die reed op de A4 vanuit de richting Den Haag op weg naar Amsterdam waarin een grote partij verdovende middelen zou zitten. De politie heeft dit voertuig, een bestelbus, geobserveerd en uiteindelijk wordt verdachte, die het voertuig bestuurde, aangehouden. In de laadruimte worden in plastic gebonden balen gevonden. Er wordt een sterkte wietlucht geroken. In de balen blijkt, na onderzoek, hennep te zitten. In het voertuig wordt het huurcontract op naam van verdachte gevonden.
Uit processen-verbaal van observatie uit het lopende politieonderzoek van 22 en 23 februari 2017 blijkt dat verdachte contact heeft gehad met verschillende personen op verschillende plaatsen. Op 23 februari 2017 is de Mercedes Benz uit een loods in Den Haag weggereden naar Amsterdam. Het voertuig is onderweg niet gestopt, totdat verdachte in Amsterdam werd aangehouden.
Verdachte heeft bij de politie eerst verklaard dat hij in het voertuig kleding vervoerde voor een persoon genaamd [naam] . Geconfronteerd met de bevindingen uit de observaties beriep verdachte zich vervolgens op zijn zwijgrecht. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij niet wist wat er in de bus werd geplaatst. Naar de mening van de officier van justitie is deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig en kennelijk leugenachtig. Verdachte heeft verklaard dat hij door het raampje in de cabine kon zien dat er in de laadruimte van het voertuig dozen stonden. Maar er stonden volgens de politie alleen balen plastic in en geen dozen. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij ergens buiten moest wachten totdat [naam] terug kwam, maar op zitting heeft hij verklaard dat hij in een kantoortje in de loods in Den Haag is geweest.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte, die beschouwd kan worden als ‘eigenaar’ van het voertuig, geacht kan worden bekend te zijn met de inhoud ervan. Gelet op de uitleg van de Hoge Raad (NJ 1984, 701) is sprake van vervoeren. Daarnaast heeft verdachte de hennep aanwezig gehad. De hennep bevond zich in zijn machtssfeer.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Verdachte was niet op de hoogte van het feit dat hij hennep vervoerde. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat sprake was van beschikkingsmacht.
Daartoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd. Verdachte heeft niet geholpen met het inladen van de goederen in de bestelbus. Ondersteuning daarvoor kan worden gevonden in het ontbreken van DNA of dactyloscopische sporen op de hennep en/of op het verpakkingsmateriaal. Verdachte stelt zich op het standpunt dat de hennep niet te ruiken was in de bus. De hennep zat in vacuüm zakken verpakt. Een baal bevatte meerdere vacuüm zakken die met plastic folie waren verpakt. De verbalisant die de bus na de aanhouding van verdachte naar het bureau heeft gereden, heeft gerelateerd dat er een sterke hennepgeur waarneembaar was in de bus. Het is goed mogelijk dat deze geur pas is vrijgekomen, nadat er twee balen uit de bus waren gevallen. Het dossier bevat op dit punt tegenstrijdige processen-verbaal. Niet kan worden vastgesteld dat voorafgaand aan de aanhouding van verdachte een hennepgeur waarneembaar was in de bus. Er moet daarom worden uitgegaan van de juistheid van de verklaring van verdachte op dit punt.
Indien zou worden vastgesteld dat verdachte wel moet hebben geweten dat er hennep in de bus aanwezig was, dan is het enkele rijden van verdachte in de bus onvoldoende om beschikkingsmacht aan te nemen. De hennep zat in een afgesloten ruimte in de bus. Verdachte heeft de hennep niet ingeladen. Hij moest enkel de bus van Den Haag naar een adres in Amsterdam rijden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Anders dan de raadsman is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat het tenlastegelegde kan worden bewezen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 23 februari 2017 met een Mercedes Benz bestelbus naar een loods in Den Haag is gereden. Hij is in deze loods geweest. Daarna is hij met deze bus van de loods naar Amsterdam gereden.
Uit lopend onderzoek kwam informatie naar voren dat in deze bus verdovende middelen zouden worden vervoerd. Na observatie werd verdachte in Amsterdam aangehouden. In de laadruimte van de bestelbus werden 19, in plastic verpakte, balen aangetroffen waar een sterke lucht van hennep af kwam. Tijdens het overbrengen van de bestelbus naar het bureau door een van de verbalisanten vond deze de geur zo sterk aanwezig in de cabine van de bestelbus dat het raam meer malen is geopend om frisse lucht binnen te laten.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet wist dat hij hennep vervoerde. Verdachte heeft verklaard dat hij geen henneplucht in de cabine van de bestelbus heeft geroken.
De raadsman heeft betoogd dat niet kan worden vastgesteld dat voorafgaand aan de aanhouding een hennepgeur te ruiken was in de cabine van de bus. De raadsman heeft gewezen op de omstandigheid dat er na de aanhouding van verdachte twee balen uit de bus zijn gevallen en dat het goed mogelijk is dat de hennepgeur pas is vrijgekomen nadat deze balen uit de bus zijn gevallen. Door de val kunnen de balen beschadigd zijn geraakt.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn betoog. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 1 maart 2017 blijkt dat op het moment dat een verbalisant de zijdeur van de bus had geopend er twee in plastic verpakte balen uit de bus vielen. Hij rook bij het openen van de zijdeur direct al een geur van weed. De betrokken verbalisanten hebben in het proces-verbaal van bevindingen van 8 mei 2017 verduidelijkt wat zij met “vallen” bedoelden. De met plastic omwikkelde balen zijn niet op straat gevallen maar alleen wat naar voren gevallen in de laadruimte van de bus. De balen zijn ook niet beschadigd geraakt. De rechtbank heeft geen reden om aan de verklaring van de betrokken verbalisanten te twijfelen. De hennep was ook dermate goed verpakt (zie p. ZD 5 012) dat het niet voor de hand ligt dat de verpakking door een val beschadigd raakt. De rechtbank houdt het er aldus voor dat de hennepgeur ook voorafgaand aan de aanhouding van verdachte te ruiken moet zijn geweest in de laadruimte én de cabine van de bus. Gelet daarop acht de rechtbank het volstrekt onaannemelijk dat verdachte geen hennepgeur heeft geroken tijdens de rit van Den Haag naar Amsterdam. De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte deze hennepgeur heeft geroken.
De rechtbank stelt vast dat de diverse verklaringen die verdachte heeft afgelegd over wat hij op 23 februari 2017 heeft gedaan, onderling tegenstrijdig zijn, deels zijn aangepast aan de stand van de onderzoeksbevindingen in het dossier en deels in strijd zijn met de onderzoeksbevindingen in het dossier. Dit alles maakt dat de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij niet wist dat hij hennep vervoerde ongeloofwaardig acht.
Gelet op de bevindingen van de politie tijdens de observaties van 22 en 23 februari 2017, de omstandigheid dat verdachte de huurder en bestuurder was van de bus en de omstandigheid dat in de cabine van de bus een sterke hennepgeur te ruiken was, acht de rechtbank bewezen dat verdachte wist dat hij hennep vervoerde. Als huurder en bestuurder van de bus had hij ook de beschikkingsmacht over de hennep.
De rechtbank acht dus bewezen dat verdachte opzettelijk hennep heeft vervoerd, zoals primair tenlastegelegd.
Ten aanzien van de hoeveelheid hennep overweegt de rechtbank dat zij bewezen verklaart een gewicht van ongeveer 620 kilo. Uit voornoemd proces-verbaal van 1 maart 2017 blijkt dat dit het uiteindelijke gewicht was, inclusief de zogenaamde ‘big bags’ waarin de hennep was gedaan nadat die uit de verpakkingsmaterialen was gehaald.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht, op grond van de wettige bewijsmiddelen die in de bijlage zijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, bewezen dat verdachte
op 23 februari 2017 in de gemeente Amsterdam opzettelijk heeft vervoerd, een hoeveelheid van ongeveer 620 kilogram, van een materiaal bevattende hennep.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de exacte hoeveelheid hennep niet kan worden vastgesteld. Op het moment dat de hennep werd gewogen, was deze nog verpakt. Uit het dossier blijkt dat sprake was van veel vocht.
Het gewicht van natte of van droge hennep verschilt aanzienlijk van elkaar.
Verdachte heeft, indien tot een bewezenverklaring wordt gekomen, de hennep maar heel kort voorhanden gehad. Verdachte is, in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, inmiddels bijna anderhalf jaar op vrije voeten. Hij heeft zich aan alle schorsingsvoorwaarden gehouden en wil zich daar ook aan blijven houden. De reclassering heeft geadviseerd verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met een meldplicht en behandelverplichting. De raadsman heeft verzocht verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gelijk aan de duur van het voorarrest, gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daaraan kunnen de door de reclassering geformuleerde voorwaarden worden verbonden. Eventueel kan aanvullend nog een werkstraf aan verdachte worden opgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft ongeveer 620 kilo hennep in een door hem gehuurde bestelbus vervoerd. Dergelijke hoeveelheden zijn overduidelijk voor de handel bestemd. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaat met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit.
Verdachte is, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
24 september 2018, in Nederland niet eerder veroordeeld wegens een soortgelijk feit. Wel is verdachte in 2013 in Italië veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren wegens invoer van cocaïne. Verdachte heeft verklaard dat hij sinds eind 2016 weer vrij was uit die detentie. Deze forse veroordeling heeft hem er niet van weten te weerhouden zich kort na vrijlating opnieuw in te laten met verdovende middelen. De rechtbank houdt met de eerdere veroordeling in Italië in strafverhogende zin rekening.
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 26 april 2017. De reclassering heeft geadviseerd om verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen onder een drietal voorwaarden, waaronder een behandeling voor gokverslaving.
Bij het bepalen van de strafmaat in zaken als deze komt veel betekenis toe aan de hoeveelheid verdovende middelen. Uit de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) volgt dat het uitgangspunt voor het aanwezig hebben van 25-250 kilo softdrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden is.
Voor grotere hoeveelheden zijn geen oriëntatiepunten voorhanden. In onderhavige zaak gaat het om het vervoeren van ruim 600 kilo, dus meer dan het dubbele van het hoogste gewicht waarvan in voornoemde oriëntatiepunten sprake is.
Gelet op de grote hoeveelheid hennep die verdachte heeft vervoerd en zijn eerdere veroordeling in Italië, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden passend. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen, gelet op de eerdere veroordeling in Italië. Toezicht door de reclassering en een behandeling voor goksverslaving kan zo nodig plaatsvinden in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling. De rechtbank komt tot een lagere onvoorwaardelijke straf dan de officier van justitie omdat de rechtbank de eis van de officier van justitie te hoog vindt.
De voorlopige hechtenis van verdachte was geschorst tot aan deze uitspraak. Gelet op de straf die de rechtbank aan verdachte oplegt, ziet de rechtbank geen aanleiding om deze schorsing door te laten lopen. Verdachte bevindt zich vanaf heden dus weer in voorlopige hechtenis.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1. zaktelefoon Samsung (5342562)
1. zaktelefoon, kleur zwart, Nokia (5342573)
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. C. Klomp en C.C.M. Oude Hengel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. Noomen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 oktober 2018.