7.3.Het oordeel van de rechtbank
Beoordeling door de strafrechter
De rechtbank hecht er aan vooraf te benadrukken dat deze zaak beoordeeld dient te worden in het kader van het strafrecht. Voor de bepaling van de strafmaat worden de persoonlijke omstandigheden van verdachte - en in dit geval tevens die van haar zoon [naam zoon] - meegewogen, maar kan daarbij niet in familierechtelijke of vreemdelingenrechtelijke procedures treden.
Verdachte heeft haar eigen driejarige zoon [naam zoon] achtergelaten op het Centraal Station Amsterdam en heeft zich daarna niet meer om hem bekommerd. Zij heeft dit plan de dag ervoor al opgevat toen zij met [naam zoon] op Schiphol was. Verdachte heeft met [naam zoon] eerst nog een nacht in een hotel bij Schiphol doorgebracht en heeft haar plan de volgende dag uitgevoerd. Zij zag het achterlaten van [naam zoon] als de enige oplossing om hulp voor [naam zoon] te vinden, die tal van gedragsproblemen heeft en daarvoor nergens anders hulp kreeg.
De rechtbank acht het kwalijk dat verdachte ervoor heeft gekozen om op deze manier hulp voor haar zoon te vinden. [naam zoon] was op het moment van achterlaten niet alleen pas drie jaar oud, maar hij was ook veel beperkter dan een kind van zijn leeftijd. Zo kon hij nog niet praten, was hij nog niet zindelijk, begreep hij de Nederlandse of Engelse taal niet en was er sprake van een stoornis in zijn gedrag. Ook was hij volledig afhankelijk van zijn moeder. Verdachte heeft hem zonder ID-bewijs of andere papieren achtergelaten op het Centraal Station in Amsterdam, één van de drukste plekken in het land. Hij heeft lange tijd alleen rondgedoold rond het station en het busplatform. Onder deze omstandigheden had [naam zoon] van alles kunnen overkomen. Hij had in verkeerde handen kunnen vallen, of (ernstig) gewond kunnen raken. Immers, hij rende rond op het busstation, een plek waar bussen af en aan rijden. Verdachte heeft [naam zoon] , door hem onder deze omstandigheden achter te laten, ernstig in gevaar gebracht. Dit handelen verdient naar het oordeel van de rechtbank geen andere straf dan een gevangenisstraf.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapporten van de reclassering en de psycholoog. In het rapport van psycholoog Groen van 6 februari 2018 komt naar voren dat er ten tijde van het feit sprake was van een depressieve stoornis bij verdachte, waarbij zij zich wanhopig en somber voelde over de situatie rond [naam zoon] . Verdachte is daarnaast zwakbegaafd. Tevens spelen er veel psychosociale problemen bij verdachte in de vorm van het ontbreken van een vast inkomen, geen werk, problemen met (veilige) huisvesting, het niet zelfstandig kunnen organiseren van de juiste hulp voor haar zoon, het verblijf van haar dochter in Marokko, een tijdelijke verblijfsstatus in Italië, acculturatieproblematiek en analfabetisme. Onder deze omstandigheden zag verdachte geen andere uitweg dan [naam zoon] achter te laten. Geadviseerd wordt om verdachte het feit in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare.
De reclassering heeft in de rapporten van 28 februari 2018, 6 maart 2018 en 11 september 2018 naar voren gebracht dat het van groot belang is voor verdachte en [naam zoon] om op de langere termijn de mogelijkheden voor hereniging te onderzoeken. [naam zoon] is onder voogdij gesteld voor de duur van in ieder geval één jaar. Op de zitting heeft de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht dat dit waarschijnlijk langer zal duren, omdat verdachte zich niet staande kan houden in de Nederlandse samenleving en niet zelf voor [naam zoon] kan zorgen. Bij [naam zoon] is een stijgende lijn zichtbaar; hij gaat naar school, spreekt inmiddels Nederlands, en is binnen het Nederlandse gezin waar hij verblijft aan het inburgeren. Het vermoeden van autisme bij [naam zoon] wordt nog verder onderzocht. Verdachte verblijft nu bij wooninstelling [naam wooninstelling] in [plaats] , locatie van het Leger des Heils. Zij krijgt rustgevende medicatie en de mogelijkheden voor juridische en psychologische hulpverlening worden onderzocht door Stichting Vluchtelingenwerk in Amsterdam. Met [naam zoon] heeft verdachte elke week contact. De kans is groot dat verdachte zich zonder hulpverlening niet staande kan houden binnen de Nederlandse samenleving. De kans op recidive wordt ingeschat op laag/gemiddeld.
Geen Nederlandse verblijfsstatus
Echter, omdat verdachte geen Nederlandse verblijfsstatus heeft en alleen recht heeft om in Nederland te blijven als zij voor zichzelf kan zorgen, kan zij geen aanspraak maken op zorg, sociale voorzieningen of het aanvragen van een uitkering. De benodigde hulp is daardoor zeer moeilijk dan wel deels niet realiseerbaar. Maar omdat de maatschappelijke teloorgang groot zou zijn als zij geen hulp krijgt en ook de belangen van [naam zoon] moeten worden meegewogen, adviseert de reclassering om – in ieder geval gedurende de lopende juridische procedures rond verdachtes verblijfsstatus – toch reclasseringstoezicht op te leggen bij een deels voorwaardelijke straf, met als bijzondere voorwaarden de meldplicht bij Inforsa reclassering in Amsterdam, een ambulante behandelverplichting voor haar psychische problemen en meewerken aan een dagbesteding bij Roads te Amsterdam.
Deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf
Gelet op de hiervoor genoemde persoonlijke omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan die verdachte al heeft uitgezeten, niet op zijn plaats is. Het belang van de hereniging van verdachte met [naam zoon] staat voorop. Wel zal, gelet op de ernst van het feit, de door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. Een lagere straf dan is geëist, doet geen recht aan de ernst van het feit.
De rechtbank volgt het advies van de reclassering om aan het voorwaardelijk strafdeel de voorgestelde bijzondere voorwaarden te verbinden niet. Vaststaat dat verdachte, omdat zij geen Nederlandse verblijfsstatus heeft, geen aanspraak kan maken op de sociale voorzieningen en dus ook niet op het door de reclassering voorgestelde hulpverleningsaanbod. De rechtbank kan dit dan ook niet opleggen als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel.
De reclassering heeft verklaard dat zij zich zeer bewust is van de belangen van [naam zoon] in dezen. Feit is echter dat [naam zoon] gedurende de procedure rond verdachtes verblijfsstatus in het pleeggezin zal kunnen blijven en daar de zorg zal krijgen die hij tot vandaag heeft gekregen.
Voorts heeft de reclassering verklaard dat zij – gezien de nog lopende procedure binnen het vreemdelingenrecht – verdachte alleen huisvesting kan bieden en geen begeleiding, behandeling en/of dagbesteding. De rechtbank is zich ervan bewust dat verdachte haar huisvesting bij [naam wooninstelling] zal verliezen als er geen reclasseringstoezicht wordt opgelegd, maar daartegenover geldt dat zij in de vreemdelingenprocedure aanspraak kan maken op tijdelijke huisvesting in een AZC. Van daar uit kan het contact met [naam zoon] verder worden vormgegeven en kan ook worden gewerkt aan een dagbesteding voor verdachte. Voor verdere hulpverlening en inbedding in de Nederlandse samenleving dient eerst het oordeel van de vreemdelingenrechter te worden afgewacht, waar de strafrechter niet in kan treden.