Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
RK-nummer: 18/4651
,
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
Untersuchungshaftbefehldat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Duisburg op 20 januari 2017. Dit bevel droeg het zaaksnummer 11 Gs 232/17 en is bij
Haftbefehlvan 9 mei 2017 aangepast.
Eenmaal overgeleverd heeft de opgeëiste persoon de rechtsgeldigheid van de Duitse strafzaak aangevochten. Dit heeft geleid tot een procedure voor het Landgericht Duisburg [2] dat bij uitspraak van 11 december 2017 heeft geoordeeld:
‘das Landgericht Duisburg ist örtlich nicht zuständig’. Na deze uitspraak is de opgeëiste persoon in vrijheid gesteld.
‘der Haftbefehl des Amtsgerichts Duisburg vom 9. Mai 2017 (11 Gs 232/17) in der Fassung des Beschlusses vom 24. Mai 2017 behält Gültigkeit’.
Op 16 april 2018 is – dit keer door het Openbaar Ministerie te Kleve – een nieuw EAB uitgevaardigd dat thans aanhangig is, gebaseerd op een arrestatiebevel van 6 april 2018 (zie onder 3).
Van gronden voor weigering van de overlevering, of voor niet-ontvankelijk verklaring van de officier van justitie in de vordering, is in dit verband niet gebleken.
4.Strafbaarheid, feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW
6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a OLW
- de verdovende middelen waren voor de Duitse markt bestemd en in Duitsland ingevoerd: de rechtsorde is daar – in Duitsland – geschonden;
- de Duitse autoriteiten hebben kenbaar gemaakt de vervolging in te willen stellen met het uitvaardigen van het EAB;
- de medeverdachten worden vervolgd in Duitsland;
- het bewijs bevindt zich (grotendeels) in Duitsland.
- de overige betrokkenen die in de feitsomschrijving in het EAB worden genoemd zijn al afgestraft, nadat hun strafzaken waren afgesplitst van de zaak van de opgeëiste persoon;
- de opgeëiste persoon is, ondanks het feit dat hij eerder al is overgeleverd en zo’n elf maanden in Duitse detentie heeft doorgebracht, niet gehoord over de tegen hem gerezen verdenking;
- gelet hierop heeft de Duitse justitie haar recht verspeeld om opnieuw te verzoeken om de overlevering van de opgeëiste persoon.
Er dient dan ook te worden afgezien van de in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW bedoelde weigeringsgrond.
7.Slotsom
8.Toepasselijke wetsartikelen
9.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan de leidende hoofdofficier van justitie in Kleve, ten behoeve van het in Duitsland tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.