ECLI:NL:RBAMS:2018:7639

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2018
Publicatiedatum
25 oktober 2018
Zaaknummer
13/654139-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van verkrachting met alternatieve scenario's en bewijsvoering

In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van verkrachting, heeft de rechtbank Amsterdam op 1 oktober 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van de aangeefster, waarbij geweld en bedreiging met geweld aan de orde zouden zijn geweest. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzitting gevoerd en kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, de benadeelde partij en de verdediging. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 30 maanden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefster en de verdachte sterk uiteenlopen. De aangeefster verklaarde dat zij in een uitgaansgelegenheid door de verdachte was meegenomen en dat er gedurende zes en een half uur geweld was gepleegd, waarna de verdachte haar zou hebben verkracht. De verdachte daarentegen stelde dat de seks vrijwillig was en dat de aangeefster hem om geld had gevraagd. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster niet voldoende werd ondersteund door objectieve bewijsmiddelen en dat het alternatieve scenario van de verdachte niet kon worden uitgesloten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het tenlastegelegde niet bewezen kon worden verklaard, waardoor de verdachte werd vrijgesproken. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien er geen bewezenverklaring was van het tenlastegelegde feit. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs bij beschuldigingen van seksueel geweld en de rol van alternatieve scenario's in de bewijsvoering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654139-17
Datum uitspraak: 1 oktober 2018 (onmiddellijk uitspraak)
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1981,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Vriezen‑Buist, van de vordering van de benadeelde partij, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. I.M. Hagg naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 september 2017 te Amsterdam door geweld en/of een (andere) feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of een (andere) feitelijkhe(i)d(en)
[persoon 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [persoon 1] , hebbende verdachte
- zijn penis in de vagina van die [persoon 1] geduwd/gebracht,
en bestaande dat geweld en/of die (andere) feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die (andere) feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte,
- die [persoon 1] meermalen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [persoon 1] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- de kleren van die [persoon 1] van haar lichaam heeft getrokken en/of
- die [persoon 1] op een bed heeft geduwd en/of
- de armen en/of benen van die [persoon 1] uit elkaar heeft gespreid.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Vrijspraak
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit. De verklaring van aangeefster is betrouwbaar en gedetailleerd. De door aangeefster genoemde details komen overeen met wat is aangetroffen op de betreffende locatie. Aangeefster heeft bijvoorbeeld verklaard dat zij met een groen doekje sperma heeft weggeveegd. Dit groene doekje is ook aangetroffen. Daarnaast heeft aangeefster verklaard dat zij door verdachte is geslagen en gestompt. Dit wordt ondersteund door het letsel dat bij aangeefster is geconstateerd. Bovendien heeft aangeefster binnen 24 uur na het incident een vriend, [persoon 2] , op de hoogte gebracht. Dit blijkt ook uit de WhatsApp berichten die zich in het dossier bevinden. Er is daarmee voldoende steunbewijs voor de verklaring van aangeefster.
De officier van justitie acht de verkrachting wettig en overtuigend bewezen. Zij vordert aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 30 maanden, en de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, met daarbij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van aangeefster
onbetrouwbaar, inconsistent en onvoldoende gedetailleerd is. Verdachte is aangeefster die nacht in een uitgaansgelegenheid - waar veel mensen uit de Ugandese gemeenschap elkaar ontmoeten - tegengekomen en zij hebben later die nacht op geheel vrijwillige basis seks met elkaar gehad. Verdachte heeft een eigen sportschool en wordt binnen de Ugandese gemeenschap als een welvarend man gezien. Het komt regelmatig voor dat mensen uit de Ugandese gemeenschap hem om geld vragen. Verdachte heeft van meet af aan verklaard dat dit ook in het geval van aangeefster zo is geweest. Niet lang nadat zij elkaar ontmoetten heeft zij hem om geld gevraagd en hij heeft haar in totaal 60 euro gegeven. Zij wilde eigenlijk meer geld, maar dat had hij op dat moment niet. Ook nadat zij op vrijwillige basis seks hadden gehad heeft zij verdachte nogmaals om geld gevraagd en zij heeft hem in dat kader ook nog haar
telefoonnummer gegeven. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat aangeefster op enig moment (na de seks) niet meer geloofde dat zij meer geld van verdachte zou gaan krijgen en dat zij toen het plan moet hebben opgevat om op een andere manier geld van hem te krijgen, namelijk door het doen van een valse aangifte van verkrachting. In Uganda komt het voor dat men naar aanleiding van een valse aangifte, via de politie, geld van een vermeend dader kan ontvangen. Het motief voor het doen van de aangifte is dan ook puur financieel geweest, aldus de verdediging.
Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaring van aangeefster in onvoldoende mate wordt ondersteund door objectieve bewijsmiddelen. De in het dossier aanwezige
bewijsmiddelen passen namelijk ook in het verhaal van verdachte en weerleggen dit verhaal niet. Sterker nog, zij passen beter bij de lezing van verdachte dan bij het verhaal van aangeefster. Zo past het relatief zeer geringe letsel dat bij aangeefster is geconstateerd in het geheel niet bij haar verklaring dat zij gedurende een tijdsbestek van maar liefst zes en een half uur met verdachte (een professioneel bokser) zou hebben gevochten en waarbij hij haar met zijn vuist in haar gezicht en vanaf haar hals over haar hele lichaam naar beneden zou hebben gestompt en zelfs zou hebben geschopt. Gezien de dronken staat waarin aangeefster zich (naar eigen zeggen) bevond, kan het letsel ook op een andere manier (naar aanleiding van een val bij het uitstappen uit de auto) zijn ontstaan, hetgeen de verdediging ook het meest aannemelijk acht. Verdachte heeft reeds voordat hij bij de politie met het letsel van aangeefster werd geconfronteerd, verklaard dat aangeefster op enig moment - toen zij met de auto bij de boksschool aankwamen – uit de auto is gevallen en daarbij (voor zover hij weet) in elk geval haar knie heeft bezeerd (haar knie bloedde). Tot slot is door de verdediging aangevoerd dat uit het dossier niet duidelijk is geworden op welke datum en tijdstip aangeefster berichten over de vermeende verkrachting naar haar goede vriend [persoon 2] heeft gestuurd en is het vreemd dat zij deze berichten kennelijk op enig moment uit haar telefoon heeft verwijderd. Al met al bevat het dossier onvoldoende steunbewijs voor de verklaring van aangeefster.
De raadsvrouw verzoekt verdachte vrij te spreken en de benadeelde partij om die reden niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank kan op basis van het dossier vaststellen dat aangeefster en verdachte elkaar in de nacht van 16 op 17 september 2017 in een uitgaansgelegenheid - waar veel mensen uit de Ugandese gemeenschap elkaar ontmoeten – zijn tegengekomen en vervolgens naar club “ [naam] ” in Amsterdam zijn geweest. Vanaf het moment dat zij daar weggingen, lopen de verklaringen van aangeefster en verdachte uiteen, met betrekking tot hetgeen er die nacht verder is voorgevallen.
Aangeefster heeft verklaard dat zij (in beschonken toestand) door verdachte in zijn auto is meegenomen naar zijn boksschool, waar hij haar in de richting van zijn kamer heeft geduwd en dat zij daar gedurende een tijdsbestek van zes en een half uur hevig hebben gevochten, waarbij verdachte haar met zijn vuist in haar gezicht en vanaf haar hals over haar hele lichaam naar beneden heeft gestompt, geslagen en geschopt. Op een bepaald moment was aangeefster naar eigen zeggen uitgeput en heeft verdachte haar kunnen verkrachten. Daarna is verdachte onder de douche gegaan en heeft hij haar vlakbij haar huis afgezet met de auto.
Verdachte heeft verklaard dat aangeefster na het uitgaan vroeg of zij met hem mocht meerijden en dat het haar niet uitmaakte waarheen. Aangeefster noemde hem ‘rijke man’ en heeft hem meermalen om geld gevraagd. In zijn auto heeft zij hem de eerste maal om geld gevraagd. Verdachte is vervolgens naar zijn boksschool gereden om te kijken of hij geld voor haar had. Hij heeft haar 60 euro gegeven, maar aangeefster wilde meer, aldus verdachte. Eenmaal in de boksschool ging aangeefster naar de wc en toen zij terugkwam deed ze haar kleren uit en kwam bij verdachte in bed liggen. Ze hebben twee keer seks gehad en zijn daarna gaan slapen. Toen ze eenmaal wakker waren zijn ze gaan douchen. Aangeefster heeft hem toen wederom om geld gevraagd en heeft hem in dat kader ook nog haar telefoonnummer verstrekt. Verdachte heeft aangeefster uiteindelijk met zijn auto afgezet in de nabijheid van haar woning in [plaats] .
Op grond van de verklaringen staat vast dat aangeefster en verdachte seks hebben gehad. De lezingen over de vrijwilligheid van dit seksuele contact liggen echter ver uiteen. Gezien de ontkennende verklaring van verdachte dient de verklaring van aangeefster in voldoende mate te worden ondersteund door ander bewijsmateriaal om aan de bewijsminimumregel van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering te kunnen voldoen.
Volgens de officier van justitie worden details uit de verklaring van aangeefster ondersteund door objectieve bewijsmiddelen. Deze door de officier van justitie aangevoerde
bewijsmiddelen, zoals het groene doekje en het filmpje van de ruimte waar de seks heeft
plaatsgevonden, dat door aangeefster is gemaakt op het moment dat verdachte aan het douchen was, bieden echter onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat sprake is geweest van dwang. Deze bewijsmiddelen passen ook in het door verdachte geschetste alternatieve scenario dat de seks vrijwillig heeft plaatsgevonden en dat de aanleiding voor aangeefster om aangifte te doen in een ander motief is gelegen.
Bij aangeefster is enig letsel geconstateerd. Aangeefster heeft verklaard dat zij ongeveer zes en een half uur lang met verdachte, een professioneel bokser, heeft gevochten en dat hij haar met zijn vuist op haar mond heeft geslagen en haar vanaf haar hals naar beneden over haar hele lichaam heeft geslagen en zelfs heeft geschopt. Het één dag na het vermeende incident geconstateerde letsel (een sneetje aan de binnenkant van de onderlip van 3 mm lang, een schaafwond op haar knie en een tweetal blauwe verkleuringen op haar lichaam) past echter geenszins bij het door aangeefster geschetste zware geweld dat door verdachte op haar zou zijn toegepast.
De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte geschetste alternatieve scenario, te weten dat aangeefster vrijwillig met verdachte is meegegaan, op vrijwillige basis seks met verdachte heeft gehad, en vervolgens een valse aangifte heeft gedaan met het oog op financieel gewin, op basis van het dossier redelijkerwijs niet valt uit te sluiten, nu dit niet in een voor een bewezenverklaring vereiste voldoende mate wordt weerlegd door de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
De weerlegging van het alternatieve scenario wordt evenmin gevonden in het feit dat
aangeefster kort na het vermeende incident de ruimte zou hebben gefilmd en appjes naar een vriend zou hebben gestuurd waarin zij hem heeft verteld dat zij is verkracht, noch in het feit dat aangeefster aan haar psycholoog heeft verteld dat zij is verkracht. Op basis van het dossier kan niet worden gezegd dat het geschetste alternatieve scenario volstrekt onaannemelijk of ongeloofwaardig is.
Gelet op het voorgaande is niet bewezen wat verdachte ten laste is gelegd, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partij [persoon 1] vordert € 715,83 aan materiële schadevergoeding en
€ 15.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, omdat verdachte van het tenlastegelegde wordt vrijgesproken.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [persoon 1] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
  • Laken (5452513)
  • Dekbedovertrek (5452517)
  • 1 STK kleding: Nike (5452522)
  • Kussensloop (5452506)
  • Handdoek (5452525)
Gelast de teruggave aan [persoon 1] van:
  • 1 STK kleding: jurk (5452542)
  • 1 STK kleding (5452551)
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. A.P. Sno en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Harrewijn, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 oktober 2018.