ECLI:NL:RBAMS:2018:7632

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2018
Publicatiedatum
25 oktober 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 3312
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen stopzetting Wajong-uitkering wegens onbereikbaarheid en niet doorgeven van verblijfplaats

Op 17 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen [eiseres], vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.A.M. Karsten, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door A.J. Kniesmeijer. De zaak betreft een beroep van [eiseres] tegen de beslissing van het Uwv om haar Wajong-uitkering tijdelijk stop te zetten. Dit besluit werd genomen op 4 september 2017, omdat [eiseres] niet bereikbaar was voor het Uwv en geen vaste woonplaats kon doorgeven. Het Uwv verklaarde op 4 april 2018 het bezwaar van [eiseres] ongegrond, waarna zij beroep instelde bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 4 september 2018 heeft de rechtbank vastgesteld dat [eiseres] haar inlichtingenverplichting niet heeft nageleefd. Sinds haar vertrek uit Lelystad had zij geen vaste woonplaats en had zij ook haar verblijfplaats niet tijdig gemeld. Gedurende langere tijd verbleef zij in België en Suriname, waardoor zij niet bereikbaar was voor het Uwv. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht de uitkering had stopgezet en dat er geen dringende redenen waren om van het opleggen van de maatregel af te zien, ondanks de moeilijke situatie van [eiseres].

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend. De rechtbank benadrukte dat [eiseres] op grond van de Wajong verplicht was om wijzigingen in haar woon- of verblijfplaats onmiddellijk door te geven. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. F.L. Bolkestein, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Rijs, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/3312

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 oktober 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. M.A.M. Karsten),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: A.J. Kniesmeijer).
De partijen worden hieronder [eiseres] en het Uwv genoemd.

Procesverloop

Het Uwv heeft op 4 september 2017 besloten om aan [eiseres] tijdelijk geen uitkering meer te betalen op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Op 4 april 2018 heeft het Uwv het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard.
[eiseres] heeft tegen dat besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak besproken op de zitting van 4 september 2018. [eiseres] is samen met haar gemachtigde verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

[eiseres] ontving sinds 2011 een Wajong-uitkering. Het Uwv heeft de uitkering met ingang van 1 september 2017 niet meer betaald, omdat [eiseres] onbereikbaar was op het door haar opgegeven adres. Op de zitting heeft het Uwv toegezegd dat haar uitkering vanaf 27 januari 2018 weer wordt betaald. Dat is de datum waarop [eiseres] uit Suriname is teruggekeerd naar Nederland.
[eiseres] heeft geen vaste woonplaats. In april 2017 is zij uit haar huurwoning in Lelystad gezet. Zij zegt dat zij sindsdien met haar dochter op verschillende adressen logeert, maar dat zij zich op die adressen niet mag inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie. Zij is ingeschreven op het adres van haar moeder, [adres 1] in Paramaribo (Suriname). Aan het Uwv had zij als postadres opgegeven [adres 2] in Amsterdam. Brieven van het Uwv naar dat adres kwamen echter niet aan. Toen het Uwv op 20 oktober 2017 ter plaatse kwam controleren zeiden de bewoners dat [eiseres] niet daar maar in Suriname woonde.
In het verweerschrift en op de zitting heeft het Uwv toegelicht dat de uitkering tijdelijk is gestopt omdat het Uwv niet beschikte over een adres van [eiseres] . [eiseres] is het daar niet mee eens. Zij zegt dat zij wel in Suriname en in België is geweest, maar dat zij haar woonplaats altijd in Nederland heeft gehouden. Door geldgebrek was zij eerst niet in staat een ticket terug uit Suriname te kopen, want het Uwv had haar uitkering gestopt. Dat is de enige reden dat haar terugkeer enige tijd heeft geduurd. [eiseres] heeft de Nederlandse nationaliteit en heeft geen verblijfsrecht in Suriname. Bovendien vindt [eiseres] dat het staken van de uitkering leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
De rechtbank oordeelt als volgt. Op de uitkering van [eiseres] zijn hoofdstuk 2 van de Wajong en de Controlevoorschriften arbeidsongeschiktheidswetten 2006 van toepassing. Op grond daarvan is [eiseres] verplicht uit zichzelf meteen mededeling te doen van een wijziging van haar woon- of verblijfplaats. [1] Het Uwv moet de uitkering geheel of gedeeltelijk, blijvend of tijdelijk weigeren als zij deze verplichtingen niet behoorlijk nakomt. [2] Een dergelijke weigering is een belastend besluit. Het Uwv dient daarvoor aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor de weigering is voldaan. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het Uwv besluiten van het opleggen van een maatregel af te zien. [3] De aanwezigheid van dringende redenen dient dan door [eiseres] aannemelijk te worden gemaakt.
5. De rechtbank oordeelt dat [eiseres] haar inlichtingenverplichting niet goed heeft nageleefd. Sinds haar vertrek uit Lelystad zegt zij geen vaste woonplaats meer te hebben, dus een woonplaats kon zij niet aan het Uwv doorgeven. Zij was echter ook verplicht een wijziging van haar verblijfplaats meteen te melden. Dat heeft zij niet gedaan. Zij heeft in 2017 langere tijd in België en vervolgens in Suriname verbleven. In die periode was zij niet bereikbaar voor het Uwv. Het Uwv heeft haar uitkering daarom terecht stopgezet.
6. De rechtbank oordeelt dat het Uwv kon besluiten om niet af te zien van het opleggen van de maatregel. Dringende redenen om van het opleggen van een maatregel af te zien kunnen zijn gelegen in onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen voor een betrokkene. Het moet dan gaan om gevallen waarin iets uitzonderlijks aan de hand is. [eiseres] heeft uitgelegd dat zij een alleenstaande moeder is met een verstandelijke beperking. Zij is volledig afhankelijk van de uitkering. Het is de rechtbank duidelijk dat [eiseres] in een moeilijke situatie verkeert. Deze situatie is echter niet zo uitzonderlijk dat het Uwv had moeten afzien van de maatregel. Ook vindt de rechtbank dat het Uwv niet verplicht was de situatie van [eiseres] uit zichzelf verder te onderzoeken.
7. Dit betekent dat de rechtbank [eiseres] geen gelijk geeft. Het beroep is ongegrond. Er is geen reden om proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.L. Bolkestein, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Rijs, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2018.
de griffier is verhinderd om
rechter
deze uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep worden verzocht om een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Artikel 2:7, tweede lid onder d, van de Wajong en artikel 6 van de Controlevoorschriften arbeidsongeschiktheidswetten 2006.
2.Artikel 2:67, eerste lid, van de Wajong.
3.Artikel 2:67, derde lid, van de Wajong.