ECLI:NL:RBAMS:2018:7595
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bijstandsaanvraag en schending inlichtingenplicht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 25 oktober 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die eerder een bijstandsuitkering ontving, had op 16 augustus 2018 een nieuwe aanvraag voor bijstand ingediend na de beëindiging van zijn uitkering op 17 juli 2018. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam heeft deze aanvraag op 6 september 2018 afgewezen, omdat verzoeker onvolledige inlichtingen had verstrekt. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 12 oktober 2018 is verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De rechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet kan worden aangemerkt als zelfstandige, omdat hij niet voldoet aan het urencriterium van de Wet inkomstenbelasting 2001. Verzoeker heeft onvoldoende bewijs geleverd van zijn inkomsten en heeft geen adequate administratie bijgehouden.
De voorzieningenrechter concludeert dat het bestreden besluit naar verwachting in stand zal blijven, omdat verzoeker niet heeft aangetoond dat hij recht heeft op bijstand. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten of vergoeding van griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.