ECLI:NL:RBAMS:2018:7569

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2018
Publicatiedatum
24 oktober 2018
Zaaknummer
13/997015-16 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor grootschalige cocaïnehandel en witwassen

Op 19 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen die betrokken waren bij grootschalige handel in cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten, vanuit een woonwagen in Den Haag, meer dan 40 kilogram cocaïne hebben verkocht en 146 kilogram in bezit hadden. De verdachten zijn veroordeeld tot gevangenisstraffen van respectievelijk 6 en 4 jaar. Daarnaast zijn zij veroordeeld voor het witwassen van aanzienlijke geldbedragen, die zij met hun drugshandel hebben verdiend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de mannen respectievelijk ongeveer vier miljoen euro en veertigduizend euro hebben verdiend met hun drugshandel, welke bedragen zij moeten terugbetalen aan de Staat. De rechtbank heeft ook een ontnemingsvordering tegen beide verdachten ingesteld. De zaak is behandeld in een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank op basis van getuigenverklaringen, afgeluisterde gesprekken en administratie van de verdachten tot de conclusie kwam dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de verdachten in de cocaïnehandel. De rechtbank heeft de tenlasteleggingen voor een deel bewezen verklaard, maar ook enkele onderdelen van de dagvaarding nietig verklaard. De rechtbank heeft de rol van de verdachten in de cocaïnehandel als medeplegen gekwalificeerd en heeft hen ook schuldig bevonden aan het witwassen van de opbrengsten van hun criminele activiteiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/997015-16 (Promis)
Datum uitspraak: 19 oktober 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 28 juli 2016, 4 oktober 2016, 15 december 2016, 21 februari 2017, 18 juli 2017, 17 september 2018, 18 september 2018 en 11 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mrs. A. Bijleveld en B.C. Niks, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M. Jonk, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
medeplegen van overtreding van artikel 2 van de Opiumwet, meermalen gepleegd in de periode van 22 december 2015 tot en met 19 april 2016 te ’s-Gravenhage;
medeplegen van voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen ten aanzien van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet, in de periode van 1 januari 2016 tot en met 19 april 2016 te ‘s-Gravenhage;
medeplegen van (schuld)witwassen van diverse geldbedragen en voertuigen in de periode van 1 januari 2016 tot en met 19 april 2016 te ’s-Gravenhage, Amsterdam en/of Amstelveen, terwijl hij daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

3.1
Partiële nietigheid van de dagvaarding
Aan verdachte is onder feit 1, elfde gedachtestreepje, ten laste gelegd dat hij in de periode van 22 december 2015 tot en met 19 april 2016, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, te ’s-Gravenhage, meerdere, althans één, onbekend gebleven hoeveelheden cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of bereid, bewerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, althans aanwezig heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat dit deel van de tenlastelegging onvoldoende feitelijk is en derhalve niet voldoet aan de eisen die aan een dagvaarding gesteld worden in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Gelet hierop zal de dagvaarding ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging nietig worden verklaard.
De dagvaarding is voor het overige geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van feit 1
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot een partiële bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde. Niet kan worden bewezen dat verdachte de hoeveelheden cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. Bewezen kan worden dat verdachte tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) aan nagenoeg alle in de tenlastelegging genoemde afnemers cocaïne heeft verkocht. Verder is komen vast te staan dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] een hoeveelheid van 146 kilogram cocaïne aanwezig heeft gehad.
Ten aanzien van feit 2
Bewezen kan worden dat verdachte, tezamen en in vereniging met [medeverdachte] , voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor de import en export van cocaïne. Daartoe heeft hij met verschillende (internationale) contacten ontmoetingen gehad, rollen lood aangeschaft voor het ombouwen van een aanhangwagen en een bedrag van € 342.000 aanwezig gehad en vervoerd. Verder heeft hij gebruik gemaakt van een geldtelmachine, PGP-telefoons en had hij een verborgen ruimte in zijn auto’s.
Ten aanzien van feit 3
Bewezen kan worden dat verdachte, tezamen en in vereniging met [medeverdachte] , meerdere geldbedragen heeft witgewassen. Niet is komen vast te staan dat verdachte de beschikking had over het geldbedrag van € 675.000 (afkomstig van [naam afnemer 1] , tweede gedachtestreepje), het geldbedrag van € 150.000 (afkomstig van [naam 1] , vierde gedachtestreepje), het geldbedrag van € 56.625 (aangetroffen in de verblijfplaats van [medeverdachte] in [plaats] , zesde gedachtestreepje), het geldbedrag van € 100.000 (aangetroffen in de woning van de moeder van verdachte, zevende gedachtestreepje), het geldbedrag van € 12.500 (aangetroffen in de woning van [medeverdachte] , achtste gedachtestreepje), het geldbedrag van € 12.000 (aangetroffen in de woning van verdachte, negende gedachtestreepje) en de ten laste gelegde voertuigen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft zich ten aanzien van de feiten op zijn zwijgrecht beroepen. De raadsman heeft ten aanzien van de feiten de volgende verweren gevoerd.
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken. De cocaïne die in het onderzoek is aangetroffen, is niet te relateren aan verdachte. Niet is gebleken dat verdachte een voldoende significante – materiële of intellectuele – bijdrage aan enig Opiumwetdelict heeft geleverd. De rol van verdachte was ondergeschikt aan die van [medeverdachte] . Hij kan daarom niet als medepleger strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld.
Ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Er kan geen bewezenverklaring volgen voor voorbereidingshandelingen indien er geen verdovende middelen in beslag zijn genomen en getest. Subsidiair heeft de raadsman naar voren gebracht dat de in de tenlastelegging genoemde voorbereidingshandelingen niet kunnen worden bewezen. Indien zou komen vast te staan dat verdachte geldbedragen voorhanden heeft gehad en een geldtelmachine heeft gebruikt, kunnen deze handelingen niet worden geduid als voorbereiding of bevordering van een Opiumwetdelict.
Ten aanzien van feit 3
De raadsman heeft bepleit dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van de geldbedragen met een totaal van € 457.000 (eerste gedachtestreepje) heeft de raadsman naar voren gebracht dat verdachte slechts eenmaal een geldbedrag van € 52.000 in ontvangst heeft genomen en voorhanden heeft gehad. Verder kan niet worden bewezen dat verdachte een aandeel heeft gehad bij de overdracht van het geldbedrag van € 675.000 (tweede gedachtestreepje) en € 150.000 (vierde gedachtestreepje). Daarnaast kunnen de geldbedragen die in de woningen van [medeverdachte] (zesde en achtste gedachtestreepje) en de moeder van verdachte niet aan verdachte worden toegeschreven. Het geldbedrag dat in de woning van verdachte is aangetroffen (negende gedachtestreepje), heeft verdachte gedeeltelijk verdiend met voetbal op semiprofessioneel niveau. Het overige gedeelte (3.000 Engelse Pond) had verdachte voor een vriend in bewaring.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Ten aanzien van feit 1, 2 en 3
Politieonderzoek Melogale II
Onder de naam Melogale II is door de politie vanaf einde 2015 onderzoek gedaan naar de vermoedelijke handel in kiloblokken cocaïne door [medeverdachte] en verdachte vanuit de woonwagen van [medeverdachte] aan de [adres 1] . In dat kader zijn de hiervoor besproken videocamera en afluisterapparatuur gebruikt en zijn kentekenregistratiesystemen geplaatst langs de twee toegangswegen naar het woonwagenkamp.
Binnen het grondgebied brengen van cocaïne
Met de officieren van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. Verdachte zal van dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Afnemers [naam afnemer 2] en [naam afnemer 3]
Op 31 maart 2016 wordt waargenomen dat [medeverdachte] om 12.30 uur zijn woning binnengaat met een gevulde sporttas. Omstreeks 12.54 uur arriveert verdachte eveneens bij de woning. Hij gaat naar binnen en draagt een gevulde tas Albert Heijn bij zich. [2] Omstreeks 13.00 uur vertrekt verdachte. Een kwartier later komen twee mannen bij de woning aan. Zij gaan naar binnen. [3] De mannen verlaten om 13.56 uur de woning en rijden weg in een voertuig met kenteken [kenteken ] . Om 14.12 uur wordt het voertuig staande gehouden. [4] Bij doorzoeking van het voertuig wordt bij de rechterachterbank een verborgen ruimte aangetroffen. In de verborgen ruimte liggen twee witte blokken en een Albert Heijn tas. In de Albert Heijn tas zit nog een wit blok en een kassabon. Op de blokken staat respectievelijk ‘CN’, ‘777’ en ‘F1R’ geschreven. Monsters van de blokken, die samen 3.01 kilogram wegen, worden voor onderzoek naar het NFI gestuurd. [5] De monsters blijken cocaïne te bevatten. [6] De kassabon blijkt afkomstig van het Albert Heijn filiaal aan het [adres 2] en betreft een transactie van 29 maart 2016 te 10.42 uur. [7] Op camerabeelden is te zien dat [medeverdachte] bij voornoemd filiaal op voornoemd tijdstip bij de kassa staat en goederen op de band legt. Deze goederen komen overeen met de goederen op de kassabon. Zichtbaar is dat [medeverdachte] een Albert Heijn tas pakt en daar de boodschappen in plaatst. Als [medeverdachte] vertrekt, neemt hij de kassabon aan. [8]
Uit de OVC van 31 maart 2016 volgt dat verdachte tegen [medeverdachte] zegt dat hij er ‘twee heeft en een Audi’. [9] [medeverdachte] en verdachte bespreken vervolgens de prijs. [10] In het gesprek tussen verdachte en [naam afnemer 2] en [naam afnemer 3] , dat kort na het vertrek van verdachte plaatsvindt, zegt [medeverdachte] dat hij 777, CN, F1R, Audi, Puma en Poker heeft en dat ze het mogen openmaken. [naam afnemer 3] en [naam afnemer 2] zeggen dat het erg goed is. [11] Vervolgens zegt [medeverdachte] dat ze het even op de weegschaal leggen en hij de gegevens erop schrijft. [12]
De rechtbank acht bewezen dat [naam afnemer 2] en [naam afnemer 3] op 31 maart 2016 drie kilogram cocaïne hebben afgenomen bij de woning van [medeverdachte] . Kort voordat [naam afnemer 2] en [naam afnemer 3] bij de woning arriveren, heeft verdachte daar een gevulde Albert Heijn tas afgeleverd. Uit de OVC blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de Albert Heijn tas blokken cocaïne bevatte. Kort nadat verdachte is vertrokken, arriveren [naam afnemer 2] en [naam afnemer 3] . Daarvoor heeft verdachte nog kort met [medeverdachte] de prijs besproken. De stempels van de cocaïne die bij [naam afnemer 2] en [naam afnemer 3] zijn aangetroffen, zijn opgenomen in de voorraadlijst (‘Totaal Meiden’) die in de telefoon van verdachte is aangetroffen. [13] Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Ten aanzien van de overige afnemers (feit 1), de voorbereidingshandelingen (feit 2) en het witwassen (feit 3)
Ten aanzien van de overige in feit 1 genoemde afnemers geldt dat geen cocaïne is aangetroffen. De verdediging heeft aandacht gevraagd voor de uitspraken in de zaak [naam zaak] , waarin het gerechtshof Amsterdam heeft geoordeeld dat ook in die gevallen waarbij geen cocaïne is aangetroffen en ook niet met zoveel woorden over cocaïne wordt gesproken door de verdachten, in beginsel een bewezenverklaring mogelijk is, mits op grond van het samenstel van feiten en omstandigheden geen andere conclusie mogelijk is dan dat sprake is geweest van handelingen met betrekking tot cocaïne. De rechtbank kent in dit verband betekenis toe aan de volgende feiten en omstandigheden.
Woordgebruik OVC
Van 1 januari 2016 tot de aanhouding van verdachte is de vertrouwelijke communicatie in de woning van [medeverdachte] opgenomen. [14] In de gesprekken die daar zijn gevoerd, wordt veelal in versluierd taalgebruik over producten gesproken. Begrippen als Poker, Vis, Puma, J10, Audi, Muzieknoot, Toyota, Techno (Mari(n)e), FR1 (mogelijk wordt F1R bedoeld), ZZ (of NN), Mexicaan, F12, Yamaha, R1 en Rolex komen naar voren. Een gedeelte van deze termen zijn bekend als logo’s van cocaïneblokken bij Europol en/of worden teruggevonden in de Europol Cocaine Logo Catalogue 2008. Verder wordt gesproken over de geur van de producten. Cocaïne heeft een typisch zurige lucht (door kristallisatie met zoutzuur). Er wordt verschillende keren gesproken over een geur die naar diesel ruikt. Bij cocaïneproductie in Zuid-Amerika wordt vaak dieselolie gebruikt om de cocaïne te extraheren uit de bladeren van de cocaplanten. Indien er niet goed gezuiverd wordt, is het mogelijk dat het eindproduct ruikt naar dieselolie. Er wordt ook verschillende keren gesproken over het koken van het product met ammoniak of bakpoeder (natriumbicarbonaat). Na het koken zou het ‘gerookt kunnen worden’ en het product wordt er zuiverder van. Door cocaïne te koken met ammoniak of een andere base ontstaat ‘base coke’. Deze vorm van cocaïne kun je roken. Er wordt ook gesproken over het verwijderen van de diesellucht en dat het product vermengd is. Uit analyses van de douane en het NFI van rechtstreeks uit Zuid-Amerika afkomstige cocaïne blijkt dat dit vermengd is met andere producten. Door de cocaïne uit te koken, zullen de versnijdingsmiddelen eruit gehaald worden. Er wordt uitvoerig gesproken over kopen en verkopen. In relatie tot dit spreekt men over 20, 21, 22, 23, 24, 25 en 26. Bekend is dat de groothandelsprijs van cocaïne varieert tussen € 18.000 en € 35.000, afhankelijk van kwaliteit, aanbod, vraag, beschikbaarheid en hoeveelheid. Door handelaren wordt bij het aanduiden van de prijzen vaak dit soort termen gebruikt. [15] Uit eerdere politieonderzoeken met betrekking tot handel in verdovende middelen blijkt dat de kiloprijs over het algemeen in een tiental wordt uitgedrukt. Een prijs van bijvoorbeeld € 26.000 wordt dan aangeduid als ‘26’. [16]
Van een uitbundige handel in andere goederen dan cocaïne, behalve van een zijhandeltje van [medeverdachte] in PGP-telefoons en een paar gesprekken die over softdrugs lijken te gaan, is in dit uitgebreide onderzoek niet gebleken. De gesprekken over PGP’s en softdrugs zijn over het algemeen ook gemakkelijk en duidelijk te onderscheiden van de gesprekken over de hiervoor genoemde termen en bedragen. PGP-telefoons zijn doorgaans geurloos, hebben een andere prijs, worden niet van stempels voorzien en worden niet worden gekookt; het is daarom in vele gesprekken over de genoemde benamingen volstrekt helder dat het niet over PGP’s gaat. Softdrugs komen slechts in een paar gesprekspassages voor en worden dan ook onomwonden bij de naam genoemd. Ook softdrugs worden bovendien niet gekookt en ruiken niet naar diesel.
In de vele gesprekken in de woonwagen van [medeverdachte] wordt de handelswaar veruit in de meeste gevallen aangeduid met één van de hiervoor genoemde benamingen en/of een rond aantal zoals ‘een Poker’ en ‘ik heb er vier nodig’. Vele voorbeelden hiervan zijn terug te vinden in het bewijs, zoals dat hieronder zal worden besproken bij de afzonderlijke afnemers. Tijdens de (delen van de) gesprekken die gaan over de handelswaar met de genoemde benamingen wordt niets gezegd dat duidt op verschillende soorten handelswaar (zoals andere soorten drugs) en er wordt ook niet over pakken van verschillende gewichten gepraat. Kennelijk was het voor de gesprekspartners dus niet nodig om nader te specificeren van welke handelswaar men er een/twee/drie wilde hebben, of wat het gewicht van ‘een Poker’ was. Verder valt uit verschillende gesprekken rechtstreeks af te [naam 7] dat onder meer Poker, Audi, Puma, Toyota, Techno Marine en J10 verschillende varianten van hetzelfde product zijn. Uit gesprekken wordt dan ook duidelijk dat het gaat om een eenvormige handel in telkens hetzelfde product, dat in vaste (gewichts)eenheden wordt verkocht.
Administratie van verdachte
Op 19 april 2016 wordt de woning op het adres [adres 1] en de woning van verdachte doorzocht. In beide woningen wordt onder meer een telefoon van het merk Blackberry aangetroffen en in beslag genomen. Uit onderzoek aan deze telefoons blijkt dat het gaat om zogenoemde ‘PGP-telefoons’, te weten telefoons voorzien van encryptiesoftware. [17] Door specialisten van het Nederlands Forensisch Instituut worden de encryptiesleutels van de telefoons gebroken en wordt de inhoud weergegeven. De gebruikers van deze telefoons worden geïdentificeerd als [medeverdachte] (onder de naam [naam 2] ) en verdachte (onder de naam [naam 3] ). [18] In de telefoons worden e-mailberichten, PGP-berichten en een contactenlijst aangetroffen. [19] Uit de PGP-communicatie tussen verdachte en [medeverdachte] blijkt dat er gesproken wordt over termen als Toyota, Poker, Puma, J10, Techno Marine en Audi, in combinatie met diverse aantallen. [20] Verder deelt [medeverdachte] op 10 april 2016 zijn contactpersonen met verdachte. [21] In de telefoon van verdachte wordt tevens administratie aangetroffen over het meegeven, ontvangen en omruilen van producten en bedragen. [22] In deze administratie worden termen gebruikt die ook in de OVC-gesprekken worden gebruikt voor de handelswaar van verdachte en [medeverdachte] , zoals hiervoor al besproken. Meestal wordt in de administratie volstaan met notities als ‘1 poker meegegeven’, ’10 techno marine mee’, ‘3 poker opgehaald’. In de meeste gevallen is in deze berichten en administratie, net als in de OVC-gesprekken, niet nader aangegeven wat met deze getallen wordt bedoeld. De rechtbank maakt daaruit op dat een nadere aanduiding van wat bijvoorbeeld ‘3 poker’ is, niet nodig was omdat het kennelijk steeds gaat om dezelfde eenheden. Een aantal keren is in deze administratie wel uitdrukkelijk een gewicht genoemd, bijvoorbeeld ‘gewicht 1046 en 1048’ en ‘gewogen met verpakking 1134’, waarbij opvalt dat die gewichten dan steeds iets boven de kilo (1000) liggen. Ook in deze administratie is niets te ontdekken dat een onderscheid aangeeft tussen verschillende soorten handelswaar, anders dan de benamingen als Poker, Audi’s etc. Opvallend is voorts nog dat in deze administratie een aantal verwijzingen naar de kennelijke kiloprijs van de handelswaar is te zien. Een veelzeggend gedeelte van de administratie luidt:
‘totaal 21 stuks gekocht.
8 toyota’s
7 audi’s
5 J10’s
1. techno marine
totale gewicht
was 20.708 x 26.500 = 548.762
totaal te betalen 548.762’ [23]
Uit deze notitie maakt de rechtbank op:
- dat de genoemde waar (Toyota’s, Audi’s, J10’s, Techno Marine) per stuk gemiddeld ongeveer een kilo weegt;
- dat de prijs van een kilo van ieder van deze waar gelijk is, en
- dat die prijs in dit geval 26.500 per kilo is; een prijs die – uitgaande van euro’s – past bij de hiervoor genoemde groothandelsprijs van cocaïne.
Voorts is de benaming ‘Audi’ ook in het hierboven beschreven gesprek met [naam afnemer 3] en [naam afnemer 2] genoemd in een rijtje met ook CN, F1R en 777, welke laatste alle drie kilopakken cocaïne bleken te zijn.
De rechtbank concludeert dat daar waar verdachte en [medeverdachte] spreken over ‘Poker’, een ‘Audi’ en de andere hiervoor genoemde benamingen, zij spreken over cocaïne, die zij verhandelen in blokken van ongeveer een kilo, zoals die ook bij [naam afnemer 3] en [naam afnemer 2] zijn aangetroffen, en dat deze handel werd bijgehouden door middel van de in de PGP van verdachte aangetroffen administratie. De rechtbank hecht grote bewijswaarde aan deze administratie. Verdachte hield deze administratie bij in een PGP-telefoon en deelde deze, voor zover bekend, alleen met de PGP van [medeverdachte] . De administratie was dus kennelijk daadwerkelijk voor ‘intern’ gebruik door verdachte en [medeverdachte] bedoeld en had geen ander kennelijk doel dan het bijhouden van de daadwerkelijke stand van zaken met betrekking tot de verkoop van cocaïne. Een ander doel van deze administratie is overigens ook door niemand geopperd. Verdachte was bovendien in zijn reguliere baan onder meer verantwoordelijk voor het bijhouden van de boekhouding en administratie van het bedrijf waar hij werkte, zodat verondersteld kan worden dat hij voldoende vaardig is om een tamelijk eenvoudige boekhouding, zoals in de PGP aangetroffen, accuraat te kunnen voeren. [24] Er is dan ook geen reden om er aan te twijfelen dat deze administratie klopt.
Rolverdeling tussen verdachte en [medeverdachte]
Uit de OVC-gesprekken, de observaties en de PGP-administratie leidt de rechtbank ook af dat verdachte en [medeverdachte] nauw samenwerkten. Verdachte bespreekt onder meer met [medeverdachte] de stand van zaken met betrekking tot de cocaïnevoorraad en de kennelijke opbrengst van de cocaïnehandel. Verdachte houdt niet alleen de administratie hiervan nauwkeurig bij, maar hij adviseert [medeverdachte] ook bijvoorbeeld over de wijze van betaling en de extra kosten die gepaard gaan met kleine coupures. Verdachte is bij veel transacties met de afnemers aanwezig en neemt actief deel aan de gesprekken. Ook telt hij het ontvangen drugsgeld mee. Op momenten dat [medeverdachte] in Spanje is ontvangt verdachte zelfstandig (potentiële) afnemers in de woonwagen. Ook is regelmatig geobserveerd dat verdachte vlak voor of na de komst van deze afnemers iets in tassen brengt of meeneemt naar de woonwagen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat zij samen bezig waren met het verhandelen van de hen kennelijk ter beschikking staande cocaïnevoorraad op een zodanige nauwe wijze dat de rol van verdachte in het merendeel van de tenlastegelegde cocaïnetransacties als medeplegen te kwalificeren is.
Vervolgens komt de rechtbank toe aan een bespreking van het overige bewijs, dat betrekking heeft op verschillende zaaksdossiers en/of afnemers. De rechtbank zal daarbij steeds bespreken of, in samenhang met de voorgaande overwegingen, voor bewezenverklaring van de verschillende onderdelen van de tenlastelegging wel of niet voldoende bewijs is geleverd.
Handel in cocaïne (feit 1)
Afnemer [naam afnemer 4]
Op 13, 14, 22, 25 en 27 januari 2016 en 17 februari 2016 bezoekt een persoon de woning van [medeverdachte] . [25] Deze persoon wordt geïdentificeerd als [naam afnemer 4] . [26] Vanaf 25 januari 2016 zijn de gesprekken in de woning tussen [naam afnemer 4] en verdachte en/of [medeverdachte] opgenomen.
Op 13 januari 2016 gaat verdachte omstreeks 18.58 uur met een sporttas de woning van verdachte binnen. [27] Omstreeks 19.05 arriveert [naam afnemer 4] bij de woning. Samen met verdachte betreedt hij de woning. [28] Vijf minuten later verlaat [naam afnemer 4] de woning. In zijn beide handen draagt hij twee tassen. [29] In de administratie op de telefoon van verdachte staat het volgende vermeld: 13-01 poker 1x 1148, 1x 1162, 1x 1144, 1x 1154 toyota 1x 1172, 1x 1162, 1x 1162, 1x 1158 meegegeven met [naam 4] . [30]
Op 14 januari 2016 arriveert verdachte omstreeks 12.31 bij de woning van [medeverdachte] . Om 12.35 uur gaat [naam afnemer 4] eveneens de woning binnen. In zijn rechterhand draagt hij een zwarte tas. Drie minuten later verlaat [naam afnemer 4] de woning. Hij draagt op dat moment geen tas meer bij zich. [31] In de administratie van de telefoon van verdachte staat het volgende vermeld: 14-01 pap gehad voor 5 toyota, 135 van [naam 4] . [32]
Op 16 januari 2016 loopt verdachte omstreeks 12.38 de woning van [medeverdachte] binnen. Hij draagt een donkere tas over zijn linkerschouder. Om 12.40 uur komt [naam afnemer 4] bij de woning aan. Hij draagt een witte tas bij zich. Nadat hij de woning heeft betreden, vertrekt hij een minuut later. Op dat moment draagt hij in zijn linkerhand een gevuld uitziende plastic tas van supermarktketen Lidl. [33] In de administratie van de telefoon van verdachte staat het volgende vermeld: 5 poker omgeruild voor mexicaan, 1x 1178, 1x 1144, 1x 1158, 1x 1168, 1x 1234, 4 poker terug gehad, 1 als voorbeeld gehouden. [34]
Op 22 januari 2016 komt [naam afnemer 4] omstreeks 12.02 uur bij de woning van [medeverdachte] . Na ongeveer tien seconden loopt [naam afnemer 4] naar de woning op het adres [adres 1] . [naam afnemer 4] draagt een plastic tas bij zich. Omstreeks 12.08 uur komt [medeverdachte] aanlopen. Hij loopt eveneens naar de woning op het adres [adres 1] . Om 12.26 uur loopt [naam afnemer 4] terug naar zijn auto. Hij draagt op dat moment een andere plastic tas met zich mee. [35] In de administratie op de telefoon van verdachte staat het volgende vermeld: 22-01 [naam 4] betaald 126.895, 5 audi meegegeven, 1 poker terug. [36]
Op 25 januari 2016 komt [naam afnemer 4] omstreeks 10.51 uur in de woning van [medeverdachte] . Vijf minuten later verlaat hij de woning. In zijn hand draagt hij een gevulde plastic tas. [37] Uit de OVC blijkt dat in de woning tussen de genoemde tijdstippen een gesprek tussen [medeverdachte] en [naam afnemer 4] plaatsvindt. [38] In het gesprek vraagt [medeverdachte] aan [naam afnemer 4] : “Dat is Techno Marin. Hij moest er zeven hebben toch?” [naam afnemer 4] zegt kort daarop: “Moest er twee meenemen”. Later zegt [naam afnemer 4] : “We hebben die Toyota gehad van jou”. Kort daarop zegt [medeverdachte] dat de Toyota’s op zijn en [naam afnemer 4] er vijf van heeft gepakt. [39] In de administratie van verdachte staat het volgende vermeld: 25-01 [naam 4] 1x techno 1x j10 mee. [40]
Op 27 januari 2016 gaat [naam afnemer 4] omstreeks 13.59 uur de woning van [medeverdachte] binnen. Hij draagt een zwarte laptoptas bij zich. Twee minuten later vertrekt [naam afnemer 4] . Naast de laptoptas draagt [naam afnemer 4] een gevulde plastic tas. [41] Uit de OVC blijkt dat in de woning tussen de genoemde tijdstippen een gesprek tussen [medeverdachte] en [naam afnemer 4] plaatsvindt. Hoorbaar is dat er spullen uit een tas worden gehaald. [medeverdachte] zegt daarbij onder meer tegen [naam afnemer 4] : “En drie van die Toyota’s”. [42] Omstreeks 16.10 uur arriveert verdachte bij de woning. Na een paar minuten gaat hij naar binnen. Omstreeks 16.18 uur komt [naam afnemer 4] met een gevulde plastic boodschappentas bij de woning aan. Omstreeks 16.30 uur vertrekt [naam afnemer 4] . [43] Uit de OVC blijkt dat in de woning tussen de genoemde tijdstippen een gesprek tussen verdachte, [medeverdachte] en [naam afnemer 4] plaatsvindt. [naam afnemer 4] zegt in dat gesprek : “Ik heb het niet kunnen tellen, want het ging allemaal zo snel (…) het moet 212 zijn.” Hoorbaar is dat er iets wordt geteld. Na enig moment zegt [medeverdachte] : “6 en 6 is 12. Tweehonderd en twaalf”. Vervolgens is meermalen het geluid van een geldtelmachine te horen. Hierna wordt door [medeverdachte] , [naam afnemer 4] en verdachte gesproken over wat [naam afnemer 4] morgen wil hebben. Daarbij worden de termen J10, F1, 777 en Audi genoemd. [44] Nadat [naam afnemer 4] is vertrokken, spreken verdachte en [medeverdachte] nog verder over hetgeen zij zojuist ontvangen hebben. Hierbij vraagt verdachte aan [medeverdachte] : “Maar goed, je hebt met hem afgesproken 26,5 hè?” [medeverdachte] reageert hierop: “Ja, ja. Hij betaalt gewoon 26,5.” [45] In de administratie op de telefoon van verdachte staat het volgende vermeld: 27-01 [naam 4] betaald 79.810, 5 J10 mee en 3 toyota, 211 betaald. [46]
Op 17 februari 2016 wordt omstreeks 16.35 gezien dat [naam afnemer 4] voor de woning van [medeverdachte] aan het wachten is. Omstreeks 16.40 uur parkeert er een voertuig achter de auto van [naam afnemer 4] . [naam afnemer 4] neemt een gevulde plastic tas aan van een persoon en vertrekt. [47] In de administratie op de telefoon van verdachte staat het volgende vermeld: 17-02 [naam 5] 3 poker opgehaald. [48] In de administratie op de telefoon van verdachte staat verder een document genaamd ‘ [naam 4] eindoverzicht’. Hierin wordt [naam 4] aangeduid als ‘ [naam 5] ’. [49]
De rechtbank acht bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] de ten laste gelegde hoeveelheid cocaïne aan [naam afnemer 4] heeft verkocht. Uit het bewijs volgt dat [naam afnemer 4] meermalen de woning van [medeverdachte] bezoekt. Daarbij zijn verdachte en/of [medeverdachte] aanwezig. Uit de OVC blijkt dat er over stempels van cocaïne wordt gesproken, in combinatie met hoeveelheden en geldbedragen. Uit de vele overeenkomsten tussen de data van zijn bezoeken, hetgeen bij die bezoeken is besproken en de aantekeningen in de administratie op de telefoon van verdachte is duidelijk dat de verkoop van cocaïne aan [naam afnemer 4] werd bijgehouden onder het pseudoniem ‘ [naam 4] ’.
Afnemer [naam afnemer 5]
Op 20, 21 en 25 januari 2016 bezoekt een persoon de woning van [medeverdachte] . [50] Deze persoon wordt geïdentificeerd als [naam afnemer 5] . [51]
Op 20 januari 2016 gaat [naam afnemer 5] omstreeks 19.11 uur de woning van [medeverdachte] binnen. Omstreeks 19.51 uur verlaat hij de woning. [52] Uit de OVC volgt dat [naam afnemer 5] tegen [medeverdachte] zegt dat hij tien stuks nodig heeft en hij morgen minimaal 160 gaat geven. [53] [naam afnemer 5] en [medeverdachte] spreken af dat hij er vier neemt. [naam afnemer 5] benadrukt dat hij er morgen echt tien moet hebben. [medeverdachte] zegt dat hij het morgen kan aanvullen. [54]
Op 21 januari 2016 gaat [naam afnemer 5] omstreeks 09.34 uur de woning van [medeverdachte] binnen. Hij draagt een blauwe tas in zijn hand. [55] Uit de OVC volgt dat [naam afnemer 5] tegen [medeverdachte] zegt dat hij er gisteren vier heeft gegeven. [medeverdachte] zegt dat hij er nu zes moet pakken. [56] Omstreeks 09.37 uur loopt [medeverdachte] zijn woning uit en loopt naar de naastgelegen woning. Hij draagt een blauwe tas in zijn hand. Omstreeks 09.39 uur loopt [medeverdachte] terug naar zijn woning. In zijn hand draagt hij weer de blauwe tas. [57] Als [medeverdachte] terug in zijn woning is, zegt hij tegen [naam afnemer 5] : “zes”. [naam afnemer 5] antwoordt: “Super. Nou, ik ga gelijk rijden.” [58] Vervolgens loopt [naam afnemer 5] de woning van [medeverdachte] uit. Hij draagt de blauwe tas bij zich. [59]
Op 25 januari 2016 gaat [naam afnemer 5] omstreeks 09.43 uur de woning van [medeverdachte] binnen. Vijf minuten later vertrekt [naam afnemer 5] . Zijn jas oogt op dat moment dikker dan bij andere ontmoetingen. [60] Uit de OVC volgt dat [medeverdachte] tegen [naam afnemer 5] zegt dat ‘die wel een paar keer open is geweest’. [naam afnemer 5] zegt dat het niet uitmaakt en vraagt wat er gebeurt als hij deze mee terug moet nemen omdat hij kapot is. [medeverdachte] zegt dat hij dan een andere krijgt. [61]
In de administratie op de telefoon van verdachte staat het volgende vermeld: 21-01 [naam 6] 10 techno marine mee, 25-01 [naam 6] 1 poker mee. [62] In een aparte folder van de administratie getiteld ‘ [naam 6] ’ staat vermeld dat er in totaal 18 stuks openstaan en er betalingen zijn geweest op 24-01, 27-01, 29-01, 31-01 en 04-02. Na 04-02 staat vermeld dat dat de betaling ‘aan mij’ is gedaan. [63]
De rechtbank acht bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] 18 kilogram cocaïne aan [naam afnemer 5] heeft verkocht. Uit het bewijs volgt dat [naam afnemer 5] meermalen de woning van [medeverdachte] bezoekt. Uit de gesprekken is op te maken dat er iets verhandeld wordt. Uit de overeenkomsten tussen de data van zijn bezoeken, hetgeen bij die bezoeken is besproken en de aantekeningen in de administratie op de telefoon van verdachte is duidelijk dat [naam afnemer 5] in de administratie wordt aangeduid met pseudoniem [naam 6] en dat hij 18 kilo cocaïne heeft afgenomen. Nadien zijn er blijkens de administratie meerdere betalingen verricht, waaronder een gedeelte op 4 februari 2016 aan verdachte.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde hoeveelheid cocaïne aan [naam afnemer 5] heeft verkocht. Hij zal daarvan worden vrijgesproken.
Afnemer [naam afnemer 6]
Op 4 maart 2016 loopt een persoon omstreeks 08.34 uur naar de woning van [medeverdachte] . [64] Deze persoon wordt geïdentificeerd als [naam afnemer 6] . [65] Omstreeks 08.57 uur komt verdachte eveneens bij de woning van [medeverdachte] . In zijn linkerhand draagt hij een blauwe Albert Heijn tas. Aan de onderkant van de tas is een blokvormig voorwerp zichtbaar. [66] Omstreeks 09.04 uur verlaat verdachte de woning met in zijn handen een gevulde Albert Heijn tas. [67] Omstreeks 09.06 uur verlaat [naam afnemer 6] de woning. Hij draagt in zijn rechterhand een blauwe tas. [68] Uit de OVC volgt dat verdachte, [medeverdachte] en [naam afnemer 6] een gesprek voeren. [medeverdachte] zegt tegen verdachte dat hij al twintig heeft betaald, waarna [medeverdachte] zegt: “neem er een mee”. [medeverdachte] vraagt vervolgens aan verdachte of hij ‘een poker mee’ heeft opgeschreven. Verdachte antwoordt bevestigend. [69] In de administratie op de telefoon van verdachte staat het volgende vermeld: 29-02 (…), 04-04 buurman 1 poker en 20 gehad, 06-03 (…). [70]
De rechtbank acht bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] 1 kilogram cocaïne aan [naam afnemer 6] heeft verkocht. Uit het bewijs volgt dat [naam afnemer 6] de woning van [medeverdachte] heeft bezocht op 4 maart 2016. Verdachte en [medeverdachte] waren daarbij aanwezig. Er wordt besproken dat [naam afnemer 6] een Poker (cocaïne) meeneemt. In de administratie van verdachte staat dat ‘Buurman’ 1 poker heeft afgenomen en dat verdachte twintig heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat de in de administratie opgenomen datum 04-04 een kennelijke verschrijving is en 04-03 moet zijn. De administratie is chronologisch vastgelegd en de transactie op 04-04 is opgenomen tussen de data 29-02 en 06-03. De inhoud van de notitie in de administratie sluit dus naadloos aan op hetgeen uit de OVC naar voren komt.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde hoeveelheid cocaïne aan [naam afnemer 6] heeft verkocht. Hij zal daarvan worden vrijgesproken.
Afnemer [naam afnemer 1]
Op 17, 20, 24 en 26 januari 2016 en 11 februari 2016 bezoekt een persoon de woning van [medeverdachte] . [71] Deze persoon wordt geïdentificeerd als [naam afnemer 1] . [72] Bij de ontmoetingen op 17, 20 en 24 januari 2016 bezoekt [naam afnemer 1] de woning in het gezelschap van [naam afnemer 5] . [73]
Op 17 januari 2016 vraagt [medeverdachte] aan [naam afnemer 1] of hij Technomarin wil, waarop [naam afnemer 1] bevestigend antwoordt. [74]
Op 11 februari 2016 parkeert verdachte omstreeks 13.44 uur een voertuig voor de woning van [medeverdachte] . Omstreeks 14.07 uur komt [naam afnemer 1] aan bij de woning. Twee minuten later gaan verdachte en [naam afnemer 1] samen de woning binnen. Omstreeks 14.15 uur verlaat [naam afnemer 1] de woning, vijf minuten later gevolgd door verdachte. [75] Uit de OVC volgt dat verdachte een gesprek voert met [naam afnemer 1] . [medeverdachte] is hierbij niet aanwezig. Verdachte zegt in dit gesprek onder meer: “Oke, dit is twaalfduizend Frank.” [naam afnemer 1] antwoordt bevestigend. Verdachte vraagt vervolgens: “en hier hebben we?”, waarop [naam afnemer 1] zegt: “vijftien”. Verdachte zegt hierop: “Dan heb je een betaald”. [76] In de administratie op de telefoon van verdachte staat het volgende vermeld: 11-02 maat v [naam 6] 15.000 euros en 12.000 f. franc gegeven, 15-02 maat [naam 6] 30 betaald fr terug en 17-02 vriend [naam 6] 33 betaald. [77]
Hieruit leidt de rechtbank af dat [naam afnemer 1] samen met medeverdachte [naam afnemer 5] meermalen de woonwagen van [medeverdachte] heeft bezocht. Nadien heeft [naam afnemer 1] , kennelijk geheel zelfstandig, driemaal betalingen verricht aan verdachte en [medeverdachte] , waarmee hij in totaal € 78.000,- heeft betaald (€ 15.000,- en 12.000 franken op 11-02, € 30.000,- en de franken teruggekregen op 15-02 en € 33.000,- op 17-02). Nu verdachte en [medeverdachte] blijkens het dossier gewoonlijk een verkoopprijs van € 26.000,- hanteerden, houdt de rechtbank het er voor dat [naam afnemer 1] daarmee 3 kilo cocaïne van hen heeft afgenomen en betaald.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde hoeveelheid cocaïne aan [naam afnemer 1] heeft verkocht. Hij zal daarvan worden vrijgesproken.
Afnemer [naam afnemer 7]
Op 25 en 29 januari 2016 en 2 februari 2016 komt een persoon bij de woning van [medeverdachte] . [78] Deze persoon wordt geïdentificeerd als [naam afnemer 7] . [79] Uit de OVC van 2 februari 2016 volgt dat [naam afnemer 7] en [medeverdachte] een gesprek voeren. [medeverdachte] vraagt aan [naam afnemer 7] : “Heb je er een of twee gepakt?”, waarop [naam afnemer 7] antwoordt: “Ik heb er drie gepakt. Alle drie zijn weg. Ik heb drie van die poker gepakt. Ik had (…) geld gelijk, vrijdag al”. [80]
Net als de officieren van justitie leidt de rechtbank uit dit gesprek af dat het over drie kilo cocaïne gaat waar [naam afnemer 7] kennelijk op enig moment iets mee heeft gedaan. Het gesprek dwingt echter niet tot de conclusie dat [naam afnemer 7] deze cocaïne van verdachte en/of [medeverdachte] heeft afgenomen. Ook ontbreekt een verankering in de administratie van verdachte. De rechtbank zal verdachte daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Afnemers [naam afnemer 8] en [naam afnemer 9]
Op 9 januari 2016 bezoeken twee mannen omstreeks 16.59 uur de woning van [medeverdachte] . Omstreeks 18.09 uur vertrekken de mannen. [81] Zij worden geïdentificeerd als [naam afnemer 8] en [naam afnemer 9] . [82] Uit de OVC volgt dat de drie mannen een gesprek voeren. [medeverdachte] zegt dat hij iets gaat laten zien. Vervolgens zegt hij: “dit zijn die Audi’s. Dit zijn de technomarine”. Verder noemt [medeverdachte] Poker, Yamaha en J10. [83] Vervolgens zegt [medeverdachte] dat ze beter even kunnen koken. [84] Aan het einde van het gesprek vraagt [medeverdachte] : “Moet je een pokie meenemen? (…) Als je er een wil, kunnen we er een meegeven. Dan kan je op je gemak kijken.” [medeverdachte] vraagt aan de mannen of ze een tasje willen hebben en zegt dat ze het maar laten weten. Vervolgens vraagt [medeverdachte] of ze hem in de tas hebben. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord. [85]
De rechtbank acht bewezen dat [naam afnemer 9] en [naam afnemer 8] 1 kilogram cocaïne hebben afgenomen. Uit het bewijs volgt geen betrokkenheid van verdachte bij deze overdracht. Hij zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken. Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte deze hoeveelheid aanwezig heeft gehad.
Afnemers [naam afnemer 10] en [naam afnemer 11]
Op 22 december 2015 bezoeken twee personen de woning van [medeverdachte] . [86] Zij worden in het onderzoek geïdentificeerd als [naam afnemer 10] en [naam afnemer 11] . [87] [naam afnemer 10] en [naam afnemer 11] komen in de daaropvolgende maanden nog elf keer bij de woning, soms in elkaars gezelschap en soms alleen. [88] Zij ontmoeten daar drie keer met verdachte en acht keer met [medeverdachte] . [89]
Op 22 december 2015 omstreeks 11.34 komt verdachte aanlopen bij de woning van [medeverdachte] . Verdachte draagt in zijn linkerhand een gevulde, witte plastic tas van de Keurslager. Verdachte gaat de woning binnen. Omstreeks 11.41 uur komen [naam afnemer 10] en [naam afnemer 11] bij de woning aan. [naam afnemer 11] draagt in zijn linkerhand een zwarte plastic tas. Een minuut nadat [naam afnemer 10] en [naam afnemer 11] de woning binnen zijn gegaan, vertrekken zij weer. [naam afnemer 11] draagt in zijn rechterhand een witte plastic tas van de Keurslager. In de tas is een blokvormig voorwerp zichtbaar. Omstreeks 12.23 uur verlaat verdachte de woning. In zijn hand draagt hij een zwarte plastic tas. [medeverdachte] is bij deze ontmoeting niet aanwezig. [90] In de administratie op de telefoon van verdachte staat het volgende vermeld: 22-12 [naam 7] heeft mij betaald 49.300, 1x witte meegegeven muzieknote. [91]
Op 31 december 2015 omstreeks 13.31 uur gaat verdachte de woning van [medeverdachte] binnen. Omstreeks 15.38 uur komt [naam afnemer 11] bij de woning aan. Met beide handen draagt hij een gevulde rode tas. [naam afnemer 11] gaat de woning binnen. Omstreeks 15.40 uur verlaat [naam afnemer 11] de woning. De tas oogt minder gevuld. Om 15.42 uur verlaat verdachte eveneens de woning. In zijn linkerhand draagt hij een witte plastic tas. [92] In de administratie op de telefoon van verdachte staat het volgende vermeld: 31-12 drie omgeruild [naam 7] , meegegeven 1x wit 1042, 1x geel 1040, 1x bruin 1046, allemaal rode stip muziek note terug gekregen. [93]
Op 15 maart 2016 komt [naam afnemer 11] om 14.02 uur aanrijden bij de woning van [medeverdachte] . Hij gaat de woning in en voert een gesprek met [medeverdachte] . [94] [naam afnemer 11] vraagt aan verdachte wat het uiterste is dat hij met de Pokers kan doen. Vervolgens worden bedragen besproken. [95] Omstreeks 14.26 uur vertrekt [naam afnemer 11] . Omstreeks 18.59 uur komt hij terug bij de woning en gaat naar binnen. [96] Binnen vindt een gesprek met [medeverdachte] plaats. [medeverdachte] vraagt aan [naam afnemer 11] of hij het gelijk moet hebben. [medeverdachte] zegt dat hij rustig moet rijden, omdat ze hier veel rijden. [97] Twee minuten na aankomst, komt [naam afnemer 11] naar buiten. In zijn handen draagt hij een gele tas. [98] In de administratie op de telefoon van verdachte staat het volgende vermeld: 15-03 1x poker [naam 7] black afg. [99]
Op 29 maart 2016 komt verdachte omstreeks 17.35 uur aanrijden bij de woning van [medeverdachte] . Hij gaat de woning binnen en draagt een plastic tas van Albert Heijn bij zich. Omstreeks 18.06 uur komt [naam afnemer 11] bij de woning aan. Hij gaat naar binnen en voert een kort gesprek met verdachte. [100] Binnen een minuut na aankomst, vertrekt [naam afnemer 11] uit de woning. In zijn linkerhand draagt hij een plastic tas van Albert Heijn. [101] In de administratie op de telefoon van verdachte staat het volgende vermeld: 29-03 1 note aan [naam 7] gegeven. [102]
De rechtbank acht bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] de ten laste gelegde hoeveelheid cocaïne aan [naam afnemer 10] en [naam afnemer 11] heeft verkocht. Uit het bewijs volgt dat [naam afnemer 10] en [naam afnemer 11] meermalen de woning van [medeverdachte] bezoeken. Daar zijn verdachte en/of [medeverdachte] bij aanwezig. Daar spreken zij met elkaar over hoeveelheden c.q. bedragen en stempels van cocaïne. [naam afnemer 10] en [naam afnemer 11] nemen plastic tassen mee die kort daarvoor door verdachte naar de woning zijn gebracht. Verder blijkt uit de administratie van verdachte dat [naam afnemer 11] in totaal minimaal 4 kilogram cocaïne heeft afgenomen. Gelet op de overeenkomst met vier verschillende data wordt [naam afnemer 11] kennelijk bedoeld met het pseudoniem ‘ [naam 7] ’.
Afnemer [naam anemer 12]
Op 5 december 2015, 5 januari 2016 en 1 februari 2016 komt een persoon bij de woning van [medeverdachte] . [103] Deze persoon wordt geïdentificeerd als [naam anemer 12] . [104]
Op 5 januari 2016 komt [naam anemer 12] omstreeks 11.30 uur bij de woning van [medeverdachte] en gaat naar binnen. [105] Daar voert hij een gesprek met [medeverdachte] . [106] In het gesprek noemt [medeverdachte] de termen Techno Marin en Audi. [medeverdachte] zegt tegen [naam anemer 12] dat hij even moet wachten en dat hij even gaat kijken. Waargenomen wordt dat [medeverdachte] de woning verlaat en 13 minuten later terugkomt. In de tussentijd is verdachte bij de woning gearriveerd. Verdachte vraagt aan [naam anemer 12] waar die grote heen is. [naam anemer 12] zegt: “(…) pakken.” Als [medeverdachte] weer terug komt in de woning, wordt er gesproken over koken. [medeverdachte] vraagt aan [naam anemer 12] of hij ammoniak wilt. [medeverdachte] zegt vervolgens: “Dat is Poker”. Als [naam anemer 12] vraagt: “En dit is?”, zegt [medeverdachte] : “J10”. Een paar minuten later vraagt [medeverdachte] : “Wil je er een meenemen?” [naam anemer 12] zegt daarop: “Ik neem die mee (…) deze betaal ik gewoon 27”. [medeverdachte] zegt dat hij het meegeeft en dat hij [naam anemer 12] die avond verwacht met betalen. [107]
In de administratie op de telefoon van [medeverdachte] staat het volgende vermeld: 05-01 [naam 2] 1 toyota [naam 8] gegeven. [108]
De rechtbank acht bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] 1 kilogram cocaïne aan [naam anemer 12] heeft verkocht. Uit het bewijs volgt dat [naam anemer 12] op 5 januari 2016 de woning van [medeverdachte] bezoekt. Daarbij zijn verdachte en [medeverdachte] aanwezig. Er wordt gesproken over (het meenemen van) cocaïne en over 27 betalen, wat past bij de door verdachten gehanteerde kiloprijzen van cocaïne. Gelet op voorts de overeenkomsten tussen de datum van zijn bezoek op 5 januari 2016 en het gesprek over waar ‘die grote’ heen is met de aantekeningen in de administratie van verdachte, is duidelijk dat [naam anemer 12] in de administratie wordt aangeduid met pseudoniem ‘ [naam 8] ’ en dat hij 1 kilo cocaïne heeft afgenomen.
146 kilogram
Op 16 februari 2016 stopt omstreeks 13.25 uur een voertuig voor de woning van [medeverdachte] . In het voertuig zitten vier mannen. De bestuurder is verdachte. De overige drie mannen worden geïdentificeerd als [naam 9] , [naam 10] en [naam 11] . [109] De mannen gaan de woning binnen en voeren daar een gesprek met [medeverdachte] en verdachte. Tijdens het gesprek wordt de kwaliteit van het product besproken. Daarbij noemt [naam 9] het getal 201. [medeverdachte] zegt over het ‘Poker ding’ dat ze erg slecht zijn. De Engelsen hebben het allemaal teruggegeven. Als [naam 11] vraagt hoeveel stuks ervan zijn, zegt verdachte tegen [medeverdachte] dat ze er 89 hebben. [medeverdachte] toont vervolgens ‘het materiaal’. “Dit is een vis, die is niet goed (…) Toyota, Puma is niet goed. (…) J10, Techno Marie, de Audi.” Vervolgens zegt [medeverdachte] dat de Poker ze niet aanstaat, omdat het een ander geurtje heeft (diesel) en het kookt niet goed. [medeverdachte] zegt ze te verkopen voor 26, maar de markt is 24, 25. [110] [naam 9] zegt dat ze bereid zijn om de prijs naar beneden te doen. [medeverdachte] zegt dat hij een klein beetje heeft verkocht, hij denkt 50 of 60. [111] Vervolgens bespreken de mannen de voorraad van de producten. [naam 11] vraagt aan [medeverdachte] hoeveel Techno Marin er waren. [medeverdachte] vraagt het aan verdachte, die zegt dat er 17 waren. [naam 11] zegt dat ze er 40 hebben gestuurd. Verdachte zegt dat er 23 Mexicaan waren. [112] [naam 9] vraagt vervolgens hoeveel er nog zijn. Verdachte zegt dat er 55 zijn verkocht, waarvan 7 Poker en 8 Audi. [naam 9] vraagt vervolgens hoeveel er nog zijn. Verdachte zegt dat er 55 zijn verkocht, waarvan 7 Poker en 8 Audi. [naam 9] wil vervolgens weten hoeveel er nog is. Verdachte geeft in het daarop volgende gesprek, op vragen van [medeverdachte] en [naam 9] , antwoorden waaruit blijkt:
- dat er 201 waren/hij er 201 had, waaronder 8 Yamaha,
- dat er 55 weg/verkocht zijn, waaronder 7 Poker, 8 Audi, 5 J10,
- dat er 146 over is, waaronder 82 Poker en 12 J10. [113]
In de administratie op de telefoon van verdachte zijn de volgende notities opgeslagen:
Totaal meiden [114]
89x groen poker
23x mexicaan zwart is audi
17x techno marine
17x J10
10x Puma
9x toyota
8x yamaha verkocht
9x niks witte verpakking
4x XO stinkt
3x jode ster ruikt ok
2x V ruikt oke maar lelijk
2x poten stinkt
2x rechthoek ok
1x audi
1x 777 ok
1x F1R ok
1x cn stinkt
1x ruit stinkt
en
Nu verkocht [115]
(…)
7 poker
8 audi
17 techno
8 yamaha
9 toyota
5 J10
1. zachte.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] 146 kilogram cocaïne aanwezig heeft gehad. Uit het bewijs volgt dat verdachte en [medeverdachte] op enig moment een partij van 201 kilogram hebben ontvangen. Op 16 februari 2016 voert [medeverdachte] een gesprek met drie mannen, waar verdachte eveneens bij aanwezig is. Uit dit gesprek valt op te maken dat er op dat moment 55 kilogram is verkocht en er nog 146 kilogram over is. Dit komt overeen met de hoeveelheden van alle stempels die worden genoemd in de administratie op de telefoon van verdachte. Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat zowel verdachte als [medeverdachte] beschikkingsmacht hadden over de hoeveelheid. Zo is bij de cameraobservatie waargenomen dat zowel verdachte als [medeverdachte] kort voor ontmoetingen met afnemers bij de woning van [medeverdachte] komen met gevulde (plastic) tassen. Daaruit leidt de rechtbank af dat zij beiden bevoegd waren om bij de partij te komen en daar blokken mee te nemen.
Voorbereidingshandelingen (feit 2)
Ontmoetingen met afnemers, verkopers en tussenpersonen
Op 17 januari 2016 bezoeken twee personen de woning van [medeverdachte] . Zij worden geïdentificeerd als [naam afnemer 8] en [naam 12] . [116] In de woning voeren zij een gesprek met [medeverdachte] en verdachte. Er wordt gesproken over een product uit Panama. [medeverdachte] vraagt of [naam afnemer 8] alleen die poker heeft gezien. Hij antwoordt bevestigend. [medeverdachte] zegt vervolgens: “Deze coke is het beste (…) gewoon Colombiaans. Coke van de straat.” [medeverdachte] zegt dat deze trager kookt, maar dat het er top uitziet. [medeverdachte] en verdachte noemen de term ‘Techno marin’.
Op 2 februari 2016 bezoekt een persoon de woning van [medeverdachte] . [117] Deze persoon wordt geïdentificeerd als [naam 13] , woonachtig in [woonplaats] . [118] In de woning zijn verdachte en [medeverdachte] aanwezig. Zij voeren een gesprek met [naam 13] . [naam 13] zegt tegen [medeverdachte] dat hij klanten heeft en vraagt wat [medeverdachte] heeft. [medeverdachte] zegt dat hij Poker heeft en dat het goed is. [medeverdachte] vraagt of [naam 13] er iets mee kan. [naam 13] zegt dat hij er eentje kan laten zien en dat hij er twee per keer zou doen. [naam 13] vraagt of de prijs in Amsterdam nu 26 is. [medeverdachte] zegt dat ze goed en glanzend zijn. [naam 13] vraagt hoe het zit als je het rookt. [medeverdachte] zegt dat je ze kunt roken en zegt dat hij er een goed stuk uit kan halen, zodat [naam 13] het kan ruiken. [naam 13] zegt dat hij morgen voor elf uur een stuk wil zien. [naam 13] zegt dat ze vandaag een man hebben gepakt in Madrid met 3,5 kilo. Verdachte zegt dat ze het eerst moeten zien en ze niet iedere keer voor niks heen en weer gaan. Hij moet er eerst één testen. [medeverdachte] zegt: “dat zeg ik toch?” Verdachte zegt dat ze de eerste keer eentje laten zien en als het oké is, dat ze het kunnen doen. [naam 13] zegt “als hij eenmaal ja zegt”, waarop verdachte antwoordt: “Ja, dan breng ik het en neem ik geld terug”. Verdachte zegt dat hij op maandag, woensdag en vrijdag van 08.00 uur tot 16.00 uur in Amsterdam werkt en dat het op de andere dagen geen probleem is. [119] [naam 13] vraagt aan verdachte of hij morgen in Amsterdam is. Verdachte antwoordt bevestigend. Verdachte zegt dat ze moeten besluiten waar ze afspreken. [medeverdachte] zegt dat ze niet in de buurt van vreemde huizen komen, waarop [naam 13] zegt dat ze niemand in gevaar brengen. [medeverdachte] vraagt of ze een rugzak moeten komen. [naam 13] zegt dat ze er twee nodig hebben. [naam 13] zegt dat hij naar binnen loopt, het geld brengt en dan meteen omruilt. Je loopt dan met dezelfde naar binnen en naar buiten. [120]
Overdracht van € 342.000
Op zondag 6 maart 2016 rijdt verdachte tweemaal van Nederland naar België. [121] Op 7 maart 2016 voert [medeverdachte] in zijn woning een gesprek met drie onbekende mannen. [122] Het gesprek gaat over de betaling en het omwisselen van een geldbedrag. Een van de mannen legt uit dat het kantoor op maandagochtend opent en ze dan kijken wat de koers is. [medeverdachte] zegt dat maandagochtend het moment is dat het opengaat, maar niet het moment dat hij het geeft. [medeverdachte] zegt dat hij het zal uitleggen en dat het niet de eerste keer is dat hij een hoop geld wisselt. Een van de onbekende mannen zegt tegen [medeverdachte] dat hij zijn neef naar zijn huis heeft laten komen en hem heeft gezegd dat het zondag is en dat er niemand sluit. De man zegt dat hij een PGP-bericht stuurt als het gesloten. Hij laat dan precies weten hoeveel je krijgt in Panama, punt uit. [medeverdachte] zegt dat als hij op zondag geeft, hij zondag opschrijft. [123] Later zegt [medeverdachte] dat hij van zijn neef heeft begrepen dat hij moet betalen voor 20. Hij vraagt van wie de mannen 500 euro krijgen. “Welke kerel die bij jou gaat wisselen, geeft je alleen maar 500?” De mannen zeggen dat [medeverdachte] in de toekomst minimaal met vijftigjes moet betalen. [medeverdachte] vraagt hoe hij dat moet doen als hij allemaal twintigjes heeft. [124] Ook geeft [medeverdachte] aan dat hij een nummer, een ‘token’ moet geven en zijn gesprekspartners geven aan dat dit ‘token’ dat verdachte hen geeft door anderen moet worden meegenomen. [125]
Op 9 maart 2016 voeren verdachte en [medeverdachte] een gesprek in de woning van [medeverdachte] . [126] Verdachte vraagt of die man weer is geweest en dat als je twintigjes gaat doen, dat er kosten bijkomen. Verdachte legt uit dat hij 324 had meegenomen in plaats van 342. Verdachte vertelt dat hij mee naar binnen mocht en hij later ’s avonds terugkwam. De man zei vervolgens tegen hem: “Zeg tegen je oom niet die twintigjes”. [127]
Op 20 maart 2016 bezoekt [naam 1] de woning van [medeverdachte] . [128] [medeverdachte] zegt dat ‘ [verdachte] ’ helemaal van slag was door een meisje. [medeverdachte] zegt dat je het aan hem merkte, ook in het werk. [medeverdachte] zegt dat het 42 was en hij 24 had. [medeverdachte] zegt dat hij zijn boekhouding doet. [129]
Uit de hier geciteerde gesprekken is duidelijk dat verdachte € 342.000 naar Antwerpen heeft gebracht in opdracht van [medeverdachte] , dat kennelijk via ondergronds bankieren (zoals onder meer blijkt uit het gebruik van een ‘een nummer en een token’) naar elders werd betaald, vermoedelijk naar Panama, gelet op het gesprek op 7 maart.
Geldtelmachine
Uit de opgenomen gesprekken in de woning van [medeverdachte] blijkt dat er meermalen het geluid van een geldtelmachine te horen is. Hierbij zijn verdachte en/of [medeverdachte] aanwezig. Het geluid is hoorbaar bij gesprekken waarbij er kennelijk (handmatig) geteld wordt. Als op 19 april 2016 de woning van verdachte doorzocht wordt, treft men een geldtelmachine aan. [130]
PGP telefoons
Zoals in het voorgaande al is overwogen gebruikten zowel verdachte als [medeverdachte] PGP-telefoons om daarmee kennelijk heimelijk te communiceren over hun cocaïnehandel. [medeverdachte] informeert anderen ook over de werking van deze telefoons en legt uit waarom hiermee chatten veiliger is dan mailen. [131]
Verborgen ruimten in auto’s
Op 22 april 2016 is de Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken ] doorzocht. In de achterbak wordt een verborgen ruimte aangetroffen. De ruimte was ongeveer 80 bij 60 bij 10 centimeter groot. [132] Bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer worden gegevens over het voertuig opgevraagd. Hieruit volgt dat het voertuig op naam staat van verdachte. [133] Verder is op meerdere data in het onderzoek waargenomen dat verdachte gebruik maakt van dit voertuig. [134]
Feit 2 bewezen
De rechtbank acht op grond van de wettige bewijsmiddelen bewezen dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de handel in cocaïne. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte van plan was om dit middel opzettelijk te verkopen, af te leveren, te verstrekken, te vervoeren en binnen en buiten het grondgebied van Nederland te brengen. Met de officieren van justitie is de rechtbank van oordeel dat het bewijs, in onderling verband en samenhang bezien, voor geen andere uitleg vatbaar is dan dat verdachte zich heeft bezig gehouden met de voorbereiding van de handel in cocaïne. Uit al hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen volgt dat verdachte en [medeverdachte] op grote schaal cocaïne verkochten. In de woning van [medeverdachte] werd in het kader van die handel gesproken over vele facetten die met de handel in cocaïne in verband worden gebracht, zoals stempels/soorten cocaïne, de geur van het product, de mogelijkheid om het te koken en kiloprijzen. Verder is komen vast te staan dat verdachte samen met [medeverdachte] grote geldbedragen voorhanden heeft gehad en een gedeelte daarvan heeft laten omwisselen via een tussenpersoon in België, waarna dit naar Panama werd gestuurd. De rechtbank gaat er van uit dat dit geld bestemd was voor de investering in een partij nieuwe drugs, gelet op de handel waar verdachte zich grootschalig mee bezig hield, de wijze waarop dit geld naar Panama is gestuurd en de wetenschap dat Panama een bekend doorvoerland is voor cocaïne. Verder is gebleken dat verdachte gebruik maakte van een voertuig dat was voorzien van een verborgen ruimte en dat verdachte en [medeverdachte] gebruik maakten van telefoons met versleutelingssoftware. In deze telefoons werd correspondentie en administratie aangetroffen die eveneens wijzen op de handel in cocaïne.
De gesprekken die verdachte en [medeverdachte] voerden duiden op serieuze voornemens en/of verkenning van mogelijkheden om daadwerkelijk op allerlei manieren cocaïne te vervoeren en/of te verhandelen. Bovendien is al overwogen dat verdachte en [medeverdachte] daadwerkelijk grootschalig in cocaïne handelden. In de context van een gezelschap dat daadwerkelijk en dagelijks in grote hoeveelheden cocaïne handelt, is het voeren van gesprekken over de cocaïnemarkt en cocaïnehandel meer in het algemeen ook te beschouwen als het zich verschaffen van inlichtingen ter voorbereiding van toekomstige transporten en handel.
Witwassen van diverse geldbedragen en voertuigen (feit 3)
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van art. 420bis, eerste lid, onder a/b Sr opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”, niet is vereist dat uit het bewijs moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van het beschikbare bewijs geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het Openbaar Ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Onderzoek woon- en/of verblijfplaatsen en bankrekeningen
Het Openbaar Ministerie heeft getracht de in het onderzoek genoemde kennelijk op enig moment aanwezige (grote) geldbedragen te achterhalen. Daartoe zijn de woningen van verdachte en [medeverdachte] en de verblijfplaats van [medeverdachte] in [woonplaats] doorzocht. [135] Verder is onderzoek verricht naar de bankrekeningen van verdachte en [medeverdachte] bij ABN AMRO. [136] De in de tenlastelegging genoemde geldbedragen zijn bij deze onderzoekshandelingen niet vindbaar gebleken.
Geldbedragen van € 675.000, € 150.000, € 56.625, € 100.000, € 12.500 en de auto’s
De rechtbank acht, net als de officieren van justitie en de raadsman, niet bewezen dat verdachte deze geldbedragen en auto’s heeft verworven, voorhanden heeft gehad, overgedragen of omgezet. Verdachte zal van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Geldbedrag van € 457.000
Op 24 januari 2016 komt een persoon omstreeks 15.05 uur bij de woning van [medeverdachte] . Deze persoon wordt geïdentificeerd als [naam afnemer 5] . [137] [naam afnemer 5] draagt op dat moment een tas bij zich. In de woning voert [naam afnemer 5] een gesprek met [medeverdachte] . [naam afnemer 5] zegt daar: “160 in totaal heb je nou. Dit is 96 en ik heb je 64 gegeven”. [medeverdachte] vraagt aan [naam afnemer 5] of hij het heeft geteld. [naam afnemer 5] zegt van niet. [medeverdachte] zegt dat ze het samen gaan doen. Vervolgens is te horen dat er iets wordt geteld. [medeverdachte] vraagt aan [naam afnemer 5] of hij heeft opgeschreven hoeveel hij er gepakt heeft. [naam afnemer 5] zegt dat hij er elf heeft gepakt, waarvan hij er nog eentje heeft liggen. [naam afnemer 5] zegt dat hij vanavond misschien geld krijgt. Verder wordt de term ‘Techno Marin’ genoemd. Omstreeks 15.17 uur verlaat [naam afnemer 5] de woning. Hij draagt geen tas meer bij zich. Vervolgens loopt [medeverdachte] zijn woning uit. Hij draagt in zijn hand een tas gelijkend op de tas die [naam afnemer 5] bij zich droeg. [138]
Omstreeks 17.14 uur wordt [naam afnemer 5] wederom bij de woning van [medeverdachte] gezien. In de woning voert hij een gesprek met [medeverdachte] . Op de OVC is het geluid van een geldtelmachine te horen. Vervolgens is te horen dat er bedragen worden geteld. [naam afnemer 5] zegt vervolgens: “50, 1, 2, 3 plus 35 is 194.000. Kan ik je beter nu een rug geven zelf gewoon, dan heb je 195.000. Dat is beter toch?” [139] In de administratie op de telefoon van verdachte staat het volgende vermeld: 24-01 195 [naam 6] gehad. [140]
Op 27 januari 2016 gaat [naam afnemer 5] omstreeks 13.53 uur de woning van [medeverdachte] binnen. In de woning voert hij een gesprek met [medeverdachte] . Verdachte vraagt [naam afnemer 5] : “Wat is dit? Twintig?” [naam afnemer 5] zegt: “Yes (…) kennen we het samen tellen? (…) je kan het ook snel door die machine geen gooien.” [medeverdachte] zegt dat hij het zelf gaat doen. Hoorbaar is dat [medeverdachte] iets telt. Vervolgens vraagt hij aan [naam afnemer 5] : “Drugs heb je genoeg?” [141] In de administratie op de telefoon van verdachte staat onder de notitie genaamd ‘ [naam 6] ’ het volgende vermeld: betalingen 27-01 aan black 20. [142]
Op 29 januari 2016 loopt [naam afnemer 5] de woning van [medeverdachte] binnen. In de woning voert hij een gesprek met [medeverdachte] . [naam afnemer 5] en [medeverdachte] hebben het over geldbedragen. [naam afnemer 5] zegt vervolgens: “je krijgt van mij (…) nog 25 ruggen. (…) hier is 30.” Vervolgens wordt gesproken over coke, spullen afnemen en Poker. [143] In de administratie op de telefoon van verdachte staat het volgende vermeld: 29-01 [naam 6] 30 betaald. [144]
Op 4 februari 2016 vindt een gesprek tussen twee personen plaats in de woning van [medeverdachte] . De stemmen van verdachte en [naam afnemer 5] worden herkend. [naam afnemer 5] zegt tegen verdachte dat hij er nog zes moet afrekenen. Hij zegt dat hij er nu twee wil afrekenen. “Twee stuks is 52 (…) Dit hoort 60 te zijn (…) Dan moet ik er 8 ruggen vanaf pakken, ja toch?” Verdachte stelt voor om het even te tellen en vraagt of [naam afnemer 5] de telmachine even wil hebben, zodat hij het kan zien. Verdachte zegt dat hij het gaat tellen en dat hij doorgeeft wat hij heeft. [naam afnemer 5] neemt vervolgens afscheid. [145] In de administratie op de telefoon van verdachte staat in de notitie genaamd ‘ [naam 6] ’ het volgende vermeld: betalingen 04-02 aan mij 52. [146]
Geldbedrag van € 212.000
Op 27 januari 2016 komt omstreeks 16.18 uur een persoon bij de woning van [medeverdachte] . [147] Deze persoon wordt geïdentificeerd als [naam afnemer 4] . [148] [naam afnemer 4] draagt een gevulde plastic boodschappentas bij zich. In de woning van [medeverdachte] voert [naam afnemer 4] een gesprek met verdachte en [medeverdachte] . [naam afnemer 4] zegt in dat gesprek : “Ik heb het niet kunnen tellen, want het ging allemaal zo snel (…) het moet 212 zijn.” Hoorbaar is dat er iets wordt geteld. Na enig moment zegt [medeverdachte] : “6 en 6 is 12. Tweehonderd en twaalf”. Vervolgens is meermalen het geluid van een geldtelmachine te horen. Hierna wordt door verdachte, [naam afnemer 4] en [medeverdachte] gesproken over wat [naam afnemer 4] morgen wil hebben. Daarbij worden de termen J10, F1, 777 en Audi genoemd. [149] Nadat [naam afnemer 4] is vertrokken, spreken verdachte en [medeverdachte] nog verder over hetgeen zij zojuist ontvangen hebben. Hierbij vraagt verdachte aan [medeverdachte] : “Maar goed, je hebt met hem afgesproken 26,5 hè?” [medeverdachte] reageert hierop: “Ja, ja. Hij betaalt gewoon 26,5.” [150] In de administratie op de telefoon van verdachte staat het volgende vermeld: 27-01 [naam 4] 211 betaald. [151]
Conclusie met betrekking tot voornoemde bedragen van € 457.000 en € 212.000
Uit het hiervoor besproken bewijs leidt de rechtbank af dat [medeverdachte] van [naam afnemer 5] € 457.000 heeft ontvangen. Verdachte heeft een van deze geldbedragen (€ 52.000) in ontvangst genomen en heeft de geldbedragen, evenwel met uitzondering van een bedrag van € 160.000, geadministreerd. Niet is komen vast te staan dat verdachte anderszins een rol heeft gespeeld bij de overdracht van laatstgenoemd bedrag van € 160.000. De rechtbank acht daarom alleen ten aanzien van een bedrag van € 297.000 (€ 457.000 - € 160.000) voldoende betrokkenheid van verdachte aanwezig.
Daarnaast blijkt dat verdachte en [medeverdachte] van [naam afnemer 4] € 211.000 hebben ontvangen.
Zowel het bedrag van € 297.000 als het bedrag van € 211.000 waren betalingen voor cocaïne, zoals blijkt uit het bewijs dat onder feit 1 is besproken. Gelet op de omvang van de contante geldbedragen en de context van de grootschalige cocaïnehandel waarin deze bedragen zijn betaald, ontstaat zonder meer het vermoeden dat dit geld van misdrijf afkomstig is. Verdachte heeft geen concrete, min of meer verifieerbare verklaring gegeven over de herkomst van dit geld. De rechtbank concludeert dan ook dat het niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is.
Verdachte heeft over de vindplaats van deze geldbedragen eveneens geen verklaring afgelegd. Om de geldbedragen op te sporen, heeft het Openbaar Ministerie de bekende woon- en verblijfplaatsen van verdachte en [medeverdachte] doorzocht. Ook is onderzoek naar de bankrekeningen van verdachte en [medeverdachte] verricht [152] . Dit onderzoek heeft niet geresulteerd in het traceren van de geldbedragen. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte deze geldbedragen heeft overgedragen en/of omgezet.
Geldbedrag van € 342.000
Bij de bespreking van feit 2 is al overwogen dat verdachte een bedrag van € 342.000 naar Antwerpen heeft gebracht en daar overgedragen om te investeren in cocaïne.
Uit het feit dat verdachte en [medeverdachte] in de periode voorafgaand aan deze transactie op grote schaal in cocaïne handelden (feit 1) en het gegeven dat geen van beiden over een legaal inkomen beschikte dat het voorhanden hebben van een dergelijk contant geldbedrag zou kunnen verklaren, ontstaat zonder meer het vermoeden dat dit geld van misdrijf afkomstig is. Verdachte heeft geen concrete, min of meer verifieerbare verklaring gegeven over de herkomst van dit geld. De rechtbank concludeert dan ook dat het niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is.
Geldbedrag van € 12.000
Op 19 april 2016 is de woning op het adres [adres] doorzocht. Deze woning wordt bewoond door verdachte. Verdachte is in de woning aangehouden. In de woning worden onder meer twee kluizen aangetroffen. [153] In de kluizen worden de volgende geldbedragen aangetroffen: € 7.790,00, £ 3.000,00 en $ 5,00. [154]
De rechtbank acht bewezen dat verdachte deze bedragen, omgerekend € 12.000, voorhanden heeft gehad. Verdachte heeft verklaard dat hij de Engelse Ponden in bewaring had voor een vriend en hij het overige geld met voetbal op semiprofessioneel niveau heeft verdiend. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring als onvoldoende concreet en onvoldoende aannemelijk terzijde moet worden gesteld en het derhalve niet anders kan zijn dan dat dit geldbedrag onmiddellijk of middellijk afkomstig is van enig misdrijf.
Gewoontewitwassen
Vast is komen te staan dat verdachte gedurende een langere periode zich frequent heeft schuldig gemaakt aan witwassen. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte hiervan een gewoonte heeft gemaakt.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.1. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1
in de periode van 22 december 2015 tot en met 19 april 2016 te Den Haag, tezamen en in vereniging met een ander,
- een hoeveelheid van 3 kilogram cocaïne op 31 maart 2016
[afnemers [naam afnemer 2] en [naam afnemer 3] ] en
- een hoeveelheid van 10 kilogram cocaïne
[afnemer [naam afnemer 4] ] en
- een hoeveelheid van 18 kilogram cocaïne
[afnemer [naam afnemer 5] ] en
- een hoeveelheid van 1 kilogram cocaïne
[afnemer [naam afnemer 6] ] en
- een hoeveelheid van 3 kilogram cocaïne
[afnemer [naam afnemer 1] ] en
- een hoeveelheid van 4 kilogram cocaïne
[afnemers [naam afnemer 10] en [naam afnemer 11] ] en
- een hoeveelheid van 1 kilogram cocaïne
[afnemer [naam anemer 12] ]
opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd en verstrekt
EN
in de periode van 22 december 2015 tot en met 19 april 2016 te Den Haag, tezamen en in vereniging met een ander,
- een hoeveelheid van 146 kilogram cocaïne
opzettelijk aanwezig heeft gehad;
ten aanzien van feit 2
in de periode van 1 januari 2016 tot en met 19 april 2016 te Den Haag, tezamen en in vereniging met een ander, om feiten, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten
het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren; en
het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van meerdere hoeveelheden cocaïne
voor te bereiden en/of te bevorderden,
- zich en anderen inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen; en
- voorwerpen, vervoermiddelen en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededader wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten
immers heeft hij, verdachte, en zijn mededader tezamen en in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk:
meerdere gesprekken gevoerd (in versluierd taalgebruik) met afnemers, verkopers, tussenpersonen en/of anderen over dekladingen, douanecontroles, kiloprijzen, kwaliteit, verpakking, aflevering, betaling, koop, verkoop, vervoer, het testen, verstrekking en het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen met betrekking tot cocaïne; en
meerdere ontmoetingen en besprekingen gehad in een woonwagen aan de [adres 1] en/of op andere plaatsen met afnemers, verkopers, tussenpersonen en/of anderen over dekladingen, douanecontroles, kiloprijzen, kwaliteit, verpakking, aflevering, betaling, koop, verkoop, vervoer, het testen, verstrekking en het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen met betrekking tot cocaïne; en
meerdere personen voorzien van informatie en geld ten behoeve van het vervoeren, verkopen, afleveren, verstrekken, kopen, financieren en het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne; en
een groot (contant) geldbedrag voorhanden gehad bestemd voor het kopen en binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne; en
gebruik heeft gemaakt van een zogenaamd PGP-telefoon, ten behoeve van afgeschermde communicatie over het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne; en
meerdere keren gebruik gemaakt van een geldtelmachine, voor het verkopen van cocaïne; en
een auto voorhanden gehad en van die auto gebruik gemaakt, welke auto was voorzien van een verborgen ruimte ten behoeve van het vervoeren en/of afleveren van cocaïne en/of contante geldbedragen, te weten een Volkswagen Caddy (kenteken [kenteken ] );
ten aanzien van feit 3
in de periode van 1 januari 2016 tot en met 19 april 2016 te Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader, voorwerpen, te weten:
- contante geldbedragen van in totaal 297.000 euro (in de periode van 17 januari 2016 tot en met 11 februari 2016); en
- een contant geldbedrag van 211.000 euro (op 27 januari 2016); en
- een contant geldbedrag van 342.000 euro (op 6 maart 2016); en
voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van die voorwerpen gebruik gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader, wisten, dat die voorwerpen — onmiddellijk of middellijk — afkomstig waren uit enig misdrijf;
EN
op 19 april 2016 te ‘s-Gravenhage van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, een voorwerp, te weten:
- een contant geldbedrag van 12.000 euro
voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerpen — onmiddellijk of middellijk — afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

6.1.
Ten aanzien van feit 3꞉ de kwalificatie-uitsluitingsgrond
6.1.1.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de geldbedragen die verdachte voorhanden heeft gehad, zijn verkregen uit eigen misdrijf. Witwashandelingen met betrekking tot die gelden, met uitzondering van het geldbedrag van € 342.000, kan niet worden bewezen. Op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad is het onder die omstandigheden niet mogelijk om het feit als witwassen te kwalificeren, waardoor verdachte ten aanzien daarvan dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.1.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben naar voren gebracht dat de kwalificatie-uitsluitingsgrond eng dient te worden uitgelegd. Daarvan kan slechts sprake zijn als sprake is van het enkele verwerven of voorhanden hebben van een geldbedrag en dit geldbedrag onmiddellijk afkomstig is van een door verdachte gepleegd misdrijf. Uit het bewijs volgt dat verdachte vele contante geldbedragen voorhanden heeft gehad. Op woon- en verblijfadressen is gezocht naar deze geldbedragen, maar daar is slechts een klein gedeelte aangetroffen. Ook op bankrekeningen is niets van de gelden gevonden. Het kan daarom niet anders zijn dan dat verdachte de vindplaatsen van deze geldbedragen, al dan niet samen met zijn mededader, heeft verhuld.
6.1.3.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het wel bij verdachte aangetroffen geldbedrag van (omgerekend) € 12.000 dat in zijn woning in [woonplaats] is aangetroffen kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte een of meer handelingen heeft verricht die gericht zijn op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat geld. Dit betekent dat het onder 3. bewezen verklaarde partieel niet kan worden gekwalificeerd en daarom met betrekking tot dat gedeelte geen strafbaar feit oplevert.
Verdachte dient derhalve ter zake van dit geldbedrag partieel te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De overige bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officieren van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hen onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes en een half jaar, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat rekening moet worden gehouden met het feit dat verdachte een ondergeschikte rol heeft gehad. Verder sluit de eis van het Openbaar Ministerie niet aan bij straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Verdachte heeft zich gedistantieerd van zijn familie. Daarnaast heeft hij een koophuis en is hij een zeer gewaardeerd werknemer bij het bedrijf ESA. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou de toekomst van verdachte aanzienlijk verstoren, hetgeen niet wenselijk is in het kader van preventie en resocialisatie.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan grootschalige handel in cocaïne. Daarnaast heeft hij ten behoeve van die handel voorbereidingshandelingen gepleegd en heeft hij de uit die handel voortvloeiende geldbedragen witgewassen. In totaal is komen vast te staan dat verdachte in een periode van vijf maanden aan de in de bewezenverklaring genoemde afnemers 40 kilogram cocaïne heeft verkocht en 146 kilogram voorhanden heeft gehad. In totaal heeft verdachte een geldbedrag van € 850.000 witgewassen.
De handel in harddrugs gaat veelal gepaard met zware criminaliteit. Daarnaast is de verspreiding van harddrugs een gevaar voor de volksgezondheid. Verdachte heeft er geen blijk van gegeven dat hij spijt heeft van zijn handelen en heeft kennelijk enkel uit winstbejag gehandeld. Verder is gebleken dat verdachte geenszins voornemens was om te stoppen met de handel in verdovende middelen. De rechtbank rekent hem dit aan.
Bij de straftoemeting neemt de rechtbank in aanmerking dat uit een uittreksel van het strafblad van verdachte blijkt dat hij in niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Uit een rapport van de reclassering van 12 september 2018 blijkt dat geadviseerd wordt om verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Een interventie of toezicht is niet aangewezen. Er kan geen inschatting worden gemaakt ten aanzien van het recidiverisico, omdat verdachte zich op zijn zwijgrecht beroept.
Gelet op al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaar moet worden opgelegd. Zij zal hem daartoe veroordelen.
9. Beslag
9.1.
Beslaglijst
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
16. Zak met papier en twee wikkels;
17. Koffiezak;
18. 7 groene pillen;
20. Zaktelefoon (Blackberry);
21. Zaktelefoon (Blackberry);
23. Geldtelmachine;
24. Geld £ 60,00;
25. Geld € 10,00;
26. Geld € 10,00;
27. Geld € 10,00;
28. Geld € 20,00;
29. Geld € 40,00;
33. Zaktelefoon (Blackberry);
34. Zaktelefoon (Blackberry);
35. Zaktelefoon (Blackberry);
38. Horloge (Cartier Santos);
39. Envelop met geld (€ 120,00);
40. 4 horloges in doos;
52. Communication Card;
55. Computer (Desktop GB);
70. Huurovereenkomst [adres] .
De weergegeven nummers corresponderen met de op zitting overgelegde beslaglijst.
9.2.
Verbeurdverklaring
De voorwerpen met nummer 20, 21, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 33, 34, 35, 38, 39, 40, 52 en 55 behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van die voorwerpen het onder 1, 2 en 3 bewezen geachte is begaan en/of deze voorwerpen uit de baten van de strafbare feiten zijn verkregen, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
9.3.
Onttrekking aan het verkeer
Nu de voorwerpen met nummers 16 en 18 zijn aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl zij kunnen dienen tot het begaan van een soortgelijke misdrijven en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
9.4.
Teruggave
De rechtbank is van oordeel dat de goederen met nummers 17 en 70 aan verdachte moeten worden teruggegeven.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde partieel nietig.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in rubriek 5 onder 3 bewezene partieel niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ter zake daarvan.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 2
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10, voorbereiden of bevorderen door
- een ander te trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken;
- een ander te trachten te bewegen daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen;
- zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
ten aanzien van feit 3
medeplegen van witwassen, terwijl hij daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
Verklaart het in rubriek 5 onder 1, 2 en 3 bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
vier (4) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
De rechtbank ziet onvoldoende grond voor opheffing van het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Gesteld noch gebleken is dat verdachte sinds zijn schorsing op 27 februari 2017 de hem gestelde schorsingsvoorwaarden niet naleeft. Gelet daarop en gezien de duur van de procedure is niet in te zien welk doel nu gebaat is bij een bevel tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis. De enkele veroordeling van verdachte volstaat daarvoor niet zonder meer en van specifieke omstandigheden die de grondslag zouden moeten vormen om verdachte thans in voorlopige hechtenis te stellen is niet gebleken.
Verklaart verbeurd:
De voorwerpen met nummer 20, 21, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 33, 34, 35, 38, 39, 40, 52 en 55.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
De voorwerpen met nummer 16 en 18.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
De voorwerpen met nummers 17 en 70.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en M.F. Ferdinandusse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Groot, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 oktober 2018.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.BEV-01, p. 109 (ZD C01, map 1).
3.BEV-01, p. 110 (ZD C01, map 1).
4.BEV-01, p. 105-106 (ZD C01, map 1).
5.BEV-01, p. 142-143 (ZD C01, map 1).
6.BEV-01, p. 148. (ZD C01, map 1) Rapportage NFI.
7.BEV-01, p. 122 (ZD C01, map 1).
8.BEV-01, p. 120 (ZD C01, map 1).
9.BEV-01, p. 031, 082 en 086 (ZD C01, map 1).
10.BEV-01, p. 032 (ZD C01, map 1).
11.BEV-01, p. 033-035, 40 en 41 (ZD C01, map 1).
12.BEV-01, p. 038 (ZD C01, map 1).
13.BA-460 (Algemeen dossier).
14.BEV-07, p. 001 (ZD C02, map 1).
15.BEV-01, p. 091-092 (ZD C01, map 1).
16.BA-370-380 (Algemeen dossier).
17.BA-388-389 (Algemeen dossier).
18.BA-391-393 en BA-434-435 (Algemeen dossier).
19.BA-400-403 en BA-437-438 (Algemeen dossier).
20.BA-411 (Algemeen dossier).
21.BA-437 (Algemeen dossier).
22.BA-437-438 en BA-458-465 (Algemeen dossier).
23.BA-564 (algemeen dossier).
24.Verklaring getuige [naam getuige] , zaaksdossier C07, p. BC07-045.
25.BEV-02, p. 003-031 (ZD C01, map 2).
26.BEV-02, p. 056-057 (ZD C01, map 2).
27.BEV-02, p. 003 (ZD C01, map 2).
28.BEV-02, p. 004 (ZD C01, map 2).
29.BEV-02, p. 005 (ZD C01, map 2).
30.BA-458 (Algemeen dossier).
31.BEV-02, p. 005-007 (ZD C01, map 2).
32.BA-458 (Algemeen dossier).
33.BEV-02, p. 008 (ZD C01, map 2).
34.BA-458 (Algemeen dossier).
35.BEV-02, p. 010-011 (ZD C01, map 2).
36.BA-459 (Algemeen dossier).
37.BEV-02, p. 013, 015 (ZD C01, map 2).
38.BEV-02, p. 238-239 (ZD C01, map 2).
39.BEV-02, p. 014 (ZD C01, map 2).
40.BA-459 (Algemeen dossier).
41.BEV-02, p. 016-017 (ZD C01, map 2).
42.BEV-02, p. 16 (ZD C01, map 2).
43.BEV-02, p. 017-018 en 023 (ZD C01, map 2).
44.BEV-02, p. 018-023 (ZD C01, map 2).
45.BEV-02, p. 024 (ZD C01, map 2).
46.BA-459 (Algemeen dossier).
47.BEV-02, p. 030-031 (ZD C01, map 2).
48.BA-459 (Algemeen dossier).
49.BA-463 (Algemeen dossier).
50.BEV-03, p. 008, 013 en 025 (ZD C01, map 2).
51.BEV-03, p. 057-060 (ZD C01, map 2).
52.BEV-03, p. 008, 011 (ZD C01, map 2).
53.BEV-03, p. 081 (ZD C01, map 2).
54.BEV-03, p. 082-083 (ZD C01, map 2).
55.BEV-03, p. 013 (ZD C01, map 2).
56.BEV-03, p. 089 (ZD C01, map 2).
57.BEV-02, p. 014-015 (ZD C01, map 2).
58.BEV-03, p. 089 (ZD C01, map 2).
59.BEV-03, p. 016 (ZD C01, map 2).
60.BEV-03, p. 025-026 (ZD C01, map 2).
61.BEV-03, p. 102 (ZD C01, map 2).
62.BA-459 (Algemeen dossier).
63.BA-462 (Algemeen dossier).
64.BEV-04, p. 014 (ZD C01, map 3).
65.BEV-04, p. 044-046 (ZD C01, map 3).
66.BEV-04, p. 015 (ZD C01, map 3).
67.BEV-04, p. 018 (ZD C01, map 3).
68.BEV-04, p. 019 (ZD C01, map 3).
69.BEV-04, p. 143-144 (ZD C01, map 3).
70.BA-460 (Algemeen dossier).
71.BEV-05, p. 003, 004, 006, 011, 015 en 019 (ZD C01, map 3).
72.BEV-05, p. 067-070 en 072 (ZD C01, map 3).
73.BEV-05, p. 004, 006 en 011 (ZD C01, map 3).
74.BEV-05, p. 005 (ZD C01, map 3).
75.BEV-05, p. 019-021 (ZD C01, map 3).
76.BEV-05, p. 066 (ZD C01, map 3)..
77.BA-459 (Algemeen dossier).
78.BEV-06, p. 005, 007 en 008 (ZD C01, map 3).
79.BEV-06, p. 025-027 en 041 (ZD C01, map 3).
80.BEV-06, p. 009 (ZD C01, map 3).
81.BEV-07, p. 003-007 en 009 (ZD C01, map 4).
82.BEV-07, p. 034-037 en 075-078 (ZD C01, map 4).
83.BEV-07, p. 024-025 (ZD C01, map 4).
84.BEV-07, p. 024 (ZD C01, map 4).
85.BEV-07, p. 031 (ZD C01, map 4).
86.BEV-08, p. 010 (ZD C01, map 4).
87.BEV-08, p. 068-072 (ZD C01, map 4).
88.BEV-08, p. 015, 020, 023, 026, 029, 033, 038, 043, 047, 050, 053 (ZD C01, map 4).
89.Idem
90.BEV-08, p. 008-013 (ZD C01, map 4).
91.BA-458 (Algemeen dossier).
92.BEV-08, p. 014-018 (ZD C01, map 4).
93.BA-458 (Algemeen dossier).
94.BEV-08, p. 043 (ZD C01, map 4).
95.BEV-08, p. 204-205 (ZD C01, map 4).
96.BEV-08, p. 044 (ZD C01, map 4).
97.BEV-08, p. 207 (ZD C01, map 4).
98.BEV-08, p. 045 (ZD C01, map 4).
99.BA-460 (Algemeen dossier).
100.BEV-08, p. 050 en 213 (ZD C01, map 4).
101.BEV-08, p. 051 (ZD C01, map 4).
102.BA-460 (Algemeen dossier).
103.BEV-09, p. 004, 006 en 011 (ZD C01, map 4).
104.BEV-09, p. 017-022 (ZD C01, map 4).
105.BEV-09, p. 006 (ZD C01, map 4).
106.BEV-09, p. 034-035 (ZD C01, map 4).
107.BEV-09, p. 006-010 (ZD C01, map 4).
108.BA-459 (Algemeen dossier).
109.C04, p. 014-016 en BC04, p. 035.
110.C04, p. 016-17.
111.C04, p. 020.
112.C04, p. 021-022.
113.OVC-26, p. 026-027 (ZD G, map 2).
114.BA-460 (Algemeen dossier).
115.BA-464 (Algemeen dossier).
116.VBH-08, p. 015 (ZD C02).
117.VBH-04, p. 004 (ZD C02).
118.VBH-04, p. 018-021 (ZD C02).
119.VBH-04, p. 005-007 (ZD C02).
120.VBH-04, p. 011-012 (ZD C02).
121.BEV-07, p. 006 (ZD C02).
122.BEV-07, p. 007 (ZD C02).
123.BEV-07, p. 010-012 (ZD C02).
124.BEV-07, p. 016-017 (ZD C02).
125.BEV-07, p. 016-017 (ZD C02).
126.BEV-07, p. 030 (ZD C02).
127.BEV-07, p. 031 (ZD C02).
128.BEV-07, p. 031 (ZD C02).
129.BEV-07, p. 031-032 (ZD C02).
130.BA-190-199 (Algemeen dossier).
131.OVC-54, p. 004 (ZD G, map 5).
132.BEV-01, p. 101-102 (ZD C01, map 1).
133.BEV-08, op. 004 (ZD C01, map 4).
134.BEV-02, p. 017, BEV-08, p. 004 en BEV-09, p. 006-007 (ZD C01, map 1 en 4).
135.C08-Bijlage, p. 0176-0178 en p. 0193-0198 (ZD C08) en BE01, p. 014-018 (Beslagdossier [verdachte] ).
136.BD 06, p. 005-007, 018-019, 126-128.
137.BC03, p. 060 (ZD C03).
138.BC03, p. 060-061 (ZD C03).
139.BC03, p. 063-065 (ZD C03).
140.BA-459 (Algemeen dossier).
141.BC03, p. 069-070 (ZD C03).
142.BA-462 (Algemeen dossier).
143.BC03, p. 072-073 (ZD C03).
144.BA-459 (Algemeen dossier).
145.BC03, p. 074 (ZD C03).
146.BA-462 (Algemeen dossier).
147.BC03, p. 130 (ZD C03).
148.BEV-02, p. 056-057 (ZD C01, map 2).
149.BEV-02, p. 018-023 (ZD C01, map 2).
150.BEV-02, p. 024 (ZD C01, map 2).
151.BA-459 (Algemeen dossier).
152.Proces-verbaal nr. 26DLR14046-5421 ( [medeverdachte] ) en proces-verbaal nr. 26DLR14046-5398 ( [verdachte] ), met bijlagen, map Ontnemingsrapportage (deel 1).
153.BE01, p. 014-018 (Beslagdossier [verdachte] ).
154.BE01, p. 036-037 (Beslagdossier [verdachte] ).