ECLI:NL:RBAMS:2018:7538

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2018
Publicatiedatum
23 oktober 2018
Zaaknummer
13/665626-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en gewoontewitwassen door een 42-jarige man met meerdere diefstallen van gereedschappen uit bouwmarkten

Op 23 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 42-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen van gereedschappen uit bouwmarkten en gewoontewitwassen. De verdachte, geboren in 1976, werd op 9 oktober 2018 ter terechtzitting gehoord, waar de officier van justitie, mr. G. Dankers, haar vordering indiende. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de verdachte zich moest verantwoorden voor de tenlastelegging. De verdachte had in de periode van 5 december 2016 tot en met 26 januari 2017 in verschillende bouwmarkten in Nederland goederen weggenomen, waaronder elektrische gereedschappen van merken als Bosch en Makita. Daarnaast werd hem verweten dat hij samen met zijn broer een gewoonte had gemaakt van het plegen van witwassen door de gestolen goederen te verkopen bij filialen van Used Products.

De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de diefstallen en het witwassen. De verdachte en zijn broer hadden een samenwerkingsverband en een plan om de diefstallen te plegen, wat bleek uit camerabeelden en getuigenverklaringen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal en gewoontewitwassen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en stelde een proeftijd van 2 jaar vast. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de getroffen bedrijven, en dat de verdachte eerder was veroordeeld voor een vermogensdelict.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/665626-16
Datum uitspraak: 23 oktober 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] , en aldaar feitelijk verblijvende.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G. Dankers, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.J.B. Rijser, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 september 2016 tot en met 26 januari 2017 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Emmeloord en/of Wormerveer en/of Dronten en/of Dordrecht en/of Lelystad en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- op of omstreeks 5 december 2016, een luchtspiraalslang en/of een of meer (andere) goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval enig(e) goed(eren) geheel of ten dele toebehorende aan de Gamma (te Amsterdam), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- op of omstreeks 20 december 2016, negen stuks, althans een of meerdere stuks (elektrisch) gereedschap van het merk Bosch en/of De Walt en/of Worx, in elk geval enig(e) goed(eren) geheel of ten dele toebehorende aan de Praxis (te Emmeloord), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- op of omstreeks 28 december 2016, een of meerdere stuks (elektrisch) gereedschap en/of een of meerdere (andere) goederen van zijn/ hun gading, in elk geval enig(e) goed(eren) geheel of ten dele toebehorende aan de Gamma (te Amstelveen), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- op of omstreeks 28 december 2016, acht stuks, althans een of meerdere stuks (elektrisch) gereedschap, te weten (een) accuschroefboormachine(s) van het merk Bosch, in elk geval enig(e) goed(eren) geheel of ten dele toebehorende aan de Gamma (te Amsterdam), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- op of omstreeks 4 januari 2017, 16 stuks, althans een of meerdere stuks (elektrisch) gereedschap, waaronder zeven, althans een of meerdere, accuschroefboormachine(s) van het merk Metabo, in elk geval enig(e) goed(eren) geheel of ten dele toebehorende aan de Gamma (te Dronten), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- op of omstreeks 8 januari 2017, 25 stuks, althans een of meerdere stuks (elektrisch) gereedschap van het merk Bosch en/of Makita, in elk geval enig(e) goed(eren) geheel of ten dele toebehorende aan de Praxis (te Lelystad), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- op of omstreeks 26 januari 2017, vier stuks, althans een of meerdere stuks (elektrisch) gereedschap, waaronder een accuboormachine en/of een breekhamer van het merk Bosch, in elk geval enig(e) goed(eren) geheel of ten dele toebehorende aan de Gamma (te Dordrecht), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 september 2016 tot en met 22 februari 2017, te Amsterdam en/of Arnhem en/of Almere en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
(telkens) een of meerdere stuk(s) (elektrisch) gereedschap, waaronder (een) boormachine(s), in elk geval enig€ goed(eren) overgedragen en/of omgezet bij een of meerdere filia(a)l(en) van Used Products, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dat (elektrische) gereedschap geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit diefstal, in elk geval afkomstig was uit enig misdrijf.

3.Voorvragen

3.1.
De geldigheid van de dagvaarding.
Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat de dagvaarding ten aanzien van feit 2 nietig dient te worden verklaard, nu de tenlastelegging van dit feit onvoldoende feitelijk is, zodat onduidelijk is waartegen verdachte zich dient te verdedigen. De tenlastelegging voldoet daarmee niet aan de eisen die artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering daaraan stelt, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie verduidelijkt dat de tenlastelegging onder feit 2 gaat over de periode en goederen, genoemd in het proces-verbaal van 14 februari 2017, bladzijde 302 en verder. Met deze toelichting van de officier van justitie is naar het oordeel van de rechtbank duidelijk waartegen verdachte zich dient te verdedigen, zodat de dagvaarding ook op dit punt voldoende feitelijk bepaald en derhalve geldig is.
3.2.
De dagvaarding is ook overigens geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Medeplegen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het medeplegen het volgende.
Gebleken is dat verdachte en zijn broer veelvuldig gezamenlijk bouwmarkten bezoeken. Zij maken daarbij gebruik van de Ford Ka van de ex-vrouw van verdachte en verdachte is daarbij bestuurder. Zij betreden de bouwmarkten telkens afzonderlijk. De broer van verdachte verlaat vervolgens met goederen de bouwmarkt via de achterzijde door de leveranciers in- en uitgang. Vervolgens vertrekken zij weer gezamenlijk in genoemde Ford Ka. Bij het bezoek aan de Gamma aan de Spaklerweg te Amsterdam is op camerabeelden te zien dat de broer van verdachte goederen aan de achterzijde van de bouwmarkt de goederenopslag in draagt en daar een roldeur van de leveranciers in- en uitgang opent, voorts het buitenterrein opgaat en daar de goederen tussen de spijlen van een hekwerk door aan de andere kant van dat hekwerk plaatst. Vervolgens plaatsen verdachte en zijn broer gezamenlijk aan de andere kant van het hekwerk de weggenomen goederen in een winkelwagen, hetgeen als wegnemingshandeling is te kwalificeren (proces-verbaal d.d. 25 januari 2017, blz. 66 e.v.). In dit geval is dus de gezamenlijke uitvoering waargenomen. Die dag hebben verdachte en zijn broer meerdere bouwmarkten bezocht.
Gelet op voorgaande acht de rechtbank aannemelijk dat telkens sprake is van een samen opgevat en vast plan, dat tevens gezamenlijk wordt uitgevoerd. De nauwe en bewuste samenwerking volgt onder meer uit de hiervoor weergegeven zichtbare rolverdeling tussen beiden. Zij is daarom van oordeel dat met betrekking tot de diefstallen die zijn gepleegd wanneer verdachte zich met zijn broer in een bouwmarkt bevond, bewezen kan worden dat die diefstallen tezamen en in vereniging zijn gepleegd.
4.2.
De weggenomen goederen.
Van iedere diefstal uit bouwmarkten bevinden zich een aangifte en stills van camerabeelden in het dossier. Uit die stills blijkt echter niet telkens dat alle goederen genoemd in de aangifte ook daadwerkelijk allemaal door verdachte en zijn broer zijn weggenomen. Niet valt uit te sluiten dat meerdere mensen die dag in die bouwmarkt diefstal hebben geleegd. De rechtbank zal in alle gevallen waarin niet duidelijk is of verdachte en zijn broer alle in de aangifte genoemde goederen hebben weggenomen het impliciet subsidiair ten laste gelegde, te weten ‘goederen’, bewezen verklaren.
4.3.
Overweging met betrekking tot de diefstal genoemd bij het eerste gedachtestreepje.
Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat verdachte de luchtspiraalslang niet uit de winkel heeft meegenomen, zodat van wederrechtelijke toe-eigening geen sprake is.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft de luchtspiraalslang onder zijn arm genomen en heeft deze ingeleverd bij de servicebalie teneinde deze te gelde te maken. Verdachte had aldus de beschikkingsmacht over die luchtspiraalslang en was niet voornemens deze ter betaling bij de kassa aan te bieden. Onder die omstandigheden is volgens vaste jurisprudentie sprake van een voltooide diefstal.
4.4.
Nadere overweging met betrekking tot het witwassen.
Mede door gebrekkige registratie van goederen door de Praxis en de Gamma valt uit het dossier niet op te maken dat de bij Used Products aangeboden gereedschappen afkomstig zijn van de onder feit 1 genoemde diefstallen. Zoals ook uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt is echter wel duidelijk geworden dat verdachte en zijn broer veelvuldig diefstal plegen bij bouwmarkten. Er bestaan geen aanwijzingen dat de vele door verdachte en zijn broer aangeboden artikelen een legale herkomst hebben. Onder die omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk dat deze van misdrijf afkomstig zijn, zodat gewoontewitwassen bewezen verklaard kan worden.
De rechtbank merkt in dit verband nog op, mede ten aanzien van feit 1, dat zij de verklaring van verdachte, dat hij de – voor een groot deel nieuwe – gereedschappen op een kofferbakmarkt in Beverwijk heeft gekocht, niet aannemelijk acht. In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van 24 februari 2017 (blz. 422), waarin de wijkagent van de Beverwijkse Bazaar verklaart dat op de kofferbakmarkt voornamelijk tweedehands goederen worden verkocht. Hij heeft nog nooit meegemaakt dat er al dan niet in grote getale duur elektrisch gereedschap werd aangeboden. De door verdachte genoemde verkopers [verkoper 1] en [verkoper 2] komen hem niet bekend voor. Voorts bevindt zich in het dossier (blz. 423) een proces-verbaal van 24 februari 2017 waarin wordt gerelateerd dat de Ford Ka waarvan verdachte en zijn broer gebruik maakten in de periode van een kleine twee maanden waarin dit voertuig voorzien was van een baken, niet in Beverwijk is gestopt.
4.5.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 5 december 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een luchtspiraalslang, toebehorende aan de Gamma
en
in de periode van 20 december 2016 tot en met 26 januari 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- op 20 december 2016 goederen, toebehorende aan de Praxis te Emmeloord en
- op 28 december 2016 goederen, toebehorende aan de Gamma te Amstelveen en
- op 28 december 2016 acht stuks elektrisch gereedschap, te weten accuschroefboormachines van het merk Bosch, toebehorende aan de Gamma te Amsterdam en
- op 4 januari 2017 goederen, toebehorende aan de Gamma te Dronten en
- op 26 januari 2017 goederen, toebehorende aan de Gamma te Dordrecht;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
in de periode van 3 december 2016 tot en met 10 februari 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben zij, verdachte en zijn mededader, gereedschap, waaronder boormachines, overgedragen aan en omgezet bij filialen van Used Products, terwijl hij en zijn mededader wisten dat dat gereedschap afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich gedurende een ruime periode tezamen met zijn broer schuldig gemaakt aan een groot aantal diefstallen, gepleegd op doortrapte wijze door heel Nederland. Zij gingen daarbij op professionele wijze te werk. Er lijkt zelfs sprake van bedrijfsmatig handelen. Feiten als de onderhavige veroorzaken naast schade tevens hinder en overlast voor de getroffen bedrijven. Een en ander heeft verdachte ondergeschikt gemaakt aan zijn drang naar geldelijk gewin.
Verdachte heeft zich door het doorverkopen van de gestolen goederen tevens schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de integriteit van het financiële en economische verkeer. Het zorgt ervoor dat criminelen met hun illegaal en dus oneerlijk verdiende geld een maatschappelijke en financiële status kunnen verwerven die zij niet behoren te hebben.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 mei 2018 betreffende verdachte, blijkt dat verdachte eerder terzake een vermogensdelict is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op hetgeen in vergelijkbare zaken wordt opgelegd, aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd in die zin dat zij de gevorderde straf zal matigen. De officier van justitie heeft niets aangevoerd dat een hogere straf zou rechtvaardigen. Teneinde verdachte ervan te weerhouden zich wederom aan (soortgelijke) misdrijven schuldig te maken zal de rechtbank de op te leggen straf deels in voorwaardelijke vorm opleggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 310, 311 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
diefstal
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
medeplegen van van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 4 maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. E. van den Brink en F.A.N.J. Goudappel, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 oktober 2018.
De jongste rechter is buiten staat te tekenen.