ECLI:NL:RBAMS:2018:7531

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2018
Publicatiedatum
23 oktober 2018
Zaaknummer
13/706137-18 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met taser en openlijke geweldpleging tegen restaurant

Op 23 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 22-jarige man, die op 10 maart 2018 een restaurantmedewerker in de Reguliersdwarsstraat mishandelde met een taser. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.A. Kloos, en de verdediging door raadsman mr. L.R. Rommy. De verdachte werd beschuldigd van twee feiten: het opzettelijk mishandelen van een medewerker met een taser en openlijke geweldpleging tegen een raam van een restaurant. Tijdens de zitting op 9 oktober 2018 heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor beide tenlastegelegde feiten, waaronder een proces-verbaal van aangifte en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank achtte de feiten strafbaar en oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.

De officier van justitie had een taakstraf van 80 uur geëist, met vervangende hechtenis van 40 dagen voor het geval de taakstraf niet naar behoren zou worden verricht. De raadsman pleitte voor een verklaring van geen straf, maar de rechtbank vond de eis van de officier van justitie passend. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het effect daarvan op de slachtoffers en de samenleving. De verdachte had zich in korte tijd schuldig gemaakt aan gewelddadige feiten en had geen openheid van zaken gegeven over de aanleiding van zijn gedrag. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 80 uur, met een proeftijd van 2 jaar, en werd de uitspraak gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. E.G. Fels en M.T.C. de Vries, rechters.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/706137-18 (Promis)
Datum uitspraak: 23 oktober 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in het [Justitieel Complex] te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.A. Kloos en van wat verdachte en zijn raadsman mr. L.R. Rommy naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1. hij op of omstreeks 10 maart 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend een (werkende) taser op/tegen het gezicht, in elk geval het hoofd, van [slachtoffer] te plaatsen/houden, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2. hij op of omstreeks 11 maart 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres 1] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een raam van restaurant [naam restaurant] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal (krachtig) trappen en/of schoppen tegen voornoemd raam van voornoemd restaurant.

3.Waardering van het bewijs

3.1
De standpunten
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide feiten.
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van de bewezenverklaring.
3.2
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde mishandeling en de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging.
Bewijsmiddelen
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Gelet daarop zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn vervat, op grond waarvan zij tot een bewezenverklaring komt.
1. De bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 9 oktober 2018 heeft afgelegd.
2. Het proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2018049116-18 van 10 maart 2018, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar] (doorgenummerde blz. 29-30).

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3.2 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1. op 10 maart 2018 te Amsterdam opzettelijk mishandelend een werkende taser tegen het hoofd van [slachtoffer] te houden, waardoor voornoemde [slachtoffer] pijn heeft ondervonden;
2. op 10 maart 2018 te Amsterdam met een ander op de openbare weg, [adres 1] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een raam van restaurant [naam restaurant] , welk geweld bestond uit het meermalen trappen en schoppen tegen voornoemd raam van voornoemd restaurant.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte, gelet op artikel 63 Wetboek van Strafrecht, schuldig moet worden verklaard zonder oplegging van straf. Subsidiair heeft de raadsman gesteld zich te kunnen vinden in een geheel voorwaardelijke straf.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in de nacht van 10 maart 2018 zonder noemenswaardige aanleiding buitengewoon agressief en gewelddadig gedragen richting medewerkers van een restaurant. Hij heeft één van hen met een taser mishandeld en heeft samen met zijn medeverdachte het raam in een deur van het restaurant kapot geschopt. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard spijt van zijn gedrag te hebben, maar zegt zich niet meer te kunnen herinneren waarom hij ineens zo boos was.
Verdachte heeft geen rekening gehouden met het feit dat slachtoffers van dergelijke gewelddelicten zich doorgaans nog geruime tijd zeer angstig en onveilig voelen. Naast de gevolgen voor het slachtoffer brengen feiten als onderhavige bij burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg. De rechtbank vindt het gedrag van verdachte zeer kwalijk.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte zich nog geen maand na onderhavige feiten schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. Verdachte is voor dat feit onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Dit betekent dat artikel 63 Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing is.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel van de raadsman om artikel 9a Sr toe te passen een verkeerd signaal is. Verdachte heeft zich in korte tijd twee keer schuldig gemaakt aan gewelddadige feiten. Daarnaast heeft verdachte geen openheid van zaken gegeven met betrekking tot de aanleiding van onderhavige feiten.
De rechtbank acht, alles afwegende, een straf zoals gevorderd door de officier van justitie passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 141, 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
mishandeling;
Ten aanzien van feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
80 (tachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij verdachte zich voor het einde van de op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. E.G. Fels en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.G. Thijssen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 oktober 2018.