ECLI:NL:RBAMS:2018:7529

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2018
Publicatiedatum
23 oktober 2018
Zaaknummer
13/993096-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen van € 2.000.000,00 en valsheid in geschrift met betrekking tot een ambulance

Op 23 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen van een geldbedrag van € 2.000.000,00 en valsheid in geschrift. De verdachte, geboren in 1971, had het geld verstopt in de zijkanten van het dak van een ambulance die klaarstond om naar Suriname te worden verscheept. Tijdens een controle door de douane op 3 oktober 2016 werden de geldpakketten ontdekt, verpakt in plastic zakken en omwikkeld met bruin papier. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wist dat het geld afkomstig was uit een misdrijf, gezien de wijze van verpakken en de grote coupures van € 500,00, die vaak in het criminele circuit worden gebruikt.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, zoals geëist door de officier van justitie. De rechtbank overwoog dat witwassen een ernstig misdrijf is dat de integriteit van het financiële verkeer in gevaar brengt. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door documenten te vervalsen met het doel om minder invoerrechten te betalen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij eerder was veroordeeld voor witwassen.

De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag en de ambulance bevolen, aangezien deze goederen zijn gebruikt bij het gepleegde misdrijf. De beslissing van de rechtbank is genomen na een zorgvuldige afweging van alle feiten en omstandigheden in de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/993096-16
Datum uitspraak: 23 oktober 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 juli 2017 en 9 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M. Dontje, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. E.G.S. Roethof, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd – kort gezegd – dat hij zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan witwassen van € 2.000.000,00 (feit 1) en valsheid in geschrift (feit 2).
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.De waardering van het bewijs

De rechtbank is van oordeel dat op grond van de wettige bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde witwassen (feit 1) en de ten laste gelegde valsheid in geschrift (feit 2).
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 1 in het bijzonder het volgende.
Op 3 oktober 2016 wordt door de douane een ambulance gescand, waarbij afwijkende contouren worden waargenomen in het bovenste gedeelte van het voertuig. Naar aanleiding daarvan wordt de ambulance fysiek gecontroleerd. Daarbij worden in de zijwanden van het dak twee geldpakketten aangetroffen. Deze geldpakketten waren omwikkeld met bruin papier en verpakt in transparant plastic zakken, die waren dicht getapet met zwart duct tape. Tussen het bruine papier en de transparante plastic zakken zat gemalen koffie. Het aangetroffen geldbedrag bestond uit 4.000 bankbiljetten in coupures van € 500,00. In de personenauto van de echtgenote van verdachte is een rugzak aangetroffen met daarin meerdere briefjes. Op deze briefjes is telkens te lezen “ambu” en zijn tekeningen gemaakt van vermoedelijk het bovenaanzicht van ambulances. Ook zijn bedragen en optelsommen genoteerd en is de tekst vermeld “totaal verstuurd”. Op drie notities zijn dactyloscopische sporen aangetroffen die matchen met verdachte.
Verdachte heeft verklaard dat hij de ambulance op 22 september 2016 heeft gekocht en op 28 september 2016 heeft afgeleverd bij Supermaritime Nederland B.V. in Nieuwdorp teneinde deze te laten verschepen naar Suriname. In de tussentijd was de ambulance gestald in de loods van zijn bedrijf, Loyalty Cars B.V. in Almere.
Verdachte heeft ontkend dat hij wist dat in de ambulance geld zat verstopt. Namens verdachte heeft de raadsman bepleit dat verdachte van het ten laste gelegde witwassen dient te worden vrijgesproken, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had ten aanzien van het geld in de ambulance.
Verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen ten aanzien van vragen over de briefjes met daarop (aan)tekeningen van ambulances, geldbedragen en de tekst “totaal verstuurd” die in de auto van de echtgenote van verdachte zijn aangetroffen en waarop zijn vingerafdrukken zijn aangetroffen. Gelet op de overige feiten en omstandigheden, schreeuwen de briefjes echter om een uitleg van verdachte. Zwijgen is verdachtes recht, maar geen rechtsregel verzet zich ertegen ook dit aspect een rol te laten spelen bij de beoordeling van het bewijs. Nu verdachte er kennelijk telkens bewust en weloverwogen voor heeft gekozen om op alle vragen omtrent de briefjes niets te verklaren, kan het, gelet op alle feiten en omstandigheden, niet anders dan dat verdachte wist dat het geld in de ambulance was verstopt. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De rechtbank overweegt voorts dat er niet een (on)middellijk verband is te leggen met enig misdrijf. Het geld was echter in de zijwanden van het dak van de ambulance verstopt, omwikkeld met bruin papier en verpakt in transparante plastic zakken, die waren dicht getapet met zwart duct tape. Tussen het plastic en het bruine papier zat koffie. Bovendien bestond het geld louter uit coupures van € 500,00, die doorgaans in het criminele circuit worden gebruikt. De rechtbank is daarom van oordeel dat er zonder meer sprake is van een vermoeden dat het geld van misdrijf afkomstig is.
Onder deze omstandigheden mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de herkomst van het geld. Deze verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Een dergelijke verklaring heeft verdachte echter niet afgelegd. Dat door een andere persoon op enig moment is verklaard dat het geldbedrag van hem is – welke verklaring deze persoon overigens op een later moment heeft ingetrokken – maakt dit oordeel niet anders.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat het contante geldbedrag van € 2.000.000,00 – middellijk of onmiddellijk – uit enig misdrijf afkomstig is. Gelet op de wijze van verpakken van het geld, het verstoppen daarvan in een ambulance en de grote hoeveelheid aan coupures van € 500,00 kan het niet anders dan dat verdachte dit wist.
Alles overwegende, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde witwassen door een geldbedrag van € 2.000.000,00 voorhanden te hebben gehad, te verbergen en te verhullen.
Partiële vrijspraak voor medeplegen
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan witwassen, zodat verdachte voor dat onderdeel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte

Feit 1
in de periode van 26 september 2016 tot en met 30 september 2016 te Almere en Nieuwdorp een voorwerp, te weten een geldbedrag van in totaal EUR 2.000.000, aangetroffen in een ambulance met kenteken [kenteken] , heeft voorhanden gehad en heeft verborgen en verhuld, terwijl hij wist dat dit voorwerp afkomstig was uit enig misdrijf;

Feit 2
in de periode van 19 september 2016 tot en met 3 oktober 2016 te Almere telkens geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
een (auto koop)overeenkomst inzake de verkoop van een Jaguar F Pace Diesel (gedateerd 22 september 2016)
en
een factuur inzake de verkoop van een Jaguar F Pace Diesel (gedateerd 28 september 2016)
valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
bestaande de valsheid hierin dat:
- (teneinde minder invoerrechten te betalen) de in voornoemde (auto koop)overeenkomst en factuur een waarde is opgenomen van EUR 44.950, terwijl deze waarde in werkelijkheid hoger was
en
- in voornoemde (auto koop) overeenkomst is opgenomen dat [verdachte] koper is van de Jaguar F Pace Diesel, terwijl hij deze auto in werkelijkheid niet heeft gekocht.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen van een contant geldbedrag van € 2.000.000,00. Het geldbedrag is aangetroffen in de zijkanten van het dak van een ambulance die klaar stond om verscheept te worden naar Suriname. Witwassen is een ernstig misdrijf. Hierdoor worden de inkomsten uit misdrijven in het legale betalingsverkeer gebracht. Dit is een gevaar voor de integriteit van het financiële en economische verkeer. Bovendien worden deze inkomsten daarmee aan het zicht van justitie onttrokken. In witwaszaken met dit soort geldbedragen wordt door rechters doorgaans dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vele maanden of zelfs jaren opgelegd.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift, door een (koop)overeenkomst en een factuur vals op te maken. Verdachte heeft dit gedaan om kosten te besparen. Op de juistheid van documenten moet kunnen worden vertrouwd in het handelsverkeer. Verdachte heeft dat vertrouwen geschonden.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Hier is voor fraudezaken opgenomen dat bij een benadelingsbedrag van 1 miljoen euro of meer, een gevangenisstraf in een bandbreedte van 24 maanden tot het strafmaximum passend is. De rechtbank heeft dit als uitgangspunt genomen bij het bepalen van de straf.
De rechtbank heeft vervolgens in het nadeel meegewogen dat verdachte blijkens zijn strafblad van 26 juni 2018 eerder onherroepelijk is veroordeeld voor witwassen. Ook heeft de rechtbank ten nadele van verdachte meegewogen dat het in onderhavige zaak gaat om een aanzienlijk geldbedrag en verdachte op geen enkele manier openheid van zaken heeft gegeven.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte in verzekering is gesteld op 4 oktober 2016 en het derhalve gaat om een iets oudere zaak, maar dat – gelet op alle omstandigheden in deze zaak, waaronder een rechtshulpverzoek en toegewezen getuigenverzoeken – geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn.
Alles afwegende, zal de rechtbank – overeenkomstig de eis van de officier van justitie – aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

8.Het beslag

Verbeurdverklaring
Overeenkomstig de eis van de officier van justitie zullen de in beslag genomen € 2.000.000,00 en ambulance worden verbeurdverklaard, nu het onder 1 bewezen geachte feit daarmee is begaan.
Teruggave aan de rechthebbende
Ten aanzien van de goederen die uit de ambulance en de auto van de echtgenote van verdachte in beslag zijn genomen heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het beslag dient te worden gehandhaafd omdat er mogelijk nog nader zal worden onderzocht. De wet biedt de rechtbank echter niet de mogelijkheid om een dergelijke beslissing te nemen. De goederen zullen daarom worden teruggegeven aan de rechthebbende.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 57, 225 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
 Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezen geachte:
witwassen
ten aanzien van het onder 2 bewezen geachte:
valsheid in geschrift
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Verklaart verbeurdde inbeslaggenomen goederen 2 en 3 zoals vermeld op de aan dit vonnis onder bijlage II gehechte beslaglijst
 Gelast de
teruggave aan de rechthebbendevan de inbeslaggenomen goederen 4 tot en met 7 zoals vermeld op de aan dit vonnis onder bijlage II gehechte beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Vogel, voorzitter,
mrs. A.C.J. Klaver en R.K. Pijpers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.D. Riggelink, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 oktober 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.