Op 2 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Kaunas Regional Court in Litouwen. De vordering, ingediend door de officier van justitie, dateert van 26 juni 2018 en betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1989 in Litouwen. Tijdens de openbare zitting op 2 oktober 2018 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.J. van der Woude, en een tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de relevante informatie uit het EAB en aanvullende documenten beoordeeld. Het EAB betreft een vrijheidsstraf van 2 jaar en 10 maanden, opgelegd bij een vonnis van het Kaunas District Court. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de zitting in hoger beroep en dat hij niet op de hoogte was van de datum en plaats van de terechtzitting. Dit leidt tot de conclusie dat de waarborgen van artikel 12 OLW niet zijn nageleefd.
Op basis van deze bevindingen heeft de rechtbank geoordeeld dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moet worden geweigerd. De rechtbank heeft de (geschorste) overleveringsdetentie opgeheven en vastgesteld dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat. De uitspraak is gedaan door de voorzitter, mr. J.A.A.G. de Vries, en de rechters mrs. E.G. Fels en B. Poelert, in aanwezigheid van de griffier, mr. A.T.P. van Munster.