ECLI:NL:RBAMS:2018:7522

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 september 2018
Publicatiedatum
22 oktober 2018
Zaaknummer
13/751567-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 6 september 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 13 juli 2018, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 25 april 2014 door de District Court in Kalisz, Polen, is uitgevaardigd. Het EAB strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1980, die momenteel gedetineerd is in Nederland.

Tijdens de openbare zitting op 6 september 2018 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat zijn personalia correct zijn en dat hij de Poolse nationaliteit bezit. De rechtbank heeft vervolgens de inhoud van het EAB beoordeeld, waarin melding wordt gemaakt van een vrijheidsstraf van 2 jaar die aan de opgeëiste persoon is opgelegd. Deze straf is voortgekomen uit een vonnis van het Circuit Court in Kalisz, dat betrekking heeft op feiten die in het EAB zijn beschreven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moet worden geweigerd. Dit is gebaseerd op het feit dat de rechtbank eerder op 23 september 2014 al had beslist over hetzelfde EAB en de overlevering toen had geweigerd omdat de verdachte niet in persoon was verschenen bij de behandeling van het vonnis. De rechtbank concludeert dat de huidige overlevering op dezelfde grond moet worden geweigerd, aangezien het EAB niet voldoet aan de eisen van artikel 12 OLW. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751567-18
RK nummer: 18/4866
Datum uitspraak: 6 september 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 13 juli 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 april 2014 door
the District Court in Kalisz(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 6 september 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. C.J.J. Visser, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
joint sentence in defaultvan 27 juni 2013 van
the Circuit Court in Kalisz,met kenmerk: VII K 81/13.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf moet volgens het EAB worden afgetrokken
the actual custody between 23 September 2011 and 23(de rechtbank begrijpt, gelet op het originele Poolse EAB: 24)
September 2011 and between 21 November 2011 and 22 November 2011. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank stelt met de officier van justitie vast dat de rechtbank al eerder op hetzelfde EAB inzake deze opgeëiste persoon heeft beslist, te weten op 23 september 2014. De overlevering is toen geweigerd op basis van artikel 12 OLW omdat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12 sub a tot en met d OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de overlevering nu op dezelfde grond moet worden geweigerd.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan de eisen van artikel 12 OLW, dient de overlevering te worden geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepaling

Artikel 12 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Kaliszten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en T.B. Trotman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 6 september 2018.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.