In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 september 2018 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een EAB dat op 30 oktober 2017 is uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg van Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, België. De opgeëiste persoon, geboren in 1989, heeft de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit en is verdacht van betrokkenheid bij een drugslaboratorium in Nederland van 1 juni 2017 tot 30 oktober 2017. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de feiten zoals beschreven in het EAB als voldoende omschreven beoordeeld. De verdediging heeft betoogd dat er geen redelijk vermoeden van schuld is, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar is voor onmenselijke behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De overlevering is derhalve toegestaan.