5.3.2Motivering van de bewezenverklaring
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan allereerst op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.
De rechtbank zal hieronder eerst het verweer ten aanzien van de verklaring van [medeverdachte 3] bespreken. Vervolgens zal de rechtbank in aanvulling op de bewijsmiddelen een reconstructie van gebeurtenissen geven. Tot slot zal de rechtbank de ‘betrokkenheid en wetenschap’ van verdachte en het medeplegen nader toelichten.
Verklaring van [medeverdachte 3] bruikbaar voor het bewijs
De rechtbank stelt vast dat getuige [medeverdachte 3] bij de ondervraging door de raadsman van verdachte bij de rechter-commissaris zich telkens op zijn verschoningsrecht heeft beroepen. Voor zover hiermee sprake is van een inbreuk op het ondervragingsrecht, staat dit naar het oordeel van de rechtbank niet in de weg aan het gebruik van de verklaring van [medeverdachte 3] voor het bewijs.
De betrokkenheid van verdachte bij de invoer van cocaïne vindt namelijk in voldoende mate steun in andere bewijsmiddelen én dit steunbewijs heeft betrekking op de verklaring van [medeverdachte 3] .
Zo blijkt uit het dossier dat de containers, waarin de cocaïne was verborgen, bestemd waren voor het familiebedrijf waar verdachte werkzaam was.
Verder blijkt dat verdachte de bestelling en betaling van de lading die met de betreffende containers is vervoerd helemaal alleen heeft geregeld , terwijl hij geen eigenaar is van het bedrijf.
Tevens is van belang dat [bedrijf] nooit eerder in briketten heeft gehandeld en dat de invoer van de briketten helemaal niet kan worden aangemerkt als winstgevende handel . Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [bedrijf] niet in briketten handelt en slechts sporadisch iets uit het buitenland koopt. Volgens getuige
[getuige 2] is het voorts ongebruikelijk om briketten vanuit Zuid-Amerika te importeren gelet op de beschikbaarheid van briketten met goedkopere inkoopprijs in Nederland. De berekening van de politie laat ook zien dat de door [bedrijf] beweerdelijk voorgenomen handel in briketten onrendabel is. Daarbij komt dat er geen fatsoenlijke opslagmogelijkheid voor de briketten was zodat de eerste lading nat is geworden door de regen, en er bovendien op voorhand geen afnemers waren voor de briketten. De briketten moeten dan ook als deklading voor de cocaïne invoer worden aangemerkt.
De verklaring van [medeverdachte 3] vindt bovendien steun in de omstandigheid dat verdachte in een relatief korte periode zeer intensief contact heeft gehad met [medeverdachte 3] over de betreffende containers. Uit onderzoek naar de telefoons die bij [medeverdachte 3] en verdachte in beslag zijn genomen, blijkt dat er in de periode tussen 7 december 2017 en 8 januari 2018 intensief telefoon- en sms-berichtenverkeer tussen hen plaatsvindt. Op grond van de onderzoeksbevindingen kan worden vastgesteld dat het in een deel van de geconstateerde contacten verdachte is die het initiatief daartoe neemt. Deze bevindingen rijmen niet met de door verdachte gegeven verklaring dat hij zoveel contact met [medeverdachte 3] had omdat hij dacht dat [medeverdachte 3] op commissiebasis werkte en om die reden op de hoogte wilde blijven van het transport. Voor deze veelvuldige contacten heeft verdachte op geen enkel moment aan [medeverdachte 3] een verklaring gevraagd. Daarbij acht de rechtbank van belang dat verdachte alle belgegevens en sms-berichten met [medeverdachte 3] in de periode van 14 december 2017 tot 23 januari 2018 – precies de periode van de levering van het drugstransport – heeft gewist. Hiervoor heeft verdachte geen redengevende verklaring gegeven. Tenslotte heeft verdachte een handgeschreven notitie gemaakt, waarop een berekening aangaande de kosten voor de levering van de (drugs)containers werd gemaakt met een verdeling over 4 personen. Gelet op de bevindingen in het dossier zijn bij het drugstransport 4 personen betrokken geweest (verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] ). Het voorgaande ondersteunt de verklaring van [medeverdachte 3] dat zij beiden wisten dat er verdovende middelen in de container zaten en om die reden intensief contact hadden over de betaling van de deklading, de aflevering van de container en het maken van afspraken met overige betrokkenen bij het drugstransport. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat [medeverdachte 3] ook zichzelf belast en er geen enkele reden voor hem is om verdachte, zijn zwager met wie hij niet in onmin leefde, ten onrechte te beschuldigen. Dat [medeverdachte 3] zijn eigen rol kleiner maakt dan op grond van het dossier is vast te stellen, doet aan het voorgaande niet af.
Het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, bevat een sterke aanwijzing voor wetenschap van de aanwezigheid van de cocaïne in de containers bij verdachte, zodat met betrekking tot de verklaring van [medeverdachte 3] geen sprake is van ‘sole or decisive evidence’ als bedoeld in de door de raadsman van verdachte genoemde jurisprudentie van het EHRM.
Gelet op het voorgaande staat het bepaalde in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden niet in de weg aan gebruik van de verklaring van [medeverdachte 3] over de wetenschap van verdachte van de cocaïne in de containers voor het bewijs.
Reconstructie van gebeurtenissen
Op 6 december 2017 is een container met het nummer [nummer] aan boord van het schip MS Minerva geladen en op 8 december 2017 gelost in de haven van Buenaventura (Colombia). Op 9 december 2017 is deze container [nummer] aan boord van het schip CMA CGM NIAGARA geladen en vanaf de haven van Buenaventura vervoerd naar de haven van Antwerpen. Op 2 januari 2018 tussen 02.16 uur en 8:16 uur heeft de CMA CGM NIAGARA over de Westerschelde gevaren binnen de grenzen van de territoriale wateren van Nederland. Uiteindelijk is het schip later die dag aangemeerd in de haven van Antwerpen. Door de douane in Antwerpen is ongeveer 39 kilo cocaïne in de constructiebalken van de container aangetroffen. De container bevatte verder pallets ‘Bio Briquettes’, geperst afvalhout, (hierna: briketten) die bestemd waren voor [bedrijf] , gevestigd aan de [adres] . In samenspraak met de Nederlandse justitiële autoriteiten is besloten om de container gecontroleerd te laten afleveren. De cocaïne is uit de container gehaald en er is een monster van 10 gram cocaïne teruggeplaatst. De container is voorzien van een baken en OVC-apparatuur.
Op 8 januari 2018 is de container vanuit de haven van Antwerpen op een trekker met oplegger geladen. Tijdens de observatie is op 8 januari 2018 gezien dat een DAF trekker met kenteken [kenteken] is gereden naar het bedrijfsterrein van [bedrijf] op voornoemd adres in [plaats] . Rond 16.55 uur is de vrachtwagen met de container daar aangekomen.
Uit de camerabeelden van de Gamma aan de Koperslagerstraat te Rotterdam is gebleken dat [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en een onbekend gebleven man omstreeks 16.55 uur de Gamma inliepen en dat de onbekend gebleven man, onder meer met geld dat hij van [medeverdachte 4] kreeg, in aanwezigheid van voormelde anderen even later enkele goederen afrekende.
Op de camerabeelden van de McDonald’s aan het Innovatiepark 5 te Oosterhout is te zien dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] elkaar op 8 januari 2018 omstreeks 19.15 uur ontmoeten op de parkeerplaats. Op de camerabeelden van de Lukoil aan het Innovatiepark 3 te Oosterhout is te zien dat enige minuten later een grijs voertuig gelijkend op een Fiat Bravo over het Innovatiepark in de richting van de Technologieweg – en daarmee in de richting van de [adres] – rijdt, met daarachter een klein donkerkleurig voertuig gelijkend op een Citroën Cl. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 4] in de Citroën Cl zat.
Op de OVC-opname van 8 januari 2018 zijn rond 19.25 uur meerdere Spaanstalige stemmen hoorbaar bij de container. Omstreeks 19.33 uur is door het observatieteam gezien dat de Fiat Bravo, met daarin [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , geparkeerd stond bij het toegangshek van [bedrijf] . Om 19.34 uur is de Fiat weggereden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zijn kort hierna aangehouden.
De Dienst Speciale Interventies (hierna: DSI) heeft kort na de aanhouding van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] de container [nummer] aangetroffen op het bedrijfsterrein van [bedrijf] . Op de grond bij de container zijn gereedschappen aangetroffen, waaronder een haakse slijper, een lasapparaat en een spuitbus met verf in de kleur van de container. Tegen de container stond een ladder bij de plaats waar de cocaïne in de container zat. Vlakbij de container stond een Citroën C1 met de achterklep open. Deze auto was gehuurd op naam van [medeverdachte 4] . In de Citroën C1 is het paspoort van [medeverdachte 4] aangetroffen en een aankoop bon van de Gamma aan de Koperslagerstraat te Rotterdam van eerder die dag met daarop enkele artikelen die ook bij de container zijn aangetroffen. Alleen [medeverdachte 2] is bij de loods van [bedrijf] aangehouden. In zijn nabijheid is een witte iPhone 7 Plus aangetroffen, die gelet op de verklaring van [medeverdachte 2] en de gegevens in de iPhone aan [medeverdachte 4] toebehoorde.
Onder [medeverdachte 1] zijn een telefoon van het merk Samsung en een telefoon van het merk Nokia in beslag genomen. Aan de Samsung was gekoppeld het telefoonnummer [telefoonnummer 1] (hierna: [telefoonnummer 1] ), aan de Nokia het telefoonnummer [telefoonnummer 2] (hierna: [telefoonnummer 2] ). [telefoonnummer 2] is het nummer van het privétoestel van [medeverdachte 1] .
Naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek heeft de politie een chronologische weergave gemaakt van de WhatsApp- en sms-berichten en van de camerabeelden en de administratie. Omdat zowel de telefoon met nummer [telefoonnummer 1] als de telefoon met nummer [telefoonnummer 2] bij [medeverdachte 1] zijn aangetroffen, is de politie er in dit proces-verbaal vanuit gegaan dat de gebruiker van [telefoonnummer 1] [medeverdachte 1] is.
[telefoonnummer 1] komt in de contactenlijst van de telefoon van [medeverdachte 4] voor onder de naam ‘ [contactnaam 1] ’. Uit de contactenlijst van [medeverdachte 4] komt naar voren dat [contactnaam 1] ook gebruik maakt van nummer [telefoonnummer 2] . Uit de telefoongegevens is gebleken dat [telefoonnummer 1] sms-contact heeft met het nummer [telefoonnummer 3] van [medeverdachte 3] en WhatsApp contact heeft met [medeverdachte 4] . Bij de onder [medeverdachte 3] in beslag genomen telefoon met nummer [telefoonnummer 3] zijn twee contacten aangetroffen, te weten [telefoonnummer 1] met de contactnaam [contactnaam 3] en [telefoonnummer 4] met de contactnaam [contactnaam 4] . [medeverdachte 1] heeft een schildersbedrijf. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij zijn telefoon van [verdachte] heeft gekregen met deze twee nummers erin en dat hij het contact moest verzorgen met het nummer [telefoonnummer 1] , wat volgens [medeverdachte 3] het telefoonnummer van [medeverdachte 1] is. Het nummer [telefoonnummer 4] behoort toe aan [verdachte] . Uit de telefoongegevens van [medeverdachte 3] is gebleken dat hij sms-contact heeft met [telefoonnummer 1] en belcontact heeft met [verdachte] . Gelet op het bovenstaande gaat de rechtbank ervan uit dat [medeverdachte 1] in ieder geval vanaf 7 december 2017 de gebruiker van het nummer [telefoonnummer 1] is.
Tijdens de doorzoeking in het bedrijf [bedrijf] is onder andere een factuur aangetroffen, die betrekking had op de betaling van 22 pallets briketten, voor een bedrag van 7200 US dollar. De factuur is gedateerd op 1 december 2017. Dit betreft de pallets die zijn aangetroffen in de container met nummer [nummer] . Op de factuur, bestemd voor [bedrijf] , is dit nummer te zien.
Op 7 december 2017 is een tweede factuur van hetzelfde bedrijf ook voor [bedrijf] opgemaakt. Deze keer voor 24 pallets briketten, kosten 6300 US dollar. Dit betreft de briketten die in een container met nummer [nummer] , ook bestemd voor [bedrijf] , waren geladen. Achteraf is gebleken dat in deze container [nummer] ook cocaïne zat verstopt met een totaalgewicht van 38,4 kilo. Verder is gebleken dat het schip waarop deze container was geladen voor het eerst de Nederlandse territoriale wateren binnenkomt op 12 januari 2018 om 08.27.52 uur UTC. [verdachte] wordt – anders dan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] – ook voor de invoer van deze partij cocaïne vervolgd (feit 2 op de tenlastelegging).
De berichten tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] met betrekking tot de container [nummer] gaan terug tot 7 december 2017. Op 7 december 2017 heeft [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] gestuurd
‘Hoi dat is altijd zo rustig zijn klaar voor vertr’.
Tussen 11 en 13 december 2017 hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] wederom berichten naar elkaar gestuurd. Op 13 december 2017 heeft [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3] gestuurd
‘Zeg tegen ijsboer dat hij er 2 moet betalen aan het bedrijf zo spoedig mogelijk om snel de papieren te krijgen cif betaling geen fob’.
Hierna heeft [medeverdachte 3] een gesprek met [verdachte] . Ook is in deze gesprekken gesproken over ‘de staart’ – vermoedelijk [medeverdachte 4] – die tot na de kerst het land uit is. Volgens de gegevens van de telefoon van [medeverdachte 4] is hij op 2 januari 2018 weer in Nederland. [medeverdachte 1] zit [medeverdachte 3] , en daarmee [verdachte] , op de huid om een rekening te (laten) betalen. Op 14 december 2017 heeft [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] gestuurd
‘Als ik ze moet betalen krijg ie maar 150 dus zeg het maar en anders ga ik naar een ander’.
Op 17 december 2017 begint [medeverdachte 1] erover dat de factuur nog niet is betaald. Vervolgens heeft er telefoon- en sms-verkeer plaatsgevonden tussen [medeverdachte 3] en [verdachte] . De boekhoudster van [bedrijf] , [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ), heeft op
19 december 2017 een schermafbeelding van een betaling van een bedrag van US $ 13.500 aan [bedrijf 1] aan [verdachte] gestuurd. Hierna hebben [medeverdachte 3] en [verdachte] nogmaals met elkaar ge-sms’t. [medeverdachte 3] heeft vervolgens aan [medeverdachte 1] teruggekoppeld dat het geregeld was. [medeverdachte 1] heeft hierop het bericht gestuurd dat hij het gaat doorgeven.
Op 21 december 2017 heeft [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] gestuurd dat ‘hij’ een praatje wil maken met hun vier. De ontmoeting kan pas plaatsvinden als ‘de staart’ terug is. Uit de locatiegegevens is gebleken dat de telefoons van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] op hetzelfde tijdstip op de avond van 4 januari 2018 in de omgeving van Oosterhout zijn.
Op 4 januari 2018 is door het bedrijf van [bedrijf] een factuur ontvangen van het bedrijf [bedrijf 2] . De factuur vermeldt de inklaringskosten van container [nummer] . Op de achterzijde van deze factuur staat een handgeschreven berekening:
475 x 2 = 950 Euro
Transport 2x 500 1000.-
2x zeevracht a 2000 4000
Aankoop Blokken +11504,15
€ 17454 euro totaal
€ 4363,50 Per persoon
$ 6300
$ 7200
13500
Het bedrag van € 11.504,15 is exact het bedrag dat staat vermeld op de eerdergenoemde schermafbeelding die op 19 december 2017 door [getuige 1] aan [verdachte] is gestuurd. [getuige 1] heeft bij het zien van deze handgeschreven berekening verklaard dat deze is geschreven door [verdachte] . Dit heeft [verdachte] ook bevestigd.
Op 5 januari 2018 heeft [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] gestuurd dat hij van ‘de bakker’ hoorde dat hij maandagmiddag pas langs komt. [medeverdachte 1] heeft dit doorgestuurd aan [medeverdachte 4] .
Op maandag 8 januari 2018 heeft wederom veel bel-, sms- en WhatsApp verkeer plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 4] . Omstreeks 15.46 uur heeft [medeverdachte 3] opnieuw een sms gekregen van [verdachte] . Direct hierop heeft [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 1] gestuurd:
‘Als het mee zit rond 19.00 ik laat het nog exact weten’.
De tijd tussen de twee berichten is dusdanig kort, dat er van kan worden uitgegaan dat [medeverdachte 3] dit van [verdachte] te horen heeft gekregen. Verder heeft [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 1] gevraagd om de kleur, die hij nodig had voor verf.
Omstreeks 16.55 uur is door het observatieteam gezien dat de vrachtwagen en de container op het terrein van [bedrijf] geparkeerd staan. Met gebruikmaking van de politiehelikopter is gezien dat de chauffeur is uitgestapt en het kantoor is binnengelopen. Om 17.07 uur heeft [verdachte] een sms naar [medeverdachte 3] gestuurd. [medeverdachte 3] heeft direct daarop aan [medeverdachte 1] gestuurd:
[medeverdachte 1] heeft per sms aan [medeverdachte 3] gevraagd of dat met iedereen is, waarop [medeverdachte 3] heeft antwoord met
‘Ja daar ga ik wel vanuit’.
Op de camerabeelden van de McDonald’s is gezien dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en een persoon, die kleding draagt gelijkend aan de kleding die [medeverdachte 4] droeg bij de Gamma, elkaar om 19.15 uur hebben ontmoet, waarbij de aanwezigheid van [medeverdachte 4] aldaar ook blijkt uit de verklaring van [medeverdachte 2] .
Na aanhouding van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] is de container in Antwerpen nader onderzocht en is in de onderbalk nog eens 16,42 kg cocaïne aangetroffen.
Betrokkenheid en wetenschap
Zoals hiervoor is overwogen heeft verdachte de invoer van de briketten gebruikt als deklading voor de invoer van cocaïne. Verdachte heeft de bestelling, betaling en levering hiervan zelfstandig verzorgd. De rechtbank acht daarbij van belang dat verdachte wist dat de briketten afkomstig waren uit een Zuid-Amerikaans –en dus risicovol- land. Hij heeft geen enkel onderzoek gedaan naar de betrouwbaarheid van de leverancier of de kwaliteit van de briketten, noch een gedegen onderzoek naar de handel in briketten. Verdachte heeft veelvuldig contact gehad met [medeverdachte 3] , die heeft verklaard dat die contacten betrekking hadden op de invoer van de container die ‘geen zuivere koffie’ was. Alle berichten dienaangaand in de bewuste periode zijn door verdachte gewist en voor de hoeveelheid contacten met [medeverdachte 3] heeft verdachte geen plausibele verklaring gegeven. Op de achterkant van een factuur heeft verdachte voorts een berekening gemaakt aangaande de containers, waarbij een verdeling tussen vier personen wordt gemaakt. De stelling van verdachte dat dit betrekking heeft op de verdeling van de winst in de brikettenhandel tussen hem, zijn broer [broer] , zijn zoon [zoon] en zijn neef [neef] acht de rechtbank ongeloofwaardig. Immers, deze personen werden volgens hun verklaring pas benaderd toen de eerste levering al had plaatsgevonden en de containers met cocaïne al onderweg waren. Daarnaast gaven deze personen aan niks van briketten te weten en dat aan verdachte overlieten. Tenslotte valt niet in te zien waarom de eventuele winst niet ten goede zou komen aan [bedrijf] , waar zij allen medewerker van waren. Veeleer past deze berekening in het scenario dat de winst op de cocaïne verdeeld zou worden tussen verdachte en zijn mededaders, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , zodat de rechtbank daar van uit gaat. Tenslotte duidt ook het gebruik van bijnamen in de telefoon van verdachte op verhullend handelen,
Gelet op voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte op de hoogte was van en betrokken bij de invoer van de cocaïne.
Medeplegen ten aanzien van feit 1 (cocaïne in container [nummer] )
Zoals uit het voorgaande blijkt, heeft [medeverdachte 1] sinds 7 december 2017 veelvuldig telefonisch contact gehad met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] over de betaling en komst van de container. Uit de telefoongegevens volgt dat [medeverdachte 3] hierover weer contact had met [verdachte] . Uit deze contacten valt af te leiden dat [medeverdachte 3] op vragen van [medeverdachte 1] vrij snel daarna contact heeft met verdachte en dat hij daarna antwoord geeft aan [medeverdachte 1] .
Ook is uit de gesprekken af te leiden dat er een ontmoeting met vier mannen zou plaatsvinden. Na veelvuldig contact tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , [medeverdachte 3] en [verdachte] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] over een ontmoeting, hebben de telefoons van deze vier mannen op 4 januari 2018 rond hetzelfde tijdstip aangestraald in de omgeving van Oosterhout. Hoewel niet is komen vast te staan dat verdachte zelf aanwezig is geweest bij deze bijeenkomst, is op grond van de sms-berichten en de overige aanwezigen duidelijk dat deze bijeenkomst over het drugstransport ging, waar verdachte rechtstreeks bij betrokken was.
[medeverdachte 1] heeft meegewerkt aan de totstandkoming van de afspraak tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] bij de McDonald’s op 8 januari 2018 en is vervolgens met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] naar het bedrijventerrein gereden van het bedrijf van [bedrijf] , waar de container zich bevond en alwaar [medeverdachte 4] met [medeverdachte 2] dat terrein betrad met – Gelet op de omstandigheden waaronder de container is aangetroffen – had dit het kennelijke doel om de container te lossen.
De eerdergenoemde handgeschreven berekening van [verdachte] ziet naar het oordeel van de rechtbank op de onderhavige transporten en kan in het licht van het dossier niet anders worden gezien dan een verdeling van de kosten door vier personen. Gelet op het voorgaande houdt de rechtbank het ervoor dat de medeverdachten en verdachte deze 4 personen zijn.
Uit deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat verdachte met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , en [medeverdachte 4] nauw en bewust heeft samengewerkt bij de invoer van de container in Nederland en dat zij ook allen een zodanige rol hebben gehad dat zij als medeplegers moeten worden aangemerkt.
Medeplegen ten aanzien van feit 2 (cocaïne in container [nummer] )
De rechtbank verwijst hiervoor naar hetgeen onder feit 1 is overwogen. Daarnaast overweegt de rechtbank dat verdachte, hiertoe aangespoord door [medeverdachte 1] via [medeverdachte 3] een afschrift van de betaling heeft toegezonden, die betrekking had op beide containers. Daarnaast ziet de berekening die verdachte heeft gemaakt over de verdeling van de kosten ook op deze twee containers. Nu de modus operandi exact hetzelfde is als bij de eerste levering en de tweede levering slechts enkele dagen na de eerste heeft plaatsgevonden, acht de rechtbank het medeplegen bewezen.