ECLI:NL:RBAMS:2018:7432

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2018
Publicatiedatum
18 oktober 2018
Zaaknummer
13-698971-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heling van schilderijen en rijbewijzen met betrekking tot verdachte

Op 19 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van heling van twee schilderijen en van rijbewijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 23 juli 2014 tot en met 5 februari 2015, in Nederland, de schilderijen 'Schepen op zee' van J.C. Schotel en een kustgezicht van A. Stevens voorhanden heeft gehad en overgedragen, terwijl hij wist dat deze schilderijen afkomstig waren uit een misdrijf. De verdachte had de schilderijen ingeleverd bij een veilinghuis en de opbrengst was op zijn rekening gestort. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de criminele herkomst van de schilderijen, mede door de aangetroffen gegevensdragers in zijn woning die informatie bevatten over de schilderijen en hun oorspronkelijke eigenaar.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van heling van rijbewijzen van drie slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden bewezen dat hij deze rijbewijzen had gestolen, maar dat hij wel wist dat de rijbewijzen van misdrijf afkomstig waren. De verdachte werd vrijgesproken van de diefstal, maar de heling van de rijbewijzen werd bewezen verklaard. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank hield rekening met het tijdsverloop van de zaak en het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/698971-15 (Promis)
Datum uitspraak: 19 oktober 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M. Al Mansouri, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. D.L.A.M. Pluijmakers, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
feit 1:
heling van twee schilderijen, te weten ‘Schepen op zee’ van J.C. Schotel en een kustgezicht van A. Stevens, in de periode vanaf 23 juli 2014 tot en met 5 februari 2015 in Nederland;
feit 2 primair:
diefstal van het rijbewijs van [slachtoffer 1] op 26 januari 2015 te Amsterdam;
feit 2 subsidiair:
heling van voornoemd rijbewijs in de periode vanaf 26 januari 2015 tot en met 19 juli 2016 in Nederland;
feit 2 meer subsidiair:
verduistering van voornoemd rijbewijs op 19 juli 2016 te Baarn;
feit 3 primair:
opzettelijk gebruik maken van niet op zijn naam gestelde reisdocumenten, te weten de rijbewijzen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , door hiermee Net+prepaidmastercards aan te vragen, in de periode vanaf 7 september 2012 tot en met 19 juli 2016 te Baarn;
feit 3 subsidiair:
heling van voornoemde rijbewijzen in de periode vanaf 7 september 2012 tot en met 19 juli 2016 in Nederland.
De gehele tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat de heling van de twee schilderijen (feit 1) bewezen kan worden. Uit het contract dat is getekend met veilinghuis ‘ [naam veilinghuis] ’ (hierna: [naam veilinghuis] ) blijkt dat verdachte de persoon is geweest die de schilderijen heeft ingeleverd. De opbrengst van de veiling is ook op zijn rekening gestort. Hiermee heeft verdachte de schilderijen voorhanden gehad en overgedragen. Dat verdachte moet hebben geweten dat de schilderijen van diefstal afkomstig waren blijkt onder meer uit het feit dat er bij verdachte thuis verscheidene gegevensdragers zijn aangetroffen met daarop informatie over de schilderijen en hun oorspronkelijke eigenaar. De verklaring van verdachte dat hij dit deed voor [persoon 1] (hierna: [persoon 1] ) en zelf nergens iets van af wist is ongeloofwaardig volgens de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ook gerekwireerd tot bewezenverklaring van de heling van rijbewijzen zoals in de tenlastelegging vermeld onder 2 subsidiair en 3 subsidiair. De rijbewijzen zijn in een tasje aangetroffen waarin ook het contract met [naam veilinghuis] zat. Hieruit volgt dat verdachte wetenschap moet hebben gehad van de aanwezigheid van de rijbewijzen in zijn woning.
Het kan niet worden bewezen dat verdachte het rijbewijs van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) heeft gestolen en dat hij gebruik heeft gemaakt van de rijbewijzen van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) en [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ); tenlastegelegd onder 2 en 3 primair. Hiervan moet verdachte dan ook worden vrijgesproken.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte integraal vrij te spreken. Ten aanzien van de vermeende heling van de schilderijen kan niet worden bewezen dat verdachte op enig moment beschikkingsmacht heeft gehad over de schilderijen. Daarnaast kan niet worden bewezen dat verdachte wetenschap heeft gehad van de criminele herkomst van de schilderijen. De verklaring van verdachte – dat hij de schilderijen voor [persoon 1] heeft verkocht – kan niet worden weerlegd op basis van het procesdossier. De bestanden die zijn aangetroffen op de gegevensdragers die zich bevonden in de woning van verdachte maken dit niet anders. Verdachte heeft verklaard dat hij voor [persoon 1] een laptop heeft gerepareerd en dat deze bestanden – simpel gezegd – door contaminatie op de andere gegevensdragers zijn terechtgekomen. Bestanden laten altijd hun virtuele vingerafdruk achter op het moment dat twee of meer gegevensdragers met elkaar in contact komen. Deze verklaring is geloofwaardig, mede nu is gebleken dat verdachte een in de Kamer van Koophandel geregistreerd computerbedrijf heeft. Ook schuldheling kan niet worden bewezen, nu er op verdachte geen onderzoeksplicht rustte die hij heeft geschonden.
Ten aanzien van de verdenking van heling van rijbewijzen moet ook vrijspraak te volgen. Het enkele feit dat de rijbewijzen zich bevonden in een tasje op de zolder van de woning van verdachte is onvoldoende om te bewijzen dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze goederen.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de heling van de schilderijen (feit 1)
Op 24 juli 2014 is uit een woning in Bussum een drietal schilderijen weggenomen, waaronder ‘Schepen op zee’ van J.C. Schotel (hierna: Schotel) en ‘Zicht op Monaco’ van A. Stevens (hierna: Stevens). Op 29 juli 2014 is door een persoon die zich voordeed als [persoon 2] per mail contact opgenomen met kunsthandel [naam kunsthandel] , om een taxatie te krijgen van het schilderij van Schotel. Dit schilderij is, met het schilderij van Stevens, door veilinghuis [naam veilinghuis] verkocht op de veiling van 24 maart 2015 tot en met 7 april 2015. Uit documenten van [naam veilinghuis] blijkt dat de schilderijen op 5 februari 2015 zijn ingebracht door [verdachte] , woonachtig op de [BRP-adres] . De opbrengst van de veiling – een bedrag van € 8.005,60 – is ook op zijn rekening gestort. Verdachte heeft verklaard dat hij deze [verdachte] is.
Om te kunnen bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling is vereist dat hij beschikkingsmacht had over de schilderijen én dat hij wetenschap had van de criminele herkomst van die schilderijen.
Beschikkingsmacht
Verdachte heeft verklaard dat de schilderijen door [persoon 1] naar [naam veilinghuis] zijn gebracht en dat hij er slechts bij aanwezig was voor de financiële afhandeling. De vraag die hiermee voorligt is of kan worden bewezen dat verdachte de schilderijen op enig moment voorhanden heeft gehad. De rechtbank heeft bij de beantwoording van deze vraag gekeken naar het document van [naam veilinghuis] , waaruit blijkt dat verdachte degene is geweest die de schilderijen heeft ingebracht; hij heeft immers als ‘inbrenger’ getekend voor de overdracht van de schilderijen. Verdachte ontkent dat ook niet. Verder volgt uit dit document dat de schilderijen ook feitelijk naar het veilinghuis zijn gebracht.
De rechtbank oordeelt dat op grond van deze omstandigheden kan worden bewezen dat verdachte beschikkingsmacht over de schilderijen heeft gehad. De rechtbank acht bewezen dat verdachte de schilderijen voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen.
Wetenschap
De volgende vraag is of verdachte wist dan wel had moeten weten dat de schilderijen uit enig misdrijf afkomstig waren. Verdachte heeft verklaard dat hij te goeder trouw [persoon 1] heeft geholpen met de verkoop van de schilderijen, die [persoon 1] zou hebben geërfd. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig.
In de woning van verdachte is een groot aantal gegevensdragers aangetroffen met bestanden die op enige wijze gerelateerd zijn aan de schilderijen. In totaal gaat het om twee laptops, twee usb-sticks, een harddisk en een geheugenkaart. Hierop is zeer specifieke informatie aangetroffen. De naam [persoon 2] komt in drie gegevensdragers naar voren, met onder andere het e-mailadres [mailadres] en een vraag omtrent een waardebepaling van schilderijen. De naam [persoon 3] , en de naam van haar partner [persoon 4] komen op twee gegevensdragers naar voren. [persoon 3] is de eigenaresse van de twee schilderijen en heeft aangifte gedaan van diefstal van de schilderijen. Op deze gegevensdragers is informatie te vinden omtrent hun e-mailadressen, paspoortgegevens, bankafschriften en betaalpassen. Verder komen ook de weggenomen schilderijen van Schotel en Stevens veelvuldig naar voren. Het gaat dan om foto’s, zoekslagen, veilinggegevens en waardebepalingen. Veel van deze foto’s zijn identiek aan de weggenomen schilderijen.
Verdachte heeft verklaard dat hij deze bestanden nooit heeft gezien. Hij vermoedt dat de bestanden op de gegevensdragers terecht zijn gekomen, omdat hij in het verleden een laptop van [persoon 1] heeft gerepareerd. Het is gebruikelijk om – voorafgaand aan de reparatie – de bestanden van de laptop over te plaatsen naar een andere opslagruimte, waarna je – na reparatie – de bestanden weer terugplaatst. Het moment dat je die bestanden dan van de gegevensdrager verwijdert hebben deze hun sporen al achtergelaten en zijn ze terug te vinden. Het moment dat je die gegevensdrager dan in een andere computer zet gaan die bestanden “in de onderlaag” wederom mee.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig. De verklaring zou plausibel hebben kunnen zijn, indien het zou gaan om één laptop en één harde schijf waarop de bestanden van de laptop tijdelijk waren opgeslagen. In dit geval zijn de bewuste bestanden echter aangetroffen op twee laptops, twee usb-sticks, een harde schijf en een geheugenstick. Dat er contact tussen al deze geheugendragers is geweest en dat daarbij steeds ongemerkt bestanden zijn overgegaan acht de rechtbank niet aannemelijk. Hier komt bij dat op geen van de gegevensdragers dezelfde informatie is aangetroffen, maar dat op elke van deze gegevensdragers verschillende afbeeldingen en data stond. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte hiervan heeft geweten. Hiermee kan worden vastgesteld dat verdachte kennis heeft gehad van het onder valse naam opvragen van informatie over de schilderijen en dat hij beschikking heeft gehad over de gegevens van de bestolene. Op basis van deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat verdachte wist dat de schilderijen van diefstal afkomstig waren. Hiermee acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3:
Vrijspraak van diefstal van rijbewijzen (het onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde)
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsman, niet bewezen dat verdachte de rijbewijzen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] heeft gestolen (onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegd). Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Heling van de rijbewijzen
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte is in een tasje op de zolder een drietal rijbewijzen aangetroffen, toebehorende aan [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Verdachte heeft verklaard dat deze rijbewijzen zaten in hetzelfde tasje als waarin [persoon 1] de laptop naar hem heeft gebracht en dat hij deze nooit heeft gezien. De rechtbank acht deze verklaring onaannemelijk, nu op een harde schijf en een laptop van verdachte informatie over [slachtoffer 1] is gevonden. Hiermee kan worden bewezen dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid het rijbewijs van [slachtoffer 1] en – aangezien de rijbewijzen zich bij elkaar bevonden in hetzelfde tasje – ook van de andere rijbewijzen. Voorts heeft verdachte geen verklaring afgelegd over de herkomst van de rijbewijzen. Hiermee kan worden bewezen dat de verdachte moet hebben geweten dat de rijbewijzen van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank acht de heling van de rijbewijzen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] (onder 2 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegd) bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
in de periode vanaf 23 juli 2014 tot en met 5 februari 2015 in Nederland meer schilderijen, te weten
‘Schepen op zee’ van J.C. Schotel en
`Een kustgezicht` van A. Stevens,
voorhanden heeft gehad en overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat die schilderijen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
in de periode vanaf 26 januari 2015 tot en met 19 juli 2016 in Nederland, een rijbewijs, ten name van [slachtoffer 1] voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
ten aanzien van feit 3 subsidiair:
op tijdstippen in de periode vanaf 7 september 2012 tot en met 19 juli 2016 in Nederland, een rijbewijs ten name van [slachtoffer 2] en een rijbewijs ten name van [slachtoffer 3] voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Motivering van de straffen en maatregel

5.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 180 uren, met aftrek van voorarrest, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met het tijdsverloop van de strafzaak, aangezien de redelijke termijn is overschreden. Voorts heeft verdachte zijn leven op orde en heeft hij een goede baan. De raadsman heeft bepleit geen gevangenisstraf op te leggen.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan heling van een tweetal schilderijen. Verdachte heeft deze schilderijen bij veilinghuis [naam veilinghuis] aangeboden en de opbrengst op zijn rekening ontvangen. Dit zijn schilderijen met een hoge financiële en emotionele waarde. Verdachte heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen geldelijke gewin en geen rekening gehouden met de belangen van de slachtoffers en die van de samenleving. Dergelijke feiten hebben immers een corrumperende invloed op het reguliere handelsverkeer. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan heling van een drietal rijbewijzen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van 13 december 2017 van verdachte, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Tevens is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
De rechtbank had in deze zaak, als er geen sprake was geweest van een overschrijding van de redelijke termijn, een gevangenisstraf van 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, een passende straf gevonden. De rechtbank houdt echter rekening met het tijdsverloop van de zaak. Om die reden zal de rechtbank het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf omzetten in een taakstraf van 180 uren. De rechtbank ziet al met al geen reden om af te wijken van de eis van de officier van justitie en zal deze dan ook volgen.

6.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
Document schilderij (5119697)
Administratie veilinghuis (5128207)
Document van [naam kunsthandel 2] (5134598)
Document (5224468)
USB-stick (5224472)
USB-stick (5224476)
Rijbewijs onv [slachtoffer 1] (5224699)
Rijbewijs onv [slachtoffer 2] (5224701)
Rijbewijs onv [slachtoffer 3] (5224703)
Document (5283945)
Document (5284045)
Document (5284052)
Document (5283951)
Document (5284023)
Document (5284034)
Document (5284039)
Creditcard Mastercard (5284039)
Creditcard Mastercard (5284050)
Creditcard (5284055)
Creditcard (5283952)
Creditcard (5284026)
Creditcard Mastercard (5284038)
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de goederen met nummers 1 en 5 tot en met 22 dienen te worden onttrokken aan het verkeer. De nummers 2 en 3 dienen te worden geretourneerd aan de rechthebbenden. Nummer 4 kan worden teruggegeven aan verdachte.
Verbeurdverklaring:
De voorwerpen met de nummers 1 en 5 tot en met 22 behoren aan verdachte toe. Nu met betrekking tot die voorwerpen het onder 1 bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
Teruggave aan verdachte:
Nummer 4 dient aan verdachte te worden teruggegeven, aangezien ze aan hem toebehoren en niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende:
Nummers 2 en 3 dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbenden.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 57, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1, feit 2 subsidiair en feit 3 subsidiair:
heling, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
180 (honderdtachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
90 (negentig)dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Verklaart verbeurd: de goederen met nummers 1 en 5 tot en met 22 op de beslaglijst.
Gelast de teruggave aan verdachte van: het goed met nummer 4 op de beslaglijst.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van: het goed met nummers 2 en 3 op de beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en F. Dekkers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.H. Limburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 oktober 2018.
Bijlage I – Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode vanaf 23 juli 2014 tot en met 5 februari 2015, te Bussum en/of Baarn en/of Amsterdam, althans in Nederland, een of meer schilderij(en), te weten
'Schepen op zee' van J.C. Schotel en/of
een kustgezicht van A. Stevens,
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van dat/die schilderij(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die schilderij(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2.
hij op of omstreeks 26 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een rijbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Subsidiair:
hij in of omstreeks de periode vanaf 26 januari 2015 tot en met 19 juli 2016 te Amsterdam en/of Baarn, in elk geval in Nederland, een rijbewijs, ten name van [slachtoffer 1] , heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 19 juli 2016 te Baarn opzettelijk een rijbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als houder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 7 september 2012 tot en met 19 juli 2016 te Baarn, in elk geval in Nederland, telkens opzettelijk en wederrechtelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een rijbewijs ten name van [slachtoffer 2] en/of een rijbewijs ten name van [slachtoffer 3] , door met dat/die rijbewij(s)(zen) een Net+prepaidmastercard ten name van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] aan te vragen;
Subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 7 september 2012 tot en met 19 juli 2016 te Amsterdam en/of Baarn, in elk geval in Nederland, een rijbewijs ten name van [slachtoffer 2] en/of een rijbewijs ten name van [slachtoffer 3] heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans
redelijkerwijs moest vermoeden dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.