ECLI:NL:RBAMS:2018:7431

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2018
Publicatiedatum
18 oktober 2018
Zaaknummer
13-669035-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake bezit van een vuurwapen met verminderd toerekeningsvatbaarheid

Op 5 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De verdachte, geboren in 1975 en gedetineerd, werd beschuldigd van het bezit van een pistool van categorie III en munitie van kaliber 7.65 mm en 9x19 mm. Tijdens de zitting op dezelfde dag heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. M. Al Mansouri, en de verdediging van de raadsman, mr. F.M.M.M. Vogels, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 juni 2018 te Amsterdam een wapen en munitie voorhanden heeft gehad, wat bewezen is verklaard op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en andere bewijsmiddelen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezen verklaarde feit strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, mede op basis van psychologische rapportages die een bipolaire stoornis en een stoornis in het gebruik van cocaïne vaststelden. De rechtbank heeft besloten om een gevangenisstraf van 180 dagen op te leggen, waarvan 70 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling afgewezen, gezien de omstandigheden van de verdachte en de noodzaak voor behandeling. De rechtbank heeft ook bepaald dat de in beslag genomen voorwerpen onttrokken worden aan het verkeer, omdat deze in strijd zijn met de wet. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/669035-18 + 13/669160-16 (TUL)
Datum uitspraak: 5 oktober 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1975,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] , gedetineerd in het “ [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M. Al Mansouri, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. F.M.M.M. Vogels, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 26 juni 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk: Crvena Zastava, 7.65 mm), en/of tenminste acht stuks munitie, althans een of meerdere stuks munitie van categorie III, te weten munitie van kaliber 7.65 mm en/of munitie van kaliber 9x19 mm (merk: Sellier & Bellot), voorhanden heeft gehad.

3.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 26 juni 2018 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een pistool merk: Crvena Zastava, 7.65mm, en tenminste acht stuks munitie van categorie III, te weten munitie van kaliber 7.65mm en munitie van kaliber 9x19mm merk: Sellier & Bellot, voorhanden heeft gehad.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, waaronder de bekennende verklaring van verdachte. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregel

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat hij zich kan vinden in de eis van de officier van justitie, maar dat hij graag zou zien dat het onvoorwaardelijke deel van de straf iets korter is. Het is wel van belang dat de gevangenisstraf van verdachte doorloopt tot 12 oktober 2018, zodat er voldoende tijd bestaat om een geschikte woonruimte voor hem te vinden, waarin hij vanuit detentie direct kan doorstromen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft op de openbare weg een vuurwapen en munitie voorhanden gehad, wat tot zeer gevaarlijke situaties kan leiden. Vuurwapens worden vaak gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een groot gevaar en een aanzienlijke bedreiging voor de veiligheid van personen in de samenleving. Het voorhanden hebben daarvan maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben hiervan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 12 september 2018, waaruit volgt dat verdachte eerder voor het bezit van vuurwapens is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennis genomen van de over verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportage van 21 september 2018, opgemaakt door A.Y.M. van Esch, psycholoog, en de Pro Justitia rapportage van 12 september 2018, opgemaakt door D.J. Vinkers, psychiater. Verdachte is gediagnosticeerd met een bipolaire stoornis en een stoornis in het gebruik van cocaïne. Tevens is er sprake van een partner-relatieprobleem. Deze stoornissen werkten door in het tenlastegelegde, waardoor wordt geadviseerd verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. In het advies van 3 oktober 2018 onderschrijft de reclassering voornoemde rapportages en adviseert zij verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren en aan hem bijzondere voorwaarden op te leggen. Verdachte heeft ter zitting aangegeven het eens te zijn met de rapportages. Hij wil zijn leven beteren en is bereid zich te houden aan de door reclassering geadviseerde voorwaarden.
De rechtbank neemt, net als de officier van justitie en de raadsman, de conclusies van voornoemde rapportages over en volgt het advies. De rechtbank is van oordeel dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en zal hiermee rekening houden bij de strafoplegging. Voorts zal de rechtbank aan verdachte de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, behandelverplichting en begeleid wonen opleggen. Het is in het belang van verdachte en de samenleving dat er een pakket maatregelen van kracht wordt waarbij de achterliggende problematiek die bij verdachte speelt wordt aangepakt. Hierdoor zal de kans op herhaling afnemen. Deze kans op herhaling schat de rechtbank in als reëel als er geen behandeling plaats vindt. Nu er in die situatie ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan, met gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam, zal zij bevelen dat de hierna te stellen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. Ook zal de rechtbank een langere proeftijd opleggen dan door de officier van justitie is geëist. De manische periodes van verdachte komen ongeveer eens per anderhalf à twee jaar voor en het is van belang dat tijdens een dergelijke ontregeling de bijzondere voorwaarden nog van kracht zijn.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
STK pistool (5592887)
1 STK patroonhouder (5592893)
7.65 mm patroon (5592904)
1 STK patroon (5592908)
Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

9.Afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 12 september 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/669160-16, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 31 mei 2017 van de meervoudige kamer te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van twintig uren, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte is uitgereikt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijden aan een strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. In de omstandigheid dat verdachte zich langdurig zal moeten houden aan een ingrijpend pakket aan bijzondere voorwaarden ziet de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsman, aanleiding de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf af te wijzen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 36b, 36c, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
180 (honderdtachtig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
70 (zeventig) dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren bij Reclassering Inforsa op het adres [adres Inforsa] te Amsterdam of een van haar steunpunten;
- zich laat behandelen door Inforsa Forensische Ambulante Zorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de hele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij terugval in manische episodes ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie dan wel stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- verblijft in een nog nader te bepalen instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: de goederen met nummers 1 tot en met 4 op de beslaglijst.
Wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/669160-16.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en F. Dekkers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.H. Limburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 oktober 2018.