Op 11 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam een bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis van een verdachte in een strafzaak met parketnummer 13/728093-18 uitgesproken. De verdachte, geboren in 1990 en ten tijde van de zitting gedetineerd, had een verzoek ingediend tot schorsing van zijn voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft de belangen van de verdachte om zijn strafproces in vrijheid af te wachten afgewogen tegen het strafvorderlijk belang, met name de bescherming van de maatschappij tegen mogelijke toekomstige strafbare feiten door de verdachte. De verdenking tegen de verdachte betreft opruiing tot een terroristisch misdrijf, wat een ernstig verwijt is, vooral omdat het ook minderjarigen betreft. Het Openbaar Ministerie heeft gewezen op de grote hoeveelheid schokkend materiaal dat door de verdachte is verspreid. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte geen specifieke ideologie aanhing en slechts als doorgeefluik fungeerde. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het gevaar voor herhaling voldoende kan worden beperkt door het opleggen van strenge voorwaarden. De schorsing van de voorlopige hechtenis gaat in op 17 oktober 2018, zodat de reclassering zich kan voorbereiden. De rechtbank heeft een aantal voorwaarden opgelegd waaraan de verdachte zich moet houden, waaronder het melden bij de reclassering en het niet onderhouden van contact met bepaalde personen. De beslissing is genomen door mr. B. Vogel, voorzitter, en mrs. M. Vaandrager en F.W. Pieters, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. E.R.E. Evans.