3.3.1.Ten aanzien van feit 2 ( [benadeelde partij 2] )
De rechtbank is van oordeel dat feit 2 wettig en overtuigend is bewezen, met uitzondering van het onderdeel medeplegen. De rechtbank komt tot dat oordeel op grond van het volgende.
Verklaringen [benadeelde partij 2] vs. verklaringen verdachte
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van aangeefster [benadeelde partij 2] enerzijds en verdachte anderzijds op relevante onderdelen uiteen lopen. Zo stelt aangeefster - kort gezegd - dat zij voor verdachte in de prostitutie moest werken, dat zij al haar verdiende geld aan hem moest afstaan en dat hij geweld tegen haar gebruikte als zij niet wilde werken. Verdachte daarentegen heeft verklaard dat aangeefster vrijwillig in de prostitutie werkte, dat hij nooit geld van haar heeft ontvangen en dat hij nooit geweld tegen haar heeft gebruikt.
De rechtbank zal de lezing van aangeefster grotendeels volgen. Aangeefster heeft namelijk meerdere verklaringen afgelegd en deze zijn op hoofdlijnen consistent. Daar komt bij dat haar verklaringen steun vinden in andere bewijsmiddelen, zoals getuigenverklaringen en rapporten van hulpverleners. De rechtbank zal hierna in het kort op de verschillende bewijsmiddelen ingaan.
Verklaringen [benadeelde partij 2]
heeft meerdere verklaringen afgelegd. Zij heeft in 2017 aangifte gedaan van mensenhandel en is in 2018 door de politie en bij de rechter-commissaris verhoord. In elk van deze verklaringen geeft [benadeelde partij 2] aan dat zij in de ten laste gelegde periode voor verdachte in de prostitutie heeft gewerkt en dat zij al haar verdiende geld aan hem moest afstaan. Als zij niet werkte, werd zij in elkaar geslagen. Ook verklaart [benadeelde partij 2] telkens dat verdachte haar mishandelde. Daarnaast bevat het dossier twee aangiftes van [benadeelde partij 2] uit 2012. Op 13 augustus 2012 heeft zij uitgebreid verklaard over de mishandelingen en bedreigingen die hadden plaatsgevonden sinds de aanvang van haar relatie met verdachte in maart 2009. Deze oudere verklaring sluit aan bij de verklaring die zij in 2017 en 2018 bij de rechter-commissaris en de politie heeft afgelegd.
Getuigenverklaringen
De broer van verdachte, getuige [naam broer] , verklaart in algemene bewoordingen dat verdachte meisjes voor zich liet werken in de prostitutie. Hij heeft dit zelf van zijn broer gehoord. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij met zijn broer, verdachte, en [benadeelde partij 2] in de woonkamer zat van haar woning en dat [benadeelde partij 2] wegging nadat er was aangebeld. Soms verliet zij daadwerkelijk de woning en in andere gevallen ging zij naar boven. Vervolgens kwam [benadeelde partij 2] terug en gaf zij geld aan verdachte. Ze was hopeloos verliefd op verdachte. Getuige [getuige 1] was een collega en leidinggevende van [benadeelde partij 2] bij escortservice [naam escortservice] . Zij verklaart dat zij [benadeelde partij 2] regelmatig thuis heeft opgevangen op het moment dat zij bij verdachte vertrokken was. Zij heeft regelmatig letsel bij aangeefster waargenomen en heeft haar telkens horen vertellen dat verdachte het had gedaan. Daarnaast is het [getuige 1] opgevallen dat aangeefster haar arbeidspatroon wijzigde en ook haar seksuele dienstverlening veranderde toen zij bij verdachte woonde: zij wilde ineens 7 dagen per week werken en was ook bereid om seksuele diensten te verrichten die zij eerder nooit deed, zoals anale seks en (orale) seks zonder condoom. Verdachte dreigde ook om de HIV-besmetting van [benadeelde partij 2] publiekelijk te maken.
De verklaringen van aangeefster vinden ook steun in de verklaring van getuige [getuige 2] , een neef van [getuige 1] en chauffeur bij [naam escortservice] . Hij heeft aangegeven dat aangeefster alleen zelf geld te besteden had op het moment dat zij had gebroken met verdachte. Op momenten dat zij met verdachte samen was had zij ineens geen geld meer te besteden, en kocht [getuige 2] bijvoorbeeld sigaretten voor haar. [getuige 2] heeft de schulden van [benadeelde partij 2] in beeld gebracht en heeft verklaard dat zij vanaf 2010 schulden heeft opgebouwd.
Betrouwbaarheid getuigen
Verdachte heeft meermalen aangegeven dat de verklaringen van getuigen subjectief zijn en hij heeft zich op de terechtzitting afgevraagd hoe kan worden aangetoond dat de verschillende verklaringen van aangeefsters en getuigen, de waarheid zijn. De rechtbank merkt op dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat de drie voornoemde getuigen niet de waarheid spreken. Daarnaast zijn de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] betrouwbaar, omdat zij bij escortservice [naam escortservice] hebben gewerkt en in die hoedanigheid kennis hadden van de prostitutiewerkzaamheden van [benadeelde partij 2] .
Overige bewijsmiddelen
Er zijn overigens ook andere bewijsmiddelen die de verklaringen van [benadeelde partij 2] ondersteunen. Uit de gegevens die van verschillende hotels zijn ontvangen, blijkt dat verdachte en [benadeelde partij 2] beiden tientallen boekingen bij hotels hebben gedaan, met name in 2014. In dat jaar boekte verdachte 28 keer een hotel op zijn naam en [benadeelde partij 2] 45 keer. Van de in totaal 103 getraceerde hotelboekingen in de periode van 1 januari 2009 tot en met 5 november 2017 werden er 95 gedaan op doordeweekse dagen.
Daarnaast is er onderzoek gedaan naar verdachtes inkomen. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat verdachte in de jaren waarvan [benadeelde partij 2] zegt dat zij haar verdiensten aan verdachte moest afstaan, heel weinig eigen legaal inkomen had. Het is extra opvallend dat verdachte in het jaar 2016 wel een legaal modaal inkomen had, terwijl de uitbuiting volgens [benadeelde partij 2] tot januari 2015 duurde. Ook in 2017 is het legaal inkomen van verdachte veel hoger dan het inkomen dat hij in 2009 tot 2015 genoot. Verdachte heeft verklaard dat hij door de jaren heen veel geld zwart heeft bijverdiend bij een bepaald restaurant in Amsterdam. Niettemin kon hij ter zitting de naam en het adres van dit restaurant niet noemen. Zijn moeder, bij wie verdachte regelmatig in huis heeft gewoond, heeft bovendien verklaard niet te weten wat voor werk verdachte had. De politie heeft verdachte op 12 december 2017 ondervraagd over zijn werk van de afgelopen jaren. Destijds heeft hij verklaard via uitzendbureaus te hebben gewerkt, onder andere in de transport en magazijnwerk. Dit was bekend bij de Belastingdienst. Gelet op deze omstandigheden gaat de rechtbank voorbij aan de verklaring van verdachte dat hij met het werk bij het restaurant voldoende kon verdienen om in zijn levensonderhoud te voorzien.
Ten slotte heeft de rechtbank kennis genomen van de rapportages van SHOP (Stichting Hulpverlening en Opvang Prostituees en slachtoffers van mensenhandel) en Terwille. Daartussen bevindt zich onder andere een brief van 15 augustus 2011, van psychotherapeut R.W. Koks. Hij beschrijft dat [benadeelde partij 2] een relatie had met een man die haar manipuleerde en dwong in de prostitutie. Zij heeft tijdens haar behandeling twee keer de kliniek verlaten om naar haar ex-vriend te gaan. In het verslag van de intake bij Stichting Terwille, gedateerd 9 februari 2012, wordt als hulpvraag omschreven dat [benadeelde partij 2] wil breken met haar leven als prostituee en met het leven in afhankelijkheid van haar toenmalige pooier. Ook heeft SHOP op 18 april 2012 aan GGN Deurwaarders bericht dat [benadeelde partij 2] van 2009 tot eind januari 2012 in de prostitutie heeft gewerkt en haar inkomsten heeft afgestaan aan haar ex. Uit al deze verklaringen en rapporten komt naar voren dat aangeefster, hoewel zij niet in de prostitutie wilde werken en niet meer afhankelijk van verdachte wilde zijn, telkens toch naar verdachte terugging.
Tussenconclusie
De rechtbank zal op grond van het voorgaande, uitgaan van de lezing van [benadeelde partij 2] . Vervolgens ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of dit feitencomplex moet worden gekwalificeerd als mensenhandel.
Juridisch kader
Bij de beoordeling of sprake is van mensenhandel zoals bedoeld in artikel 273f, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr), wordt gekeken of sprake is van drie bestanddelen, te weten (een aantal) dwangmiddelen, (een aantal) handelingen en het oogmerk van uitbuiting. Voor niet alle subonderdelen geldt dat de vaststelling van al deze bestanddelen nodig is om tot een bewezenverklaring te komen.
Het bestanddeel ‘(oogmerk van) uitbuiting’ is in de wet niet gedefinieerd, anders dan door de (niet limitatieve) opsomming in artikel 273f, tweede lid Sr van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder gedwongen of verplichte arbeid of diensten. De vraag of en, zo ja, wanneer sprake is van ‘uitbuiting’ in de zin van de onderhavige bepaling, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van voornoemde vraag komt in elk geval betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengen, en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Van een situatie van seksuele uitbuiting is blijkens de wetsgeschiedenis sprake als betrokkene verkeert in een situatie die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een Nederlandse mondige prostituee verkeert.
Sub 1: dwangmiddelen, gedragingen en oogmerk van uitbuiting
Voor een bewezenverklaring van dit onderdeel moet sprake zijn van ten eerste één of meer dwangmiddelen en ten tweede één of meer gedragingen. Ten derde moet er bij de verdachte sprake zijn van het oogmerk om het slachtoffer uit te buiten.
Dwangmiddelen
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte tegen [benadeelde partij 2] gebruik gemaakt van de dwangmiddelen geweld, een andere feitelijkheid, dreiging met geweld, misleiding en misbruik van een kwetsbare positie.
Geweld
Verdachte heeft [benadeelde partij 2] regelmatig geschopt en geslagen als zij niet (meer) wilde werken. Ook was er sprake van geweld in de relationele sfeer, waardoor verdachte [benadeelde partij 2] zijn wil kon opleggen, ook als het ging om het werken in de prostitutie.
Een andere feitelijkheid
Aangeefster was HIV positief, en verdachte was hiervan op de hoogte. Hij heeft niettemin herhaaldelijk gedreigd deze persoonlijke, medische informatie gegeven openbaar te maken en hij heeft daadwerkelijk een bericht gestuurd naar [naam escortservice] met de mededeling dat [benadeelde partij 2] besmet was met HIV.
Dreiging met geweld
Uit de verklaringen van aangeefster volgt ook dat verdachte haar met de dood bedreigde. Dat verdachte effectief met geweld dreigde volgt naar het oordeel van de rechtbank ook uit de omstandigheid dat verdachte daadwerkelijk geweld tegen haar heeft gebruikt.
Misleiding
Van misleiding is sprake als een verdachte een slachtoffer doelbewust een onjuiste voorstelling van zaken geeft. Verdachte heeft [benadeelde partij 2] volgens haar verklaring de indruk gegeven dat hij ook van haar hield en hij heeft haar te kennen gegeven dat zij haar verdiende geld bij hem in bewaring kon geven, zodat dat gespaard kon worden. Hij heeft al haar verdiensten afgenomen en het doen voorkomen dat hij daarbij niet handelde uit puur financieel gewin, maar als liefdespartner van [benadeelde partij 2] . Ook [slachtoffer ] heeft verklaard dat [benadeelde partij 2] dacht dat ze een relatie had met verdachte. Volgens [slachtoffer ] ging het echter om een eenzijdige relatie. Daarmee is de misleiding bewezen. Daarbij is ook van belang dat de verschillende dwangmiddelen niet los van elkaar kunnen worden gezien en het juist de samenhang en de interactie tussen die dwangmiddelen het onttrekken aan een (mogelijke) uitbuitingsituatie onmogelijk kunnen maken.
Misbruik van de kwetsbare positie
Met een kwetsbare positie wordt een situatie bedoeld waarin de betrokkene geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan. De keuzemogelijkheden voor het slachtoffer ontbreken of zijn verminderd. Aangeefster [benadeelde partij 2] heeft verklaard dat zij, ondanks dat zij niet in de prostitutie wilde werken, telkens toch weer naar verdachte terug ging of contact met hem zocht, waarna zij telkens weer in de prostitutie belandde. Op de vraag waarom dat telkens weer gebeurde, geeft zij aan dat zij dat niet goed weet. Zij verklaart ook dat zij niet sterk in haar schoenen stond, en dat verdachte soms heel lief tegen haar deed. Ten slotte verklaart [benadeelde partij 2] dat zij ook wel contact met verdachte zocht omdat zij zich eenzaam voelde en verslaafd was aan verdachte. Haar kwetsbare positie wordt bevestigd door getuige [getuige 1] . Herhaaldelijk heeft deze getuige in haar woning [benadeelde partij 2] opgevangen, ook nadat verdachte haar had mishandeld, maar steeds keerde zij terug bij verdachte. Als verdachte naar [benadeelde partij 2] belde, raakte zij in paniek, werd bang, ging trillen en werd onderdanig. De rechtbank overweegt dat uit het voorgaande blijkt dat [benadeelde partij 2] afhankelijk was van verdachte.
Dit blijkt niet alleen uit de verklaringen van aangeefster en van getuigen, maar ook uit de bevindingen van de hulpverlening. [benadeelde partij 2] heeft kenmerken van borderline en een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis. Zij heeft meerdere malen geprobeerd om de situatie te ontvluchten, onder meer door twee keer voor een periode van drie maanden deel te nemen aan een project voor loverboyslachtoffers in Frankrijk. Enerzijds kiest [benadeelde partij 2] er dus meermalen voor om verdachte de rug toe te keren, maar anderzijds is zij zelf degene die kort na terugkeer uit Frankrijk weer het contact met verdachte zoekt. Blijkbaar was de invloed van verdachte op aangeefster zo groot, dat het jaren heeft geduurd voor zij zich daadwerkelijk aan een leven met verdachte kon onttrekken.
Gedragingen
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene tevens volgt dat verdachte met voornoemde middelen [benadeelde partij 2] heeft geworven, vervoerd en gehuisvest.
Oogmerk van uitbuiting
Mensenhandel is gericht op uitbuiting. In relatie tot de seksindustrie spreken de wetgever (Kamerstukken II, 1988-1989, 21 207, nr. 3, blz. 3 e.v.) en de Hoge Raad van een uitbuitingssituatie indien de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren (Vergelijk: HR 5 februari 2002, LJN AD5235).
Van omstandigheden vergelijkbaar met de situatie waarin een mondige prostituee verkeert is, gelet op de gebruikte dwangmiddelen en gedragingen, in deze situatie geen sprake. Immers kon aangeefster niet zelf bepalen hoeveel ze werkte en welke seksuele diensten zij verleende. Daar komt bij dat zij jarenlang al haar verdiende geld aan verdachte af moest staan.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is bewezen dat verdachte het oogmerk had op de uitbuiting van [benadeelde partij 2] .
Sub 3, 4, 6 en 9
Op grond van hetgeen ten aanzien van sub 1 is overwogen kunnen ook de dwang (sub 4), het opzettelijk voordeel trekken (sub 6) en het dwingen te bevoordelen (sub 9) worden bewezen.
3.3.2.Ten aanzien van feit 1 ( [benadeelde partij 1] )
De rechtbank is van oordeel dat ook feit 1 wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank komt tot dat oordeel op grond van het volgende. Bij haar beoordeling heeft de rechtbank gebruik gemaakt van hetzelfde juridisch kader zoals hiervoor onder 3.3.1. weergegeven.
[benadeelde partij 1] heeft - kort gezegd - verklaard dat zij voor verdachte in de prostitutie heeft gewerkt, en dat zij haar verdiensten aan hem moest afstaan. Verdachte daarentegen heeft – samengevat – verklaard dat [benadeelde partij 1] vrijwillig in de prostitutie werkte, dat hij daar af en toe behulpzaam bij was en dat zij haar verdiensten niet aan hem heeft afgestaan.
De rechtbank zal de verklaring van [benadeelde partij 1] volgen, omdat deze – in tegenstelling tot verdachtes lezing – steunt vindt in andere bewijsmiddelen. Zo verklaart de broer van verdachte, getuige [naam broer] , dat [benadeelde partij 1] voor verdachte in de prostitutie werkte. Ook de verklaring van [getuige 3] en de bevindingen uit het onderzoek naar de locaties van de telefoons van verdachte en [benadeelde partij 1] ondersteunen de verklaring van [benadeelde partij 1] . Daar komt bij dat verdachte zelf heeft verklaard dat hij een advertentie op Kinky.nl regelde voor verdachte en dat hij deze regelmatig heeft ‘opgeplust’. [benadeelde partij 1] heeft verder verklaard dat zij voor [naam 1] en [naam 2] in de prostitutie werkte en dat zij hiermee wilde stoppen. Vervolgens heeft verdachte haar bij [naam 1] en [naam 2] vandaan gehaald, omdat zij haar mishandelden en haar de verdiensten uit prostitutie afnamen. [benadeelde partij 1] heeft toen verdachte gebeld en deze heeft geregeld dat zij in een hotel in de buurt van zijn woning kon overnachten. [benadeelde partij 1] heeft verklaard dat zij verdachte als een redder zag. Vervolgens kon verdachte het mooi tegen haar spelen, aldus [benadeelde partij 1] . Na 2 nachten in een hotel te hebben geslapen, zogenaamd om haar te beschermen, moest zij de kosten voor de hotelovernachtingen terug verdienen door voor verdachte in de prostitutie te gaan werken. Deze verklaring wordt ondersteund door gegevens van hotel New West Inn, waaruit blijkt dat verdachte een hotelkamer vlakbij zijn woning heeft geboekt van 22 op 23 april 2017.
Uitgaande van de verklaring van [benadeelde partij 1] ziet de rechtbank overeenkomsten tussen de wijze waarop verdachte is omgegaan met [benadeelde partij 2] . Zowel bij [benadeelde partij 2] als bij [benadeelde partij 1] is er sprake van een afhankelijke/kwetsbare vrouw. Verdachte komt in beide gevallen in eerste instantie behulpzaam en attent over. Vervolgens heeft hij met verleidingstechnieken deze kwetsbare vrouwen zodanig aan zich gebonden, dat hij ze voor hem kon laten werken als prostituee en hun verdiensten af kon laten staan. Beiden voelden zich geïsoleerd van hun omgeving. [benadeelde partij 1] heeft daarover verklaard dat zij niet wist waar ze naartoe moest gaan als ze bij hem zou zijn weggelopen. Ook werden zij onder druk gezet om te werken. Zo heeft [benadeelde partij 1] ook verklaard dat verdachte zou hebben gedreigd aan haar vrienden en vriendinnen bekend te maken dat zij als prostituee werkte. Dat verdachte ten aanzien van [benadeelde partij 1] min of meer dezelfde listige, misleidende manier van doen toepast als hij bij [benadeelde partij 2] het geval was, sterkt de rechtbank in de overtuiging dat de lezing van [benadeelde partij 1] juist is.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte tegen [benadeelde partij 1] dan ook gebruik gemaakt van het middel ‘misbruik van een kwetsbare positie’. Zoals hiervoor is overwogen wilde aangeefster niet meer voor [naam 1] en [naam 2] in de prostitutie werken, en was verdachte degene die haar heeft meegenomen en in een hotel heeft ondergebracht. [benadeelde partij 1] zag verdachte als degene die haar had gered en beschermde tegen eerdergenoemde [naam 1] en [naam 2] . Dat maakt dat aangeefster op dat moment in een kwetsbare positie verkeerde. Verdachte heeft hier misbruik van gemaakt door aangeefster vervolgens de kosten voor de hotelovernachtingen terug te laten betalen door haar in de prostitutie te laten werken en haar werkzaamheden voort te zetten, terwijl zij haar verdiensten aan verdachte moest afstaan.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen tevens volgt dat verdachte met voornoemd middel [benadeelde partij 1] heeft geworven, vervoerd en gehuisvest. Hij heeft haar ondergebracht in een hotel, heeft haar naar hotels en klanten gebracht en heeft haar aangezet om verder te gaan met de prostitutie op een moment dat zij zelf wilde stoppen met het werken in de prostitutie voor een ander.
Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat het bestanddeel ‘oogmerk van uitbuiting’ is bewezen. [benadeelde partij 1] heeft al haar prostitutie-verdiensten aan verdachte af moeten staan. Dat is geen situatie die gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren.
Op grond van hetgeen ten aanzien van sub 1 is overwogen kunnen ook de dwang (sub 4), het opzettelijk voordeel trekken (sub 6) en het dwingen te bevoordelen (sub 9) worden bewezen.