ECLI:NL:RBAMS:2018:7399

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 september 2018
Publicatiedatum
18 oktober 2018
Zaaknummer
C/13/653367 / KG ZA 18-913 MvdV/MB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorschot uitkering brandverzekering toegewezen; wijziging van bewoning niet als wijziging van bestemming opgevat

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 september 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Rhederpark Beheer B.V. en Vivat Schadeverzekeringen N.V. Rhederpark vorderde een voorschot van € 200.000,- op de uitkering van de brandverzekering na een brand in een pand dat zij verhuurde. Vivat weigerde de dekking te verlenen, omdat volgens hen de bestemming van het pand was gewijzigd van asielzoekerscentrum naar huisvesting voor arbeidsmigranten, en deze wijziging niet tijdig was gemeld. De rechtbank oordeelde dat Rhederpark niet gehouden was om de wijziging te melden, omdat de bestemming van het pand niet wezenlijk was veranderd. De rechtbank concludeerde dat de verzekering in beginsel dekking bood voor de schade en dat Vivat de schade moest vergoeden. De vordering van Rhederpark werd toegewezen, en Vivat werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/653367 / KG ZA 18-913 MvdV/MB
Vonnis in kort geding van 25 september 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RHEDERPARK BEHEER B.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres bij dagvaarding van 3 september 2018,
advocaat mr. M.S. Smit te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
VIVAT SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
gedaagde,
advocaat mr. W. Knoester te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Rhederpark en Vivat worden genoemd.

1.De procedure

Ter zitting van 11 september 2018 heeft Rhederpark gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Vivat heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van Rhederpark: [naam 1] , medeaandeelhouder/bestuurder en mr. Smit;
aan de zijde van Vivat: [naam 2] , senior schadebehandelaar en mr. Knoester.

2.De feiten

2.1.
Rhederpark is sinds 1998 eigenaar/verhuurster van een pand aan de [adres] in [plaats] (hierna: het pand).
2.2.
Het pand is sinds 1 januari 2011 verzekerd bij Vivat, voor (aanvankelijk) een verzekerde som van € 1.672.762,00. Op het polisblad is als bestemming van het pand vermeld: ‘woonzorgcentrum’. Het pand was ten tijde van het sluiten van de verzekering verhuurd aan het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), dat in het pand rond de 70 asielzoekers had gehuisvest. De premie voor de verzekering bedraagt 0,2987 ‰ van de verzekerde som.
2.3.
In opdracht van Vivat (toen nog genaamd Reaal Verzekeringen) is op
24 mei 2011 een inspectierapport opgemaakt met betrekking tot het pand. Daarin staat onder meer het volgende:

aard object: het risico betreft een gebouw waarin een asielzoekerscentrum van het COA (…) is gehuisvest. Totaal wonen er circa 70 personen in 22 kamers met maximaal 5 personen op één kamer. (…) Een centrale keuken is aanwezig. (…) De receptie is 24 uur per dag en 7 dagen per week bemand door Trigion een erkende bewakingsdienst. (…)
Risicobeoordelingsmodel brand
(…)
Brandrisico
Ontstekingskans: verhoogd door roken op de kamers
2.4.
In artikel 7 van de op de verzekering toepasselijke polisvoorwaarden staat (in de meest recente versie daarvan) onder meer:

Wijzigingen in het risico
7.1
Verzekeringnemer dient de verzekeraar zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte te brengen van:
• wijziging van de bestemming, bouwaard of dakbedekking van het op het polisblad genoemde gebouw;
(…)
Bedoelde mededeling dient in ieder geval binnen dertig dagen te worden gedaan (…)
7.4
Beoordeling van premie/voorwaarden na melding
Na ontvangst van een melding van verzekeringnemer van risicowijzigingen zoals genoemd in 7.1 zal de dekking (…) worden voortgezet, tenzij de verzekeraar te kennen geeft de verzekering niet te willen voortzetten of met de verzekeringnemer ten aanzien van de premie en/of voorwaarden tot nadere overeenstemming te willen komen.
7.5
Gevolgen van niet of niet tijdig melden
Geeft de verzekeringnemer niet binnen dertig dagen een risicowijziging door dan vervalt alle recht op schadevergoeding dertig dagen na de datum van risicowijziging.”
2.5.
Sinds een wijziging op 1 januari 2016 van het polisblad van de verzekering heeft Vivat als ‘bestemming van de locatie’ niet langer ‘woonzorgcentrum’ vermeld, maar ‘zorginstelling’. Als verzekerde som is vermeld een bedrag van € 2.039.700,00.
2.6.
Per 1 september 2016 heeft Rhederpark het pand verhuurd aan [verhuurder] ( [verhuurder] ), die het in gebruik heeft genomen voor de huisvesting van arbeidsmigranten (projectarbeiders, afkomstig uit Polen, Roemenië en Litouwen).
2.7.
Op 24 februari 2018 (rond 3.30 uur) is brand uitgebroken in een van de kamers van het pand. Het pand is daardoor gedeeltelijk onbewoonbaar geworden. Rhederpark heeft Vivat verzocht de schade te vergoeden.
2.8.
Onder de gedingstukken (productie 2 van Vivat) bevindt zich een e-mail van 8 maart 2018, afkomstig van een medewerker van [bedrijf 1] (de assurantie-tussenpersoon van Rhederpark) aan (een medewerker van) Vivat met als onderwerp “bestemmingswijziging” met aangehecht een aanvraagformulier met betrekking tot het pand. In de mail staat: “
In de bijlage vind je een aanvraagformulier met het huidige gebruik van het reeds verzekerde gebouw. (…) Graag verneem ik wat de premie en voorwaarden worden.” Op het formulier is als toelichting geschreven:

Het volledige pand is verhuurd aan [verhuurder] . Deze verhuurder verzorgt huisvesting voor arbeidsmigranten. Er is een huismeester aanwezig die ook op het terrein woont.”
2.9.
Bij brief van 12 april 2018 heeft Vivat aan Rhederpark meegedeeld dat zij geen dekking voor de schade verleent. In deze brief staat onder meer:

(…) CED Forensic hebben wij opdracht gegeven om een technisch sporen- en een toedrachtsonderzoek te doen. Uit onderzoek is gebleken dat het gebouw sinds september 2016 gebruikt wordt als woonruimte voor arbeidsmigranten. Op 24 februari jl. verbleven daar 54 arbeidsmigranten.
De brand is ontstaan in kamer 116. De exacte plaats van het ontstaan van de brand en de oorzaak heeft de onderzoeker i.v.m. de enorme destructie en de verstoring van het brandbeeld niet kunnen vaststellen.
(…)
Aangezien de bestemmingswijziging niet binnen 30 dagen na de risicowijziging is gemeld, is er volgens artikel 7.5 van de polisvoorwaarden geen dekking voor de schade.”
2.10.
In een rapport van 4 september 2018 van vonReth contra-expertise, is een schadebedrag van € 225.047,47 vermeld, een bedrag van in totaal € 14.073,20 aan bijkomende kosten en een bedrag van € 53.459,83 aan huurderving.
2.11.
Volgens een e-mail van 7 september 2018 van [verzekeraar] is het pand inmiddels weer verzekerd, waarbij vier verzekeraars tezamen 100% dekking hebben gegeven.
2.12.
Vivat hanteert thans bij gebouwen waarin kamerverhuur plaatsvindt een premie van 2,97‰ van de verzekerde som.
2.13.
Vivat heeft een aantal e-mails in het geding gebracht (van 27 september 2017, 13 februari 2018 en 1 mei 2018), waarin aan tussenpersonen wordt meegedeeld dat Vivat panden waarin arbeidsmigranten worden ondergebracht niet wenst te verzekeren. Onder de gedingstukken (productie 13 van Rhederpark) bevindt zich ook een Polisblad, afgegeven op 6 maart 2018, en overige bescheiden waaruit blijkt dat een pand met arbeidsmigranten in [plaats] bij Vivat wel is verzekerd (onder meer tegen brand).
2.14.
In het voor intern gebruik bedoelde ‘Handboek Acceptatie Zakelijk” van Vivat van juli 2018 is vermeld:

Huisvesting van seizoenarbeiders/arbeidsmigranten toegevoegd aan de lijst niet-acceptabele risico’s

3.Het geschil

3.1.
Rhederpark vordert – samengevat – veroordeling van Vivat tot voldoening aan Rhederpark van een bedrag van € 200.000,- als voorschot op de uitkering op grond van de verzekering, met veroordeling van Vivat in de proceskosten.
3.2.
Vivat voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De gevorderde voorziening strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering is in kort geding slechts plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is. Bij de afweging van de belangen van partijen wordt mede betrokken het risico dat niet kan worden terugbetaald, in het geval de veroordeling in kort geding geen stand houdt.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de verzekering die Rhederpark had bij Vivat brandschade in beginsel dekt. Verder is op grond van het onder 2.10 genoemde rapport voldoende aannemelijk dat de schade in ieder geval een bedrag van rond de € 300.000,- bedraagt.
4.3.
Vivat baseert haar weigering om tot uitkering van een voorschot op een schadebedrag over te gaan op artikel 7 van de polisvoorwaarden. Volgens haar is door de verhuur aan [verhuurder] ten behoeve van huisvesting van arbeidsmigranten de bestemming gewijzigd van het aanvankelijk voor de huisvesting van asielzoekers bestemde pand. Doordat Rhederpark deze wijziging niet (tijdig) heeft doorgegeven, vervalt de dekking, aldus Vivat. Rhederpark is het daarmee niet eens.
4.4.
De primaire stelling van Rhederpark is dat geen sprake is van een wijziging van de bestemming, laat staan van een
wezenlijkewijziging.
4.5.
Bij de uitleg van de vraag of sprake is van een wijziging van de bestemming komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer aan het overeengekomene mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.6.
Bij het voorgaande moet worden bedacht dat de achtergrond van de bepaling op grond waarvan een wijziging in de bestemming moet worden doorgegeven ligt in de omstandigheid dat een dergelijke wijziging een risicoverzwaring met zich kan brengen. In artikel 7 van de polisvoorwaarden wordt niet voor niets de term ‘risicowijziging’ gehanteerd.
4.7.
Rhederpark heeft gesteld dat zij gezien het eerdere gebruik van het pand als asielzoekerscentrum heeft mogen aannemen dat gebruik van het pand voor de gemeenschappelijke huisvesting van arbeidsmigranten onder de overeengekomen bestemming viel. Verder heeft zij erop gewezen dat het risico door het aangaan van het nieuwe huurcontract niet groter werd, en wellicht zelfs kleiner, zodat zij er niet op bedacht hoefde te zijn dat Vivat zou kunnen menen dat van een bestemmingswijziging sprake is. In dit verband heeft zij het volgende naar voren gebracht:
- in tegenstelling tot de asielzoekers worden de projectarbeiders van tevoren gescreend;
- de projectarbeiders mochten, anders dan de asielzoekers, niet roken op de kamer;
- ten tijde van de huisvesting van de projectarbeiders was er 24/7 een beheerder aanwezig op het terrein;
- het pand was voor 1 september 2016 een dependance van het asielzoekerscentrum in Arnhem en er verbleven voornamelijk alleenstaande jonge mannen; gezien de samenstelling van de groep bewoners nadien werd het risico niet groter, aldus Rhederpark.
4.8.
Overwogen wordt als volgt. In de polis is de bestemming van het pand aanvankelijk aangeduid als ‘woonzorgcentrum’. Naderhand heeft Vivat op het polisblad de omschrijving van de bestemming gewijzigd in ‘zorginstelling’. Van een woonzorgcentrum of zorginstelling in strikte zin is echter nooit sprake geweest, zoals onder meer blijkt uit het inspectierapport van 24 mei 2011 (zie 2.3) dat ten tijde van het gebruik als asielzoekerscentrum is opgemaakt. Vivat hanteerde kennelijk een ruime begripsopvatting, waarbij de omschrijving ‘woonzorgcentrum’ en ‘zorginstelling’ onder één noemer (bestemming) vielen, en waarbij aan het element ‘zorg’ in ‘zorginstelling’ geen hoge eisen werden gesteld.
Vivat heeft hiertegenover onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de omschrijving van de bestemming beperkt moet worden opgevat, het zorgelement bij de huisvesting van asielzoekers substantieel van aard was, en dat wel degelijk sprake was van een essentieel verschil tussen het gebruik als asielzoekerscentrum en de huisvesting van arbeidsmigranten.
Tegen de hiervoor vermelde achtergrond kon en mocht Rhederpark er voorshands vanuit gaan en kon Vivat redelijkerwijs verwachten dat ook de huisvesting van migrantenarbeiders viel onder de bestemming ‘woonzorgcentrum’ oftewel ‘zorginstelling’, zoals door partijen in deze specifieke situatie opgevat.
4.9.
Het voorgaande brengt mee dat voorshands de primaire stelling van Rhederpark slaagt, namelijk dat zij niet gehouden was om een mededeling te doen aan Vivat, aangezien de bestemming van het pand niet wezenlijk was gewijzigd. Artikel 7 lid 5 van de polisvoorwaarden is dan dus niet aan de orde, en Vivat zal de schade ten gevolge van de brand in beginsel dienen te vergoeden.
4.10.
Het door Vivat in het geding gebrachte formulier (zie bij 2.8) waarop de tussenpersoon van Rhederpark alsnog (na de brand en vóór de beslissing van Vivat) een wijziging van de bestemming zou hebben aangevraagd - waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het voor Rhederpark wel degelijk duidelijk was een bestemmingswijziging was opgetreden - is onvoldoende om anders te oordelen over het voorgaande. Ten eerste heeft Rhederpark aangevoerd dat dit formulier haar onbekend is en dat zij de inhoud ervan betwist. Voor zover Rhederpark gebonden zou zijn aan acties van haar tussenpersoon, zoals Vivat stelt, kan aan dit formulier evenmin betekenis worden gehecht, aangezien de status ervan voorshands onduidelijk is en geen van partijen kennelijk enig vervolg aan (het insturen van dit) formulier heeft gegeven.
4.11.
Ook de omstandigheid dat Vivat thans het beleid voert om panden waarin arbeidsmigranten zijn gehuisvest niet te verzekeren, leidt niet tot de conclusie dat de schade niet behoeft te worden vergoed. Voor zover zij dat beleid nu intern voert kan dat aan Rhederpark niet worden tegengeworpen, daargelaten dat zij daarin blijkens productie 13 van Rhederpark niet consequent is. Ook de verwijzing naar de hogere premies die Vivat thans hanteert voor panden waarin kamers worden verhuurd, is niet van invloed op de kwalificatie van de bestemming van het pand. Ook dit biedt dus geen grond voor het afwijzen van de schadeclaim.
4.12.
Op grond van het voorgaande is voldoende aannemelijk dat de rechter in een eventuele bodemprocedure het gevorderde bedrag op basis van de primaire stelling van Rhederpark zal toewijzen. De subsidiaire grondslagen voor toewijzing van (een deel van) de vordering en de daartegen gerichte verweren behoeven daarom geen nadere bespreking.
4.13.
Rhederpark heeft bij haar vordering een spoedeisend belang. Voldoende aannemelijk is immers dat zonder de uitkering van de verzekering niet de benodigde werkzaamheden aan het pand kunnen worden uitgevoerd om dit weer in gebruik te nemen, zodat Rhederpark daaruit weer inkomsten kan genereren, wat voor haar bedrijfsvoering essentieel is.
4.14.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering zal worden toegewezen. Hetgeen Vivat heeft aangevoerd ten aanzien van een mogelijk restitutierisico, is onvoldoende zwaarwegend om daaraan in de weg te staan. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Vivat worden veroordeeld in de kosten van het geding.
4.15.
Het bedrag tot voldoening waarvan Vivat zal worden veroordeeld, geldt als voorschot op en ter nadere verrekening met hetgeen zij ten gronde zal blijken verschuldigd te zijn.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Vivat tot betaling bij wege van voorschot aan Rhederpark van een bedrag van € 200.000,- (tweehonderdduizend euro) op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] ten name van Rhederpark Beheer B.V.
5.2.
veroordeelt Vivat in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van Rhederpark begroot op:
– € 81,- € 81,- aan explootkosten,
– € 81,- € 3.946,- aan griffierecht en
– € 81,- € 980,- aan salaris advocaat;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. van der Veen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2018. [1]

Voetnoten

1.type: MB