ECLI:NL:RBAMS:2018:7333

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2018
Publicatiedatum
15 oktober 2018
Zaaknummer
13/751489-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW met betrekking tot een Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 september 2018 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Szczecin, Polen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en dateerde van 3 juli 2018. De opgeëiste persoon, geboren in 1974 in Polen, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats in het land. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de procedure doorlopen, waarbij meerdere zittingen zijn gehouden op 23 augustus, 11 september en 27 september 2018.

Tijdens de zittingen is de officier van justitie bijgestaan door mr. J.J.M. Asbroek en later door mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. G. Martin, en een Poolse tolk. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), omdat niet was komen vast te staan dat aan de vereisten van de OLW was voldaan. De rechtbank oordeelde dat de informatie die was verstrekt door de Poolse justitiële autoriteit onvoldoende was om te bepalen waarvoor de overlevering precies werd verzocht, met name met betrekking tot een onderliggend vonnis. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen op de zittingen die tot de onderliggende uitspraken hebben geleid, wat een weigeringsgrond vormde.

De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering geweigerd en de overleveringsdetentie opgeheven. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751489-18
RK nummer: 18/4263
Datum uitspraak: 27 september 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 3 juli 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 februari 2018 door
the Regional Court in Szczecin(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1974,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het Justitieel Centrum [detentieadres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 23 augustus 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. G. Martin, advocaat te Purmerend, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft op 23 augustus 2018 de zitting geschorst tot de zitting van 11 september 2018 teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere vragen te stellen over de onderliggende beslissingen en de resterende detentieduur.
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 11 september 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. G. Martin, advocaat te Purmerend en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft op 11 september 2018 de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De rechtbank heeft op 11 september 2018 de zitting geschorst tot de zitting van 27 september 2018 teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de Poolse justitiële autoriteit nadere vragen te stellen over de precieze gang van zaken met betrekking tot drie onderliggende vonnissen en de procedures in hoger beroep (waaronder de aanwezigheid van de opgeëiste persoon op de zittingen en de wijze van betekening van de dagvaardingen) en de Poolse justitiële autoriteiten te verzoeken formulier D in te vullen ten aanzien van de drie onderliggende vonnissen.
De rechtbank heeft op 27 september 2018 het onderzoek hervat. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. G. Martin, advocaat te Purmerend, en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
final and binding judgment of the District Court in Świnoujścievan 18 augustus 2016 met zaaknummer II K 654/15.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaren en één maand, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren nog één jaar, drie maanden en 25 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Genoegzaamheid
Uit aanvullende informatie van de Poolse justitiële autoriteit is duidelijk geworden dat aan deze uitspraak van 18 augustus 2016 drie onderliggende uitspraken ten grondslag liggen, in de zaken met nummers IV Ka 1014/10, IV Ka 122/13 en IV Ka 1569/14.
De officier van justitie heeft ter zitting verzocht de overlevering met betrekking tot het onderliggende vonnis met kenmerk IV Ka 122/13 op grond van artikel 2 OLW te weigeren, aangezien ondanks herhaalde vragen aan de uitvaardigende autoriteit niet duidelijk is geworden waarvoor de overlevering ten aanzien van dit vonnis precies is gevraagd.
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft zich verenigd met het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank deelt het standpunt van de officier van justitie en de raadsman. Het EAB dient gegevens te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de OLW geformuleerde vereisten.
Met betrekking tot de zaak met kenmerk IV Ka 122/13 is de verstrekte informatie ongenoegzaam. Zo is niet duidelijk van welke datum de betreffende uitspraak is, ontbreekt informatie over de straf die daarbij is opgelegd en of in deze zaak in het kennelijk ingestelde hoger beroep een behandeling ten gronde heeft plaatsgevonden. Hierdoor is het voor de opgeëiste persoon niet duidelijk waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en kan de rechtbank niet vaststellen of het verzoek op dit punt voldoet aan de in artikel 2 onder c en f van de OLW geformuleerde vereisten. Nu er meermalen is verzocht om nadere informatie, ziet de rechtbank geen aanleiding om opnieuw aanvullende vragen te stellen en zal zij de overlevering weigeren voor zover deze de zaak met kenmerk IV Ka 122/13 betreft.
3.2
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank is voorts met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat, ook nadat hiertoe meermalen bij de uitvaardigende justitiële autoriteit aanvullende informatie is gevraagd, niet is komen vast te staan dat ten aanzien van de onderliggende uitspraken met de kenmerken IV Ka 1014/10 en IV Ka 1569/14 is voldaan aan de eisen die artikel 12, onder a tot en met d, van de OLW stelt. Nu de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen op de zittingen die tot deze uitspraken hebben geleid, dient de overlevering met betrekking tot die feiten eveneens te worden geweigerd.

4.Toepasselijkewetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

5.Beslissing

WEIGERTde overlevering van [opgeëiste persoon] aan
the Regional Court in Szczecin(Polen).
HEFT OPde overleveringsdetentie van [opgeëiste persoon].
Aldus gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. I. Verstraeten-Jochemsen en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 september 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.