ECLI:NL:RBAMS:2018:7308

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2018
Publicatiedatum
15 oktober 2018
Zaaknummer
13-741305-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak te Amsterdam met meerdere verdachten

Op 8 augustus 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van woninginbraak. De verdachte, geboren in 1995 en thans gedetineerd in België, werd ervan beschuldigd op of omstreeks 29 december 2017 samen met anderen in een woning aan de [adres 2] in Amsterdam te hebben ingebroken. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na een zitting waarin de officier van justitie, mr. T.R. van Roomen, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. P.A.Th. Lemmers, hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van diverse waardevolle goederen, waaronder een paspoort, horloges, sieraden en geld, met een totale waarde van ongeveer 2000 euro.

De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de aangifte van de benadeelde partij, [persoon 1], in haar overwegingen meegenomen. Getuigen hebben gezien dat de verdachte zich verdacht gedroeg en betrokken was bij de woninginbraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang tot de woning heeft verschaft door middel van braak en dat hij samen met anderen handelde. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte, die ontkende bij de inbraak betrokken te zijn geweest, als ongeloofwaardig beoordeeld.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte bij de woninginbraak en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat deze niet in aanmerking kwam voor schadevergoeding. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de oudste rechter niet in staat was het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/741305-17 (Promis)
Datum uitspraak: 8 augustus 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in België.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 augustus 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. T.R. van Roomen, en van wat de gemachtigde raadsvrouw, mr. P.A.Th. Lemmers, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 29 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] [nummer 1] heeft weggenomen een paspoort en/of een of meer horloge(s) en/of een of meer sieraden en/of (buitenlands) geld en/of een of meer portemonnee(s) met inhoud en/of een of meer cadeaubon(nen) en/of een spaarvarken met inhoud en/of een of meer zonnebril(len) en/of een laptop (merk Apple, type Macbook Pro) en/of geld, te weten ongeveer 2000,- euro en/of een of meerdere fles(jes) parfum, geheel of ten dele toebehorend aan [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
3.1.
Waardering van het bewijs
3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte vrij te spreken, wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte betrokken was bij de woninginbraak.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Volgens getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) stond om 14:00 uur een jongen in de [adres 2] die meerdere malen aanbelde bij het appartementencomplex van nummers [nummer 1-3] en vervolgens aan de overkant van de straat deze woningen bekeek. De jongen zou in het donker zijn gekleed en een bloempot kapsel hebben. Omstreeks 14:30 uur zag [getuige 1] een zilverkleurige Citroën de straat inrijden. Er zaten twee personen in de auto. Een jongen met een half lange lichtgrijs/groene jas en een lichtgrijs gebreide muts met een bolletje erop stapte uit de auto en liep gehaast, alsof iemand de deur voor hem open hield.
Aangeefster [persoon 1] (hierna: [persoon 1] ) heeft verklaard dat zij om 14:45 uur haar woning aan de [adres 2] [nummer 1] verliet om te gaan winkelen. Zij zag buiten een jongen uit een auto stappen, terwijl een andere persoon in de auto bleef zitten. De jongen vroeg aan [persoon 1] of zij de deur voor hem wilde openhouden, maar dit heeft [persoon 1] niet gedaan. Deze jongen droeg een lichtbruine jas, had kort haar en droeg een pet. Toen [persoon 1] om 18:15 uur weer thuiskwam, bleek dat er in de tussentijd was ingebroken in haar woning. Haar woning lag overhoop en er waren goederen weg die toebehoorden aan haar, [persoon 3] en [persoon 2] . Het in de hal aangetroffen kussensloop met goederen behoorde aan haar toe. Het cilinderslot van de woning was vernield en was inmiddels vervangen.
Getuige [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ), de meldster, heeft verklaard dat zij voor het eerst gerommel en harde klappen hoorde bij de deur van nummer [nummer 1] rond 14:30/15:00 uur. Toen zij door haar kijkgaatje keek, zag zij twee jongens bij de deur staan die bezig waren rond het slot. NN1 kon zij beschrijven als een man met een Latijns uiterlijk, zwart haar en hij droeg een lichtkleurige pet, een spijkerbroek en een lichtkleurige korte jas. Toen [getuige 2] met haar voeten tegen de deur stampte, dekte NN1 haar kijkgaatje af.
De bewoner van de [adres 2] [nummer 3] heeft verklaard dat het hem opviel dat er om 15:10 uur drie onbekende mannen in de hal liepen, die hem niet groetten en een beetje wegkeken. Twee van de mannen hadden een pet op en de derde persoon droeg een muts. Zij waren van Marokkaanse afkomst.
Om 15:40 uur kwam de politie als gevolg van een melding ter plaatse. Zij zetten hun voertuig op ongeveer twee meter afstand van de centrale toegangsdeur van het portiek van de [adres 2] nummers [nummer 1-3] . Deze huisnummers gebruiken namelijk dezelfde centrale toegangsdeur. Uit dit portiek zagen zij twee personen rennen, waaronder verdachte die zij ambtshalve kennen. Zij hebben verdachte achtervolgd en zijn hem hierbij niet uit het oog verloren. Verdachte droeg een donkergroene, gewatteerde, jas, had aan de zijkant opgeschoren zwart haar en een Noord-Afrikaans uiterlijk. Verdachte is de coffeeshop [naam] binnen gerend. Toen de politie in de coffeeshop kwam, zagen zij één persoon die hen niet aankeek en een grijze muts met een bolletje op had. Zij trokken de muts af en zagen direct dat het verdachte was. Hij had zweet op zijn voorhoofd en gaf buiten adem antwoord. Hij had een zwarte jas aan en de groene jas die hij buiten droeg hing over een kruk heen. Uit stills van de camerabeelden van de coffeeshop is gebleken dat verdachte om 15:39 uur aan kwam rennen en de coffeeshop binnenkwam. Hij was toen gekleed in een spijkerbroek en een groenige jas met capuchon. Hij had geen muts op. In de coffeeshop rende verdachte naar achteren en trok daar onmiddellijk zijn jas uit. Vervolgens liep hij terug de coffeeshop in, haalde hij een lichtgekleurde muts met een bolletje uit zijn zak die hij op zijn hoofd zette, en kreeg hij een donkere jas aangereikt van een persoon naast hem. Na met de camerabeelden te zijn geconfronteerd heeft verdachte op 30 december 2017 bij de politie verklaard dat hij de groene jas had uitgetrokken, omdat hij bang was om gepakt te worden door de politie.
Bij zijn fouillering droeg verdachte een spijkerbroek en Nike schoenen, maat 42.5. Zoals hij later heeft verklaard droeg hij op 29 december 2017 ook een groene jas. Uit onderzoek naar de jas is gebleken dat de legergroene jas een glans had waardoor de kleur verschilt in licht en donker. Het is goed mogelijk dat de jas donkerkleurig of lichtkleurig wordt omschreven afhankelijk van het licht waarin de jas wordt gezien.
In de woning van [persoon 1] zijn voetsporen aangetroffen. Eén van de voetsporen op de keukenvloer komt qua maatvoering en profiel overeen met de schoenen die verdachte bij zijn fouillering aanhad.
Verdachte heeft verder op 30 december bij de politie verklaard dat hij op 29 december 2017 met een vriend, [persoon 4] , bij de [adres 2] was. Hij heeft verklaard dat zij niet bij het appartement waren waar was ingebroken, maar dat zij bij de woning daarnaast waren en uit het naastgelegen portiek zijn gerend.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting verklaard dat verdachte uit de zilverkleurige Citroën is gestapt. De officier van justitie heeft ter terechtzitting verklaard dat het naastgelegen portiek twintig meter verderop zit en dat de politie verdachte en een mededader toch echt heeft zien wegrennen uit het portiek van de woning waar is ingebroken..
Al deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte de woninginbraak met, tenminste, één ander heeft gepleegd.
De waarneming van [getuige 1] omstreeks 14:00 uur duidt op een voorverkenning. Vervolgens is de zilverkleurige Citroën om 14:30 uur weer bij de woning gezien. [getuige 1] en [persoon 1] hebben verklaard dat een jongen uitstapte met een lichtbruine of lichtgroene jas. Vaststaat dat verdachte uit de Citroën is gestapt. [persoon 1] heeft verklaard dat de jongen die uitstapte probeerde het appartementencomplex binnen te komen. Om 14:45 uur heeft [persoon 1] haar woning verlaten. Omstreeks 14:30/15:00 uur heeft de overbuurvrouw van [persoon 1] gebonk en gerommel bij nummer [nummer 1] gehoord. Zij zag dat twee jongens, waaronder één jongen met een lichtkleurige jas en een spijkerbroek, bij het slot van de woning bezig waren en vervolgens haar kijkgaatje afdichtten. De bewoner van nummer [nummer 3] heeft verklaard dat drie onbekende mannen zich om 15:10 uur schichtig gedroegen in de hal. Om 15:40 uur kwam de politie ter plaatse en zij zagen verdachte en een andere jongen uit het portiek van nummers [nummer 1-3] rennen. De verklaring van verdachte dat hij bij een deur naast nummer [nummer 1] was en dat hij uit het naastgelegen portiek naar buiten is gerend, acht de rechtbank, gezien voornoemde waarneming van de politie en de niet weersproken omstandigheid dat het naastgelegen portiek twintig meter verderop is kennelijk leugenachtig en dienend ter verhulling van de waarheid, inhoudend dat hij één van de inbrekers is. Nu de politieagenten op twee meter stonden van het portiek van nummers [nummer 1-3] en hebben verklaard dat zij verdachte, die zij ambtshalve kennen, uit dit portiek hebben zien rennen, acht de rechtbank hun waarneming betrouwbaar. Verder heeft verdachte geen geloofwaardige verklaring afgelegd over zijn aanwezigheid in het appartementencomplex en het wegrennen van de politie en heeft hij zich verdacht gedragen toen de politie ter plaatse kwam. Hij is onmiddellijk weggerend, is een coffeeshop ingedoken en heeft zich daar meteen omgekleed om herkenning te voorkomen. Ook over de groene jas heeft hij pas erkend dat deze van hem was, nadat hij met de camerabeelden was geconfronteerd.
Gelet op het tijdsverloop, het gedrag en de kennelijk leugenachtige verklaring van verdachte, zijn signalement en het in de woning aangetroffen voetspoor dat goed kan passen bij de schoenen van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat de woninginbraak in vereniging op 29 december 2017 kan worden bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 29 december 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 2] [nummer 1] heeft weggenomen een paspoort en horloges en sieraden en buitenlands geld en portemonnees met inhoud en cadeaubonnen en een spaarvarken met inhoud en zonnebrillen en een laptop, merk Apple, type Macbook Pro, en geld, te weten ongeveer 2.000 euro en flesjes parfum, toebehorend aan [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] , waarbij hij, verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot die woning hebben verschaft door middel van braak.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden, met aftrek van voorarrest en dat het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij de strafmaat aan te sluiten bij de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS), die een lagere gevangenisstraf als uitgangspunt hanteren/hanteert.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Woninginbraken veroorzaken materiële schade en hinder aan de benadeelden. Daarnaast worden de bewoners in hun persoonlijke levenssfeer aangetast, nu een woning bij uitstek een plaats is waar men zich veilig hoort te kunnen voelen. Bovendien brengt dit soort feiten in het algemeen gevoelens van onbehagen en onveiligheid in de samenleving teweeg. Gebleken is dat de woning van aangeefster geheel overhoop lag nadat verdachte binnen was geweest. Verdachte heeft er door zijn handelen blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen en heeft zich enkel laten leiden door financieel gewin.
Uit het strafblad van verdachte is gebleken dat verdachte meerdere malen is veroordeeld voor woninginbraken en pogingen daartoe. De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging uit te gaan van de oriëntatiepunten van het LOVS. Volgens deze oriëntatiepunten is bij woninginbraak in geval van recidive een gevangenisstraf van vijf maanden het uitgangspunt. Ook is uit het strafblad gebleken dat verdachte op 21 februari 2018 nog is veroordeeld voor meerdere woninginbraken. Hierdoor is het bepaalde in artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing, waar in het voordeel van verdachte rekening mee zal worden gehouden. Om die reden acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
Itemnummer 5506338 – 1 STK Handschoen Kl:zwart The North Face
Itemnummer 5506465 – 1 STK Jas kl:groen Twinlife
De jas behoort aan verdachte toe en dient aan hem te worden geretourneerd nu een relatie met het ten laste gelegde ontbreekt.
Het in beslag genomen voorwerp en niet teruggegeven voorwerp, te weten: de handschoen, wordt bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij

De benadeelde partij [persoon 1] , vordert € 1.593,00 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering tot materiële schadevergoeding zal worden afgewezen omdat de benadeelde partij op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek niet in aanmerking komt voor deze vergoeding. Immers heeft de benadeelde partij schade gevorderd die door een ander, en niet door haarzelf, is geleden.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan:
 Itemnummer 5506338 – 1 STK Handschoen Kl:zwart The North Face
Gelast de
teruggaveaan
[verdachte]van:
 Itemnummer 5506465 – 1 STK Jas kl:groen Twinlife
Wijstde vordering van de benadeelde partij,
[persoon 1] , af.
Heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. G.M. van Dijk en C.M. Berkhout, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.L. Lugthart en N.A. Nowotny, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 augustus 2018.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
[...]