Volgens getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) stond om 14:00 uur een jongen in de [adres 2] die meerdere malen aanbelde bij het appartementencomplex van nummers [nummer 1-3] en vervolgens aan de overkant van de straat deze woningen bekeek. De jongen zou in het donker zijn gekleed en een bloempot kapsel hebben. Omstreeks 14:30 uur zag [getuige 1] een zilverkleurige Citroën de straat inrijden. Er zaten twee personen in de auto. Een jongen met een half lange lichtgrijs/groene jas en een lichtgrijs gebreide muts met een bolletje erop stapte uit de auto en liep gehaast, alsof iemand de deur voor hem open hield.
Aangeefster [persoon 1] (hierna: [persoon 1] ) heeft verklaard dat zij om 14:45 uur haar woning aan de [adres 2] [nummer 1] verliet om te gaan winkelen. Zij zag buiten een jongen uit een auto stappen, terwijl een andere persoon in de auto bleef zitten. De jongen vroeg aan [persoon 1] of zij de deur voor hem wilde openhouden, maar dit heeft [persoon 1] niet gedaan. Deze jongen droeg een lichtbruine jas, had kort haar en droeg een pet. Toen [persoon 1] om 18:15 uur weer thuiskwam, bleek dat er in de tussentijd was ingebroken in haar woning. Haar woning lag overhoop en er waren goederen weg die toebehoorden aan haar, [persoon 3] en [persoon 2] . Het in de hal aangetroffen kussensloop met goederen behoorde aan haar toe. Het cilinderslot van de woning was vernield en was inmiddels vervangen.
Getuige [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ), de meldster, heeft verklaard dat zij voor het eerst gerommel en harde klappen hoorde bij de deur van nummer [nummer 1] rond 14:30/15:00 uur. Toen zij door haar kijkgaatje keek, zag zij twee jongens bij de deur staan die bezig waren rond het slot. NN1 kon zij beschrijven als een man met een Latijns uiterlijk, zwart haar en hij droeg een lichtkleurige pet, een spijkerbroek en een lichtkleurige korte jas. Toen [getuige 2] met haar voeten tegen de deur stampte, dekte NN1 haar kijkgaatje af.
De bewoner van de [adres 2] [nummer 3] heeft verklaard dat het hem opviel dat er om 15:10 uur drie onbekende mannen in de hal liepen, die hem niet groetten en een beetje wegkeken. Twee van de mannen hadden een pet op en de derde persoon droeg een muts. Zij waren van Marokkaanse afkomst.
Om 15:40 uur kwam de politie als gevolg van een melding ter plaatse. Zij zetten hun voertuig op ongeveer twee meter afstand van de centrale toegangsdeur van het portiek van de [adres 2] nummers [nummer 1-3] . Deze huisnummers gebruiken namelijk dezelfde centrale toegangsdeur. Uit dit portiek zagen zij twee personen rennen, waaronder verdachte die zij ambtshalve kennen. Zij hebben verdachte achtervolgd en zijn hem hierbij niet uit het oog verloren. Verdachte droeg een donkergroene, gewatteerde, jas, had aan de zijkant opgeschoren zwart haar en een Noord-Afrikaans uiterlijk. Verdachte is de coffeeshop [naam] binnen gerend. Toen de politie in de coffeeshop kwam, zagen zij één persoon die hen niet aankeek en een grijze muts met een bolletje op had. Zij trokken de muts af en zagen direct dat het verdachte was. Hij had zweet op zijn voorhoofd en gaf buiten adem antwoord. Hij had een zwarte jas aan en de groene jas die hij buiten droeg hing over een kruk heen. Uit stills van de camerabeelden van de coffeeshop is gebleken dat verdachte om 15:39 uur aan kwam rennen en de coffeeshop binnenkwam. Hij was toen gekleed in een spijkerbroek en een groenige jas met capuchon. Hij had geen muts op. In de coffeeshop rende verdachte naar achteren en trok daar onmiddellijk zijn jas uit. Vervolgens liep hij terug de coffeeshop in, haalde hij een lichtgekleurde muts met een bolletje uit zijn zak die hij op zijn hoofd zette, en kreeg hij een donkere jas aangereikt van een persoon naast hem. Na met de camerabeelden te zijn geconfronteerd heeft verdachte op 30 december 2017 bij de politie verklaard dat hij de groene jas had uitgetrokken, omdat hij bang was om gepakt te worden door de politie.
Bij zijn fouillering droeg verdachte een spijkerbroek en Nike schoenen, maat 42.5. Zoals hij later heeft verklaard droeg hij op 29 december 2017 ook een groene jas. Uit onderzoek naar de jas is gebleken dat de legergroene jas een glans had waardoor de kleur verschilt in licht en donker. Het is goed mogelijk dat de jas donkerkleurig of lichtkleurig wordt omschreven afhankelijk van het licht waarin de jas wordt gezien.
In de woning van [persoon 1] zijn voetsporen aangetroffen. Eén van de voetsporen op de keukenvloer komt qua maatvoering en profiel overeen met de schoenen die verdachte bij zijn fouillering aanhad.
Verdachte heeft verder op 30 december bij de politie verklaard dat hij op 29 december 2017 met een vriend, [persoon 4] , bij de [adres 2] was. Hij heeft verklaard dat zij niet bij het appartement waren waar was ingebroken, maar dat zij bij de woning daarnaast waren en uit het naastgelegen portiek zijn gerend.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting verklaard dat verdachte uit de zilverkleurige Citroën is gestapt. De officier van justitie heeft ter terechtzitting verklaard dat het naastgelegen portiek twintig meter verderop zit en dat de politie verdachte en een mededader toch echt heeft zien wegrennen uit het portiek van de woning waar is ingebroken..
De waarneming van [getuige 1] omstreeks 14:00 uur duidt op een voorverkenning. Vervolgens is de zilverkleurige Citroën om 14:30 uur weer bij de woning gezien. [getuige 1] en [persoon 1] hebben verklaard dat een jongen uitstapte met een lichtbruine of lichtgroene jas. Vaststaat dat verdachte uit de Citroën is gestapt. [persoon 1] heeft verklaard dat de jongen die uitstapte probeerde het appartementencomplex binnen te komen. Om 14:45 uur heeft [persoon 1] haar woning verlaten. Omstreeks 14:30/15:00 uur heeft de overbuurvrouw van [persoon 1] gebonk en gerommel bij nummer [nummer 1] gehoord. Zij zag dat twee jongens, waaronder één jongen met een lichtkleurige jas en een spijkerbroek, bij het slot van de woning bezig waren en vervolgens haar kijkgaatje afdichtten. De bewoner van nummer [nummer 3] heeft verklaard dat drie onbekende mannen zich om 15:10 uur schichtig gedroegen in de hal. Om 15:40 uur kwam de politie ter plaatse en zij zagen verdachte en een andere jongen uit het portiek van nummers [nummer 1-3] rennen. De verklaring van verdachte dat hij bij een deur naast nummer [nummer 1] was en dat hij uit het naastgelegen portiek naar buiten is gerend, acht de rechtbank, gezien voornoemde waarneming van de politie en de niet weersproken omstandigheid dat het naastgelegen portiek twintig meter verderop is kennelijk leugenachtig en dienend ter verhulling van de waarheid, inhoudend dat hij één van de inbrekers is. Nu de politieagenten op twee meter stonden van het portiek van nummers [nummer 1-3] en hebben verklaard dat zij verdachte, die zij ambtshalve kennen, uit dit portiek hebben zien rennen, acht de rechtbank hun waarneming betrouwbaar. Verder heeft verdachte geen geloofwaardige verklaring afgelegd over zijn aanwezigheid in het appartementencomplex en het wegrennen van de politie en heeft hij zich verdacht gedragen toen de politie ter plaatse kwam. Hij is onmiddellijk weggerend, is een coffeeshop ingedoken en heeft zich daar meteen omgekleed om herkenning te voorkomen. Ook over de groene jas heeft hij pas erkend dat deze van hem was, nadat hij met de camerabeelden was geconfronteerd.