ECLI:NL:RBAMS:2018:7307

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2018
Publicatiedatum
15 oktober 2018
Zaaknummer
13/689297-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van een politieambtenaar en een derde persoon in het kader van een burenruzie

Op 8 augustus 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belediging van een politieambtenaar en een derde persoon. De zaak kwam voort uit een langdurige burenruzie, waarbij de verdachte op 31 januari 2016 een politieambtenaar met een houten knuppel op de voet zou hebben geslagen en op 25 juni 2016 de woorden "zwart kreng" en "houd je zwarte rotsmoel" tegen een buurman heeft geuit. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie gepleit voor een integrale bewezenverklaring, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit, stellende dat de politieambtenaar niet in de rechtmatige uitoefening van haar functie handelde en dat de buurman de verdachte had uitgelokt tot beledigende uitlatingen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet schuldig was aan de mishandeling van de politieambtenaar, omdat deze niet in de rechtmatige uitoefening van haar functie handelde. De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte de buurman had beledigd, en heeft dit als bewezen verklaard. De rechtbank heeft geen straf of maatregel opgelegd, rekening houdend met de context van de burenruzie, het tijdsverloop en de leeftijd van de verdachte, die bijna 70 jaar oud is en niet eerder is veroordeeld. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet voldoende verband hield met de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/689297-16
Datum uitspraak: 8 augustus 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1949,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 augustus 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.M. Hoogerheide, en van wat verdachte en haar raadsvrouw, mr. J.E. de Wijn, en van wat de benadeelde partij [persoon 1] naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 31 januari 2016 te [plaats] , in elk geval in Nederland, een (politie)ambtenaar, [verbalisant] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening heeft mishandeld door voornoemde [verbalisant] met een (houten) stok/knuppel op/tegen de voet te slaan en/of te tikken;
2.
zij op of omstreeks 25 juni 2016 te [plaats] , in elk geval in Nederland, opzettelijk [persoon 1] , in zijn tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen: “zwart kreng” en/of “houd je zwarte rotsmoel”, althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot integrale bewezenverklaring op grond van de aangiftes van [verbalisant] (hierna: [verbalisant] ) en [persoon 1] (hierna: [persoon 1] ) en de verklaring van verdachte dat zij [verbalisant] met een knuppel op haar voet heeft geslagen en [persoon 1] heeft uitgemaakt voor “zwart kreng” en tegen hem heeft gezegd “houd je zwarte rotsmoel”.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte integraal vrij te spreken. De politieagente [verbalisant] was niet in de rechtmatige uitoefening van haar bediening toen verdachte haar met een knuppel op haar voet heeft geslagen. [verbalisant] had namelijk geen machtiging tot binnentreden en wilde haar voet, die zij in de hal had geplaatst zodat de voordeur niet dicht kon worden gedaan, niet weghalen nadat verdachte haar dat meerdere keren had verzocht te doen.
[persoon 1] heeft verdachte uitgelokt tot het doen van de beledigende uitlatingen. In het langdurige conflict dat speelde tussen verdachte en [persoon 1] , heeft hij verdachte meerdere keren bedreigd, uitgescholden en getreiterd. Hierdoor is verdachte gefrustreerd geraakt. Haar opzet op de belediging ontbreekt, omdat de omstandigheden ertoe hebben geleid dat verdachte de bewoordingen heeft geuit.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 1 is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken. Vaststaat dat verdachte [verbalisant] op haar voet heeft geslagen met een kleine houten knuppel (feitelijk een knots die bij ritmische gymnastiek wordt gebruikt). De rechtbank honoreert evenwel het verweer van de raadsvrouw dat [verbalisant] op dat moment niet meer in de rechtmatige uitoefening van haar bediening was. [verbalisant] had geen machtiging tot binnentreden noch was sprake van een andere gelegitimeerde grondslag de woning van verdachte te betreden. Zij heeft haar voet in de deuropening gezet, omdat zij graag met verdachte wilde praten. Verdachte, die deze agente al geruime tijd kent in verband met de gerezen problemen, heeft meerdere malen te kennen gegeven niet met de politieagente te willen praten en heeft [verbalisant] meerdere malen verzocht om haar voet weg te halen, omdat zij de deur wilde dichtdoen. Ze heeft daarbij aangegeven dat ze de agente op haar voet zou slaan als ze die in de woning hield. Hieraan heeft [verbalisant] geen gehoor gegeven en zij heeft haar voet tussen de deur gehouden, zodat verdachte haar deur niet dicht kon doen. Nu voor dit handelen van de agente geen wettelijke grondslag bestaat, ontvalt aan dat handelen de rechtmatigheid. Hoewel het gebruik van een knuppel geen middel is om iemand weg te sturen, had [verbalisant] haar voet moeten weghalen nadat zij daartoe meerdere keren door verdachte was gesommeerd.
Bewezenverklaring ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht bewezen dat verdachte [persoon 1] heeft beledigd door tegen hem te zeggen “zwart kreng” en “houd je zwarte rotsmoel”. De rechtbank begrijpt dat het langdurige conflict in de buurt grote impact heeft gehad op verdachte en dat ook het gedrag van [persoon 1] hierbij een rol heeft gespeeld. Van strafbare uitlokking van [persoon 1] is echter niet gebleken en het bestaande conflict rechtvaardigt niet dat verdachte de huidskleur van [persoon 1] betrekt bij haar uitlatingen. Om die reden wordt het verweer van de raadsvrouw verworpen.
Grondslag bewezenverklaring
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 25 juni 2016 te [plaats] , opzettelijk [persoon 1] , in zijn tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen: “zwart kreng” en “houd je zwarte rotsmoel”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Geen straf of maatregel

7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van
€ 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 20 (twintig) dagen, met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de zaak af te doen zonder verdere strafrechtelijke gevolgen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beledigen van [persoon 1] door hem uit te maken voor “zwart kreng” en tegen hem te zeggen “houd je zwarte rotsmoel”. Dit is een racistisch getinte belediging en tast [persoon 1] aan in zijn eer en goede naam.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat er ten tijde van het feit sprake was van een langdurige burenruzie tussen verschillende families waarbij er bijna dagelijks incidenten plaatsvonden en de politie zeer regelmatig optrad. De rust lijkt nu enigszins te zijn weergekeerd door de verhuizing van één van de families en doordat betrokkenen elkaar niet dagelijks meer tegenkomen. De rechtbank begrijpt dat de omstandigheden in de buurt door alle betrokkenen als zeer ingrijpend zijn ervaren en nadelige gevolgen hebben gehad voor zowel verdachte als aangever. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop en met de omstandigheid dat verdachte, die nu bijna 70 jaar oud is, niet eerder is veroordeeld. Gelet op deze omstandigheden en op de context waarin het bewezen geachte is begaan, zal aan verdachte geen straf of maatregel worden opgelegd.

8.Ten aanzien van de benadeelde partijen

8.1.
Ten aanzien van de benadeelde partij [verbalisant]
De benadeelde partij [verbalisant] vordert €500,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
8.2.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 1]
De benadeelde partij [persoon 1] vordert € 250,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat onvoldoende is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het onder 2 bewezen verklaarde feit.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging
Bepaalt dat
geen straf of maatregelwordt opgelegd.
Verklaart de benadeelde partij,
[verbalisant],
niet-ontvankelijkin haar vordering.
Verklaart de benadeelde partij,
[persoon 1],
niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. G.M. van Dijk en C.M. Berkhout, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.L. Lugthart en N.A. Nowotny, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 augustus 2018.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.