ECLI:NL:RBAMS:2018:73

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 januari 2018
Publicatiedatum
11 januari 2018
Zaaknummer
13/702580-17 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor inbraak in vereniging bij een kapsalon in Amsterdam-Noord

Op 11 januari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 30-jarige man, die werd beschuldigd van inbraak in vereniging bij een kapsalon in Amsterdam-Noord. De rechtbank heeft het vonnis bij verstek gewezen, na een onderzoek op de terechtzitting van 28 december 2017. De officier van justitie, mr. R. Bosman, heeft de vordering ingediend. De man werd beschuldigd van het wegnemen van geldbedragen en goederen uit de kapsalon, en van het stelen van een scooter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld. Het Openbaar Ministerie stelde dat de man samen met anderen de kapsalon had ingebroken en dat hij bekend had bij de rechter-commissaris. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal van de scooter en sprak de verdachte vrij van dat feit. Echter, de rechtbank achtte het bewezen dat de man op 19 september 2017 samen met anderen had ingebroken in de kapsalon, waarbij geld en goederen waren weggenomen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, waarbij rekening is gehouden met zijn recidive en de ernst van het feit. De rechtbank heeft ook de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven, omdat de verdachte niet was verschenen op de terechtzitting. De uitspraak is gedaan op basis van artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf is verkregen door middel van braak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/702580-17 (Promis)
Datum uitspraak: 11 januari 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 december 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. R. Bosman.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een (bedrijfs)pand gelegen aan/in de [straatnaam] een of meer geldbedragen en/of papieren en/of een spaarpot, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 1] en/of [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot dat (bedrijfs)pand heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
primair
hij op of omstreeks 17 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een motor/scooter (merk Piaggio Skipper), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
subsidiair:
hij op of omstreeks 19 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer goederen, te weten een motor/scooter (merk Piaggio M60) en/of een motor/scooter (merk Piaggio Skipper) en/of een kentekenplaat (kentekencode [kenteken] ) en/of een kentekenplaat (kentekencode [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Feit 1 kan bewezen worden verklaard. Verdachte heeft samen met twee andere personen ingebroken in de kapsalon. Verdachte heeft het feit bij de rechter-commissaris bekend.
Er is geen bewijs dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de rode scooter. Daarom moet hij worden vrijgesproken van feit 2 primair.
Verdachte en zijn mededaders hebben bij de inbraak gezamenlijk gebruik gemaakt van gestolen scooters met daarop gestolen kentekenplaten. Zij moeten daarvan op de hoogte zijn geweest, te meer omdat in de buddyseat van de rode scooter een afgebroken sleutel zat. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van opzetheling van de beide scooters en kentekenplaten.
4.2.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van de aangifte, de camerabeelden van de kapsalon, de waarnemingen van de verbalisanten, de onder verdachte inbeslaggenomen goederen en de verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris acht de rechtbank bewezen dat verdachte de onder 1 ten laste gelegde inbraak in de kapsalon heeft gepleegd.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de in feit 2 primair genoemde scooter, waarop één van de medeverdachten reed, heeft gestolen. Het dossier bevat hiervoor geen aanwijzingen. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het bewijs ontoereikend dat verdachte er van op de hoogte was, of had moeten zijn, dat de beide scooters en de daarop aanwezige kentekenplaten van diefstal afkomstig waren. Dat het slot van de buddyseat van de rode scooter is geforceerd is daarvoor niet voldoende, omdat daarmee de scooter niet wordt gestart. Ook van feit 2 subsidiair zal verdachte daarom worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 19 september 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een bedrijfspand gelegen aan de [straatnaam] geldbedragen en een papier en een spaarpot, toebehorend aan [slachtoffer 1] , waarbij hij, verdachte, en zijn mededaders zich de toegang tot dat bedrijfspand hebben verschaft door middel van braak.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en onder 2 subsidiair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Tevens heeft zij gevorderd om het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen omdat verdachte in strijd met de aan hem opgelegde schoringsvoorwaarden niet ter terechtzitting is verschenen.
8.2.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met anderen ingebroken in een kapsalon. Bij deze inbraak zijn geldbedragen weggenomen en goederen beschadigd. De eigenaresse van de kapsalon heeft schade en daarnaast veel overlast van het gebeuren ondervonden.
Uit een Uittreksel Justitiële Documentatie van 29 november 2017 blijkt dat verdachte vele malen eerder voor onder andere gekwalificeerde vermogensdelicten (waaronder bedrijfsinbraken) is veroordeeld.
Gezien de mate van recidive en in aanmerking genomen de oriëntatiepunten voor de straftoemeting en LOVS-afspraken neemt de rechtbank voor het feit een gevangenisstraf van 100 dagen als uitgangspunt. De rechtbank heeft daarbij als strafverzwarende omstandigheden meegewogen dat verdachte de bedrijfsinbraak ’s nachts en samen met anderen heeft gepleegd.
De voorlopige hechtenis van verdachte is op 26 oktober 2017 onder voorwaarden geschorst, waarbij verdachte onder andere een verplicht reclasseringscontact is opgelegd. Het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft in een e-mail van 27 december 2017 aan het Openbaar Ministerie laten weten dat verdachte zich goed aan het reclasseringscontact houdt en dat hij zijn afspraken nakomt. Hoewel de reclassering niet in de gelegenheid is geweest om een uitgebreid onderzoek te verrichten, zien zij mogelijkheden voor begeleiding en ondersteuning van verdachte in het kader van bijzondere voorwaarden verbonden aan een voorwaardelijke straf.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, in strijd met de hem opgelegde schorsingsvoorwaarden, niet ter terechtzitting is verschenen. De rechtbank heeft er daarom geen vertrouwen in dat verdachte wel de voorwaarden verbonden aan een voorwaardelijk strafdeel zal nakomen. Zij zal de gevangenisstraf van 100 dagen dan ook geheel onvoorwaardelijk aan verdachte opleggen. Bovendien zal zij gelasten dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
100 (honderd) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Leijten, voorzitter,
mrs. L.R. Wisse en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 januari 2018.