Op 11 januari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 30-jarige man, die werd beschuldigd van inbraak in vereniging bij een kapsalon in Amsterdam-Noord. De rechtbank heeft het vonnis bij verstek gewezen, na een onderzoek op de terechtzitting van 28 december 2017. De officier van justitie, mr. R. Bosman, heeft de vordering ingediend. De man werd beschuldigd van het wegnemen van geldbedragen en goederen uit de kapsalon, en van het stelen van een scooter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld. Het Openbaar Ministerie stelde dat de man samen met anderen de kapsalon had ingebroken en dat hij bekend had bij de rechter-commissaris. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal van de scooter en sprak de verdachte vrij van dat feit. Echter, de rechtbank achtte het bewezen dat de man op 19 september 2017 samen met anderen had ingebroken in de kapsalon, waarbij geld en goederen waren weggenomen.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, waarbij rekening is gehouden met zijn recidive en de ernst van het feit. De rechtbank heeft ook de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven, omdat de verdachte niet was verschenen op de terechtzitting. De uitspraak is gedaan op basis van artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf is verkregen door middel van braak.