10.2De rechtbank volgt eiser in zijn betoog dat de maatregelen een inbreuk maken op eisers privéleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder in het besluit deugdelijk gemotiveerd heeft waarom die inbreuk in het belang van een democratische samenleving noodzakelijk en gerechtvaardigd is en waarom het algemeen belang, namelijk de bescherming van de nationale veiligheid, in dit geval zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van eiser. Daarbij acht de rechtbank nog van belang dat artikel 4, tweede lid, van de Twbmt een tijdelijke ontheffingsmogelijkheid biedt en dat met betrekking tot de meldplicht door verweerder is aangegeven dat er bij praktische problemen met eisers schoolrooster in samenspraak kan worden gekeken naar alternatieve meldmomenten. Ter zitting heeft eiser aangegeven dat hij al een verzoek bij de politie heeft ingediend om in verband met zijn opleiding de meldmomenten te wijzigen. Dat hij daar naar zijn smaak niet snel genoeg een reactie op krijgt, maakt echter niet dat de meldplicht ongeoorloofd is.
11. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand.
12. Gelet op wat onder rechtsoverweging 1 is overwogen, is het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
13. Omdat het beroep gegrond is, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Vanwege de uitkomst van de zaak heeft die proceskostenveroordeling ook betrekking op het verzoek om voorlopige voorziening. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1). Indien aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van €170,- aan eiser te
vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bode, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van
mr. N. Vreede, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2018.
griffier (voorzieningen)rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: