ECLI:NL:RBAMS:2018:7153

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 september 2018
Publicatiedatum
9 oktober 2018
Zaaknummer
13/047882-02 2018
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met twee jaren na afwijzing verzoek om verlenging met één jaar

Op 26 september 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak betreffende de terbeschikkingstelling van een 47-jarige man, die sinds 7 oktober 2013 in een forensische psychiatrische kliniek verblijft. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling met twee jaren te verlengen toegewezen, terwijl het verzoek van de raadsman om de TBS met één jaar te verlengen werd afgewezen. De terbeschikkinggestelde, die in 2003 ter beschikking werd gesteld na een veroordeling voor moord, vertoont persoonlijkheidsproblematiek met narcistische en paranoïde trekken, en heeft een verstandelijke beperking. Ondanks enige vooruitgang in de begeleiding, is er nog geen significante behandelvoortgang geboekt. De rechtbank oordeelt dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaren wordt verlengd, gezien het hoge recidiverisico op middellange en lange termijn. De rechtbank benadrukt dat de terbeschikkinggestelde niet erkent dat hij een delict heeft gepleegd, wat complicaties met zich meebrengt voor de behandeling. De beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van het advies van de kliniek en de procesgang, waarbij de rechtbank de noodzaak van een langdurige behandeling onderstreept.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/047882-02
Beslissing op de op 27 augustus 2018 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 24 augustus 2018 in de zaak tegen:

[terbeschikkinggestelde] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1971,
thans verblijvende in FPC [naam locatie] ,
die bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 augustus 2003 ter beschikking gesteld werd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd, welke terbeschikkingstelling laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank van 29 december 2016 voor de tijd van twee jaren werd verlengd, welke beslissing op 22 juni 2017 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is bevestigd.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling met twee jaren.

De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
- het op 16 augustus 2018 op grond van artikel 509o, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies, strekkende tot verlenging van deze terbeschikking-stelling met één jaar, alsmede de daarbij overgelegde aantekeningen.
De rechtbank heeft op 26 september 2018 de officier van justitie mr. R.A. Kloos, de terbeschikkinggestelde en diens raadsman mr. K.D. Regter, advocaat te Heerlen, alsmede de deskundige [persoon 1] , als hoofd behandeling verbonden aan FPC [naam locatie] , ter openbare zitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De beoordeling

Aan genoemd advies van FPC [naam locatie] van 16 augustus 2018 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Kernproblematiek
Er is bij betrokkene sprake van persoonlijkheidsproblematiek met narcistische en paranoïde trekken. Daarnaast is sprake van een verstandelijke beperking in de vorm van zwakbegaafd-heid. De persoonlijkheidsstoornis in combinatie met zijn zwakbegaafdheid dragen bij aan het feit dat betrokkene zijn omgeving moeilijk kan begrijpen. Zijn beperkte empathische vermogen en zijn grote mate van egocentrisme dragen hier in belangrijke mate bij.
Behandelverloop en risicotaxatie
Betrokkene is een 47-jarige man die sinds 7 oktober 2013 in de kliniek verblijft in het kader van een derde behandelpoging. Er is niet of nauwelijks sprake van behandelvoortgang.
Hij heeft van 1 februari tot 22 maart 2017 in het [naam kliniek] ( [naam kliniek] ) verbleven. In een rapport van het [naam kliniek] van mei 2017 werd geadviseerd te accepteren dat er nog onduidelijkheden zijn qua diagnostiek en delictscenario/delicttheorie, het accent niet meer op de behandeling te leggen en te onderzoeken wat de noodzakelijke voorwaarden zijn om te resocialiseren.
In de afgelopen periode heeft betrokkene zich, ondanks de ontkenning van het indexdelict, goed laten begeleiden. Hij is in gesprek over de (on)mogelijkheden van de begeleiding en er is overeenstemming over verlofcontrole en een forensisch terugvalpreventieplan. Het behandelteam is van mening dat een onbegeleid verlof passend is in de verdere voortgang van de behandeling inclusief de verdere plannen voor resocialisatie.
Naar verwachting zal blijvende begeleiding noodzakelijk zijn zodat een vorm van prothese gehandhaafd blijft om het gevaar voor recidive te kunnen hanteren. De aanvraag voor onbegeleid verlof is niet gebaseerd op behandelvoortgang, maar betrokkene past zich al gedurende langere tijd goed aan en op korte termijn wordt geen recidiverisico verwacht. Dit risico wordt wel verwacht op middellange cq. lange termijn. Een beperkte aanvraag voor onbegeleid verlof geeft vorm aan een voorzichtige resocialisatie binnen een gecontroleerde omgeving, waarbij nadrukkelijk gemonitord wordt op de aanwezigheid van risicofactoren.
Koers en advies
Het is de bedoeling dat er voor de komende periode onbegeleid verlof wordt aangevraagd en in het verlengde daarvan transmuraal verlof. De haalbaarheid van dit traject wordt in belangrijke mate bepaald door de mate van overeenstemming met het Adviescollege Verloftoetsing TBS (AVT).
Er is een noodzaak tot geleidelijke resocialisatie om op basis hiervan een oordeel omtrent de persoonlijke stabiliteit van betrokkene te vormen binnen een zich steeds verder complicerende context. Het verdient de voorkeur om dit traject te starten vanuit een behandelafdeling die zich binnen het gesloten circuit van een FPC bevindt.
Geadviseerd wordt om de TBS-maatregel met één jaar te verlengen.
De deskundige heeft dit advies ter zitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld. Hij heeft onder meer verklaard dat het resocialisatietraject een belangrijk onderdeel is van de behandeling. Zo kan worden gezien hoe stabiel betrokkene is. Als er risico’s zijn dan worden ze voldoende zichtbaar en daar kan dan door de kliniek op worden ingespeeld. Het advies van de kliniek is één jaar, vanwege het ontbreken van overeenstemming tussen de kliniek en het AVT over het vervolg van de behandeling. Als het onbegeleid verlof positief verloopt, gaat de kliniek transmuraal verlof aanvragen, maar bij gebrek aan een positief advies, zou de begeleiding ook in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging kunnen plaatsvinden.
De rechtbank is gelet op het advies, het verhandelde ter zitting en de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht, van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaren wordt verlengd.
De rechtbank overweegt dat de aanvraag voor beperkt onbegeleid verlof kort geleden is goedgekeurd door het AVT. De route die de kliniek voor ogen heeft, is voor de terbeschikkinggestelde de weg die op termijn kan leiden tot een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De rechtbank begrijpt het standpunt dat de TBS lang duurt, maar de terbeschikkinggestelde is vanwege een ernstig delict, het plegen van een moord, tot een TBS met dwangverpleging veroordeeld. Dat delict wordt door hem niet erkend en er is geen overeenstemming over de behandeling en de stoornis, die de rechtbank wel aanwezig acht. Daarnaast is de inschatting van het recidiverisico op middellange en lange termijn hoog als de terbeschikkinggestelde niet wordt behandeld.
De rechtbank overweegt verder dat indien aannemelijk is geworden dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de TBS met één jaar, de TBS verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren. De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit standpunt af te wijken en daarom wordt het verzoek om de TBS met één jaar te verlengen afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman om de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen af.
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van
[terbeschikkinggestelde]met
twee jaren.
Deze beslissing is gegeven door
mr. V.V. Essenburg, voorzitter,
mrs. M.E. Leijten en L. Voetelink, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 26 september 2018.
.