Op 9 oktober 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen de burgemeester van Amsterdam en een besloten vennootschap die een lunchroom wilde exploiteren. De burgemeester had op 21 augustus 2018 de lunchroom onmiddellijk gesloten voor onbepaalde tijd, nadat er aan de deur een handgranaat was aangetroffen. De verzoekster, de besloten vennootschap, maakte bezwaar tegen deze sluiting en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 25 september 2018 werd de burgemeester vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, terwijl de verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde en twee andere vertegenwoordigers.
De voorzieningenrechter moest beoordelen of de sluiting van het pand rechtmatig was. De burgemeester stelde dat de sluiting noodzakelijk was vanwege een ernstig gevaar voor de openbare orde, gebaseerd op de aanwezigheid van de handgranaat en de banden van de betrokkenen met de zware criminaliteit. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester voldoende redenen had om het pand te sluiten, en dat de sluiting voor onbepaalde tijd niet disproportioneel was. De voorzieningenrechter verwierp de argumenten van de verzoekster dat de sluiting op een onjuiste wettelijke grondslag was gebaseerd en dat er geen verband was tussen de handgranaat en de lunchroom.
Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en de voorzieningenrechter verwachtte dat het sluitingsbevel in bezwaar stand zou houden. De uitspraak werd gedaan door mr. A.K. Mireku, in aanwezigheid van griffier mr. M. Journée, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.