ECLI:NL:RBAMS:2018:7133

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2018
Publicatiedatum
9 oktober 2018
Zaaknummer
7020903 CV EXPL 18-14079
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Parkeerovereenkomst en de geldigheid van contractuele boetes bij niet-betaling op een privé parkeerterrein

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 8 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Taxa-Meter Centrale B.V. (TMC) en een gedaagde die haar auto had geparkeerd op een privé parkeerterrein zonder te betalen. TMC vorderde betaling van parkeerkosten, administratiekosten en een contractuele boete van € 300,- op grond van hun algemene voorwaarden. De gedaagde had op 3 januari 2018 haar auto geparkeerd, maar niet betaald, ondanks dat zij was gesommeerd om het verschuldigde bedrag te voldoen. De kantonrechter oordeelde dat er een overeenkomst tot stand was gekomen tussen TMC en de gedaagde, ook al was het parkeerterrein niet afgesloten met een slagboom. De borden met de voorwaarden waren duidelijk zichtbaar en de gedaagde had de verplichting om zich te vergewissen van de parkeervoorwaarden. De kantonrechter concludeerde dat de contractuele boete niet oneerlijk was in de zin van de richtlijn 93/13 en dat de gedaagde de verschuldigde bedragen moest betalen. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 4,20 aan parkeerkosten, € 50,00 aan administratiekosten, € 300,00 aan boete en € 40,00 aan buitengerechtelijke kosten, alsook de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7020903 CV EXPL 18-14079
vonnis van: 8 oktober 2018

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Taxa-Meter Centrale B.V.
gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen: TMC
gemachtigde: mr. R.P.M. Duijndam
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
  • de dagvaarding van 18 juni 2018, met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • het instructievonnis van 16 juli 2018;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
TMC is exploitant van onder meer het parkeerterrein dat behoort bij het adres [adres] te [plaats] (hierna: het parkeerterrein).
1.2.
Het parkeerterrein is zonder slagboom toegankelijk, maar wordt afgebakend met een kentekenregistratiesysteem.
1.3.
Bij het oprijden en wegrijden van het parkeerterrein rijden bezoekers die hun auto willen parkeren langs een bord waarop het volgende staat aangegeven:

Eigen terrein. Betaald parkeren onder voorwaarden.
Voorwaarden betaald parkeren
Bij het parkeren op dit terrein aanvaardt u de voorwaarden die de eigenaar van dit terrein stelt.
- Kentekenregistratie bij in- en uitrijden d.m.v. camera’s
- Vóór uitrijden, betalen bij de parkeerautomaat
- Na betalen, 10 minuten om uit te rijden
- Bij niet betalen boete van € 300,- (+ kosten)
Lees de uitgebreide voorwaarden op www.tmcparkeerdiensten.nl
1.4.
[gedaagde] heeft op 3 januari 2018 haar auto op het parkeerterrein geparkeerd.
1.5.
[gedaagde] heeft niet betaald voor het parkeren.
1.6.
Per brief van 1 juni 2018 is [gedaagde] gesommeerd € 4,20 parkeergeld en € 50,00 administratiekosten te voldoen.
1.7.
[gedaagde] is niet tot betaling overgegaan.
1.8.
De door TMC gehanteerde algemene voorwaarden luiden, voor zover hier relevant:

6.3. De Parkeerder en zijn voertuig dienen de Parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten indien na het ingeven van het voertuigkenteken op de parkeerautomaat het verschuldigde parkeergeld is voldaan.
(…)
6.5.
TMC zal aan de Parkeerder of bezitter van het voertuig, die niet overeenkomstig handelt wat is bepaald in artikel 6.3, een factuur toezenden welke is opgebouwd uit het verschuldigde parkeertarief, vermeerderd met administratiekosten ter hoogte van
€ 50,-. Vorenstaand totaal factuurbedrag dient te zijn voldaan aan TMC binnen 5 kalenderdagen vanaf dagtekening van de door TMC toegezonden factuur.
6.6.
Indien de Parkeerder of bezitter van het voertuig, het totaalbedrag zoals vermeld in artikel 6.5 niet stipt voldoet wordt een direct opeisbare boete verschuldigd van € 300,- vanwege geleden en toekomstige schade door TMC vanwege misbruik van de parkeerfaciliteit en het Parkeer Management Systeem, onverminderd het recht van TMC aanvullende schade te vorderen en/of het boetebedrag te verminderen.

Vordering

2. TMC vordert, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
  • voor recht te verklaren dat tussen TMC en [gedaagde] een parkeerovereenkomst tot stand is gekomen waarop de algemene voorwaarden van TMC van toepassing zijn ondanks het feit dat het parkeerterrein niet is afgesloten met een slagboom;
  • voor recht te verklaren dat de contractuele boete van € 300,- welke uit artikel 6.6. van de algemene voorwaarden van TMC voortvloeit geen oneerlijk beding betreft;
  • dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van:
a. € 4,20 ter zake van parkeerkosten;
b. € 50,00 ter zake van administratiekosten;
c. € 300,00 ter zake van de contractuele boete;
d. € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
e. de proceskosten.
3. Aan haar vordering legt TMC ten grondslag dat bij het betreden van het parkeerterrein een overeenkomst tot stand komt tussen TMC en de parkeerder, in dit geval [gedaagde] . De borden met vermelding van de algemene voorwaarden zijn duidelijk bij de oprit van het parkeerterrein geplaatst. [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van deze tussen partijen tot stand gekomen parkeerovereenkomst. Onder verwijzing naar een kopie van het in het geding gebrachte kentekenregistratiesysteem, stelt Q-Park dat [gedaagde] met haar auto op 3 januari 2018 van 10:38 uur tot 11:58 uur op het parkeerterrein heeft geparkeerd en weg is gereden zonder te betalen.

Verweer

4. [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij het bord bij het inrijden niet heeft gezien en het vreemd vindt dat zij bij een bedrijf geld moet betalen om te parkeren. Op de sommatie van de deurwaarder heeft [gedaagde] niet gereageerd omdat het maar om een klein bedrag ging. [gedaagde] vindt de boete erg hoog voor een uurtje parkeren.

Beoordeling

5. [gedaagde] heeft als verweer gevoerd dat zij het bord bij het inrijden niet heeft gezien. Daarmee rijst de vraag of er tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen. Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod van de ene partij en de aanvaarding van dat aanbod door de andere partij (artikel 6:217 Burgerlijk Wetboek (BW)).
6. De vraag is eerst aan de orde of het bord bij de inrit kwalificeert als een aanbod van TMC in de zin van artikel 6:217 lid 1 BW. Een voorstel tot het sluiten van een overeenkomst, gericht tot één of meer bepaalde personen vormt een aanbod, indien het voldoende bepaald is en daaruit blijkt van de wil van de aanbieder om in geval van aanvaarding gebonden te zijn. Daarvan is naar het oordeel van de kantonrechter sprake. Op het bord staat immers duidelijk vermeld dat parkeerders tegen betaling van een parkeervergoeding gebruik kunnen maken van het parkeerterrein.
7. Vervolgens dient te worden beoordeeld of het aanbod van TMC door [gedaagde] is aanvaard. Volgens TMC bestaat deze aanvaarding eruit dat [gedaagde] met haar auto de inrit van het parkeerterrein is opgereden en vervolgens het bord is gepasseerd. Van een zorgvuldig bestuurder mag worden verwacht dat deze het bord opmerkt en daarmee is een overeenkomst tot stand gekomen, aldus TMC. Dat er op het parkeerterrein geen slagboom aanwezig is, maakt dit volgens TMC niet anders.
8. De kantonrechter oordeelt als volgt. Aanvaarding hoeft niet uitdrukkelijk plaats te vinden, maar kan in elke vorm geschieden en kan ook besloten liggen in een of meer gedragingen. Ten aanzien van parkeerovereenkomsten zal deze wilsverklaring normaliter besloten liggen in een gedraging, in het bijzonder het op- of binnenrijden van het parkeerterrein, hetgeen [gedaagde] heeft gedaan. Het parkeerterrein wordt niet afgebakend met een slagboom – waarbij de parkeerder een actieve handeling dient te verrichten om toegang tot het parkeerterrein te krijgen – maar met een kentekenregistratiesysteem en een bord, waarvan [gedaagde] stelt dat zij dit bord niet heeft gezien. Desondanks heeft [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter het aanbod van TMC aanvaard door het parkeerterrein op te rijden en haar auto daar te parkeren en is tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen. Daarbij is van belang dat [gedaagde] wist dat het parkeerterrein geen deel uitmaakte van de openbare weg. Zij stelt immers dat zij juist bij bedrijven in de omgeving parkeert, omdat er op de openbare weg al enige jaren betaald parkeren geldt. Van bestuurders die gebruik willen maken van een parkeerplaats mag in zijn algemeenheid worden verwacht dat zij de nodige moeite doen om zich ervan te vergewissen dat het parkeren op de gekozen parkeerplaats is toegestaan, en zo ja, onder welke voorwaarden. Dit geldt des te meer nu [gedaagde] wist dat zij op een privéterrein parkeerde. Dat [gedaagde] dit heeft nagelaten, is een omstandigheid die voor haar rekening en risico dient te blijven. Ook de omstandigheid dat er bij meerdere bedrijventerreinen in de buurt wel gratis geparkeerd mag worden, doet aan dit oordeel niet af.
9. Daarmee staat vast dat bij het betreden van het parkeerterrein een overeenkomst tussen TMC en [gedaagde] tot stand is gekomen waarop de algemene voorwaarden van TMC van toepassing zijn. Dit betekent dat [gedaagde] op grond van voornoemd artikel 6.5 van de algemene voorwaarden aan TMC het verschuldigde parkeertarief, vermeerderd met administratiekosten ter hoogte van € 50,00 is verschuldigd. Omdat [gedaagde] deze bedragen na sommatie niet heeft voldaan is zij tevens op grond van artikel 6.6 een boete van € 300,00 verschuldigd.
10. [gedaagde] is consument, althans wordt vermoed consument te zijn.
11. Het boetebeding uit de algemene voorwaarden is opgesteld om in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen. De kantonrechter dient op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie (4 juni 2009, C 243/08, punt 32) en de Hoge Raad (13 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:691, r.o. 3.5.3) ambtshalve te beoordelen of het beding onredelijk bezwarend is. De kantonrechter stelt daarbij voorop dat, in het geval wordt vastgesteld dat een beding ‘oneerlijk’ is in de zin van artikel 3 lid 1 en punt e uit de bijlage van Richtlijn 93/13/EEG (hierna: de richtlijn), deze de boete niet mag matigen, maar zonder meer verplicht is dat beding voor de consument buiten beschouwing te laten (HvJ 30 mei 2013, C 488/11, punt 57), tenzij de consument zich hiertegen verzet (HvJ 4 juni 2009, C 243/08, punt 35). Daartoe dient artikel 6:233 BW conform de richtlijn te worden uitgelegd en — indien de kantonrechter vaststelt dat het beding ‘oneerlijk’ is — het beding ambtshalve te worden vernietigd (HR 13 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:691, r.o. 3.7.1 - 3.7.3).
12. TMC heeft - kort gezegd - als standpunt naar voren gebracht dat het beding niet oneerlijk is in de zin van de richtlijn. Het beding beoogt volgens TMC primair het doorrijden zonder te betalen te voorkomen. Voor een voldoende preventieve werking is vereist dat het verschuldigde bedrag hoog genoeg is. De boete dient als prikkel tot nakoming. Voorts leidt TMC door deze gedraging schade. Zij heeft derhalve groot belang bij het tegengaan van deze vorm van parkeerfraude. Ter bestrijding van dit probleem heeft TMC in artikel 6.6. van de algemene voorwaarden een boetebepaling opgenomen om het ongeoorloofd gebruik van het parkeerterrein tegen te gaan. In de algemene voorwaarden is de boete gemaximeerd. Het beding staat volgens TMC in een redelijke verhouding tot de voor TMC te verwachten schade door de gedraging waarop de boete is gesteld en staat als een prikkel tot nakoming in een redelijke verhouding met het belang voor TMC dat met nakoming van de verplichting is gediend.
13. De kantonrechter is van oordeel dat de door TMC bedongen boete gelet op hetgeen zij heeft gesteld over de beoogde preventieve werking daarvan en op de gemotiveerde onderbouwing van TMC van de hoogte van de hierdoor door haar geleden schade, waartegen door [gedaagde] niets is aangevoerd, niet oneerlijk is in de zin van de richtlijn 93/13.
14. Gelet op het voorgaande zijn de verklaringen voor recht en de gevorderde parkeerkosten, administratiekosten en de boete toewijsbaar zoals gevorderd.
15. Gelet op de bij de dagvaarding overgelegde aanmaning als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW wordt een bedrag aan buitengerechtelijke kosten toegewezen als na te melden.
16. [gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
verklaart voor recht dat tussen TMC en [gedaagde] op 3 januari 2018 een parkeerovereenkomst tot stand is gekomen waarop de algemene voorwaarden van TMC van toepassing zijn, ondanks het feit dat het parkeerterrein niet is afgesloten met een slagboom;
verklaart voor recht dat de contractuele boete van € 300,00 welke uit artikel 6.6. van de algemene voorwaarden van TMC voortvloeit onder deze specifieke omstandigheden geen oneerlijk beding betreft;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan TMC van:
- € 4,20 aan parkeerkosten;
- € 50,00 aan administratiekosten;
- € 300,00 aan contractuele boete;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van TMC begroot op:
- exploot € 84,09
- salaris € 120,00
- griffierecht € 119,00
-----------------
totaal € 323,09
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 15,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de betalingsveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.