ECLI:NL:RBAMS:2018:7102

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2018
Publicatiedatum
8 oktober 2018
Zaaknummer
13/679008-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijke schuld van bestuurder

Op 9 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 juni 2016 betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, een bestuurder van een personenauto, reed op de Hemsterhuisstraat in Amsterdam en nam een bocht te krap, waardoor hij op de weghelft van tegemoetkomend verkeer belandde. Dit leidde tot een aanrijding met een fietser, die hierdoor zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder ribfracturen en een hersenschudding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat resulteerde in de aanrijding. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte werd veroordeeld voor het subsidiair ten laste gelegde feit, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde. De rechtbank vond dat er sprake was van een grove stuurfout, maar dat er onvoldoende bewijs was voor aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde een taakstraf op van 100 uren en ontzegde de verdachte de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheden van de verdachte, die als pakkettenbezorger afhankelijk was van zijn rijbewijs.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/679008-17 (Promis)
Datum uitspraak: 9 oktober 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 september 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.H. Boersma en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M.L. van Gaalen naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde en verzoekt de rechtbank verdachte te veroordelen voor het subsidiair ten laste gelegde. De officier van justitie is van mening dat er sprake is van een hele forse, enkele, stuurfout door verdachte. Daardoor gedroeg hij zich zodanig dat gevaar op de weg werd veroorzaakt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt dat verdachte vrijgesproken moet worden van het primair ten laste gelegde. Zonder bijkomende omstandigheden kan uit het feit dat verdachte de bocht afsneed waardoor een aanrijding met het slachtoffer is ontstaan, niet worden afgeleid dat hij zich zodanig aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank wat het subsidiair ten laste gelegde betreft.
4.3
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 27 juni 2016 rijdt verdachte in een personenauto over de Hemsterhuisstraat, komende uit de richting van de Jan Tooropstraat en gaande in de richting van de Lelylaan, in Amsterdam. [2] Hij rijdt op de Hemsterhuisstraat en slaat bij een T-kruising, die zich bevindt ter hoogte van de Hemsterhuisstraat [huisnummer] , linksaf de Jacob Geelstraat in. [3]
Daarbij draait verdachte vroegtijdig naar links en snijdt de voor hem linker bocht af waarbij de linkerzijde van zijn voertuig nabij het trottoir komt. [4] Hierdoor ontstaat er in deze bocht een aanrijding met een fietser, [persoon 1] , die zich in de Jacob Geelstraat bevindt en bij de T-kruising rechtsaf wenst te slaan, de Hemsterhuisstraat op. [5] Op de plaats van het ongeval waren geen infrastructurele omstandigheden die verdachte het zicht belemmerden. [6] Uit de foto’s van de plaats van het ongeval valt af te leiden dat de T-kruising ruim en overzichtelijk was. [7] Het slachtoffer loopt door de aanrijding ernstig letsel op, onder meer ribfracturen, een hersenschudding, uitgebreide aangezichtsfracturen en een schouderbladfractuur. [8] Bijna twee jaar na het ongeluk is het slachtoffer nog steeds fors beperkt in zijn functioneren, heeft hij altijd hoofdpijn, is hij snel misselijk en heeft hij moeite met prikkelverwerking. [9]
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW, zoals primair is ten laste gelegd, komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Uit de redengevende feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte op de Hemsterhuisstraat bij het nemen van de bocht van zijn rechterweghelft is afgeweken naar links en vervolgens bij het afslaan naar links deze bocht veel te krap heeft genomen, waardoor hij met zijn voertuig geheel op de linkerweghelft van de Jacob Geelstraat is komen te rijden.Hij heeft simpel gezegd de binnenbocht genomen. Feitelijk was sprake van spookrijden. Door deze gedraging van verdachte is een aanrijding ontstaan tussen verdachte en een zich op zijn eigen rechterweghelft bevindende fietser.. De fietser heeft door de aanrijding ernstig letsel bekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat verdachte plaatselijk (zeer) bekend was. Ook is niet gebleken dat verdachte met een hogere snelheid heeft gereden dan de plaatselijk toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur. Van deze omstandigheid en gedraging in de tenlastelegging wordt verdachte dan ook vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden door de bocht op de hiervoor beschreven wijze te nemen. Verdachte heeft een grove stuurfout gemaakt. De rechtbank neemt daarbij in ogenschouw dat uit de foto’s van de plaats van het ongeval valt af te leiden dat de T-kruising ruim en overzichtelijk was. . De rechtbank vindt, vooral ook gezien de breedte van het wegdek van de Jacob Geelstraat, de keuze van verdachte om een bocht zo in te sturen onbegrijpelijk. Hij had alle ruimte en gelegenheid om de bocht op een normale manier, via de rechter weghelft, te nemen. Als hij dat had gedaan, had de aanrijding niet plaatsgevonden. Verdachte heeft er bovendien onvoldoende opgelet of er zich geen andere verkeersdeelnemers op de linker weghelft van de Jacob Geelstraat bevonden want hij heeft de fietser te laat gezien.
De rechtbank acht het dus aan de aanmerkelijke schuld van verdachte te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Het letsel dat het slachtoffer, [persoon 1] , hieraan heeft overgehouden kwalificeert de rechtbank, gezien de aard, de ernst en de langdurigheid van het herstel ervan, als zwaar lichamelijk letsel. Immers, uit de hiervoor weergegeven medische informatie blijkt dat het slachtoffer een kleine twee jaar na het ongeval hiervan nog steeds de gevolgen ondervindt. De rechtbank veroordeelt verdachte daarom voor het primair ten laste gelegde.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen het primair ten laste gelegde bewezen, namelijk dat verdachte op 27 juni 2016 te Amsterdam, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over Hemsterhuisstraat, zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [persoon 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten onder andere meerdere ribfracturen, hersenschudding, uitgebreide aangezichtsfracturen en schouderbladfractuur, werd toegebracht,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Hemsterhuisstraat, komende uit de richting van de Jan Tooropstraat en gaande in de richting van de Lelylaan,
verdachte is, gekomen ter hoogte van de T-kruising gelegen ongeveer ter hoogte van de Hemsterhuisstraat [huisnummer] , gezien verdachtes (rij)richting, naar links afgeslagen de Jacob Geelstraat in, waarbij hij in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geheel op de rijstrook bestemd voor het aan hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer heeft gereden,
verdachte heeft zich hierbij niet voldoende vergewist dat de rijstrook voor het aan hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer vrij was van enig verkeer, immers verdachte heeft zich hierbij niet ervan vergewist dat een fietser, zijnde voornoemde [persoon 1] , die op de rijbaan van de Jacob Geelstraat ter hoogte van de kruising met de Hemsterhuisstraat achter de haaientanden stond, althans zich daar bevond, vervolgens heeft verdachte niet tijdig afgeremd en niet uit kunnen wijken voor deze fietser,
verdachte is vervolgens tegen deze fietser aangereden waardoor voornoemde [persoon 1] vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem subsidiair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 450,00. Daarnaast heeft hij de rechtbank verzocht verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen te ontzeggen voor de duur van twee maanden. De officier van justitie is van mening dat deze bijkomende straf voorwaardelijk dient te worden opgelegd met een proeftijd van twee jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en met het feit dat verdachte zich na het ongeval direct om het slachtoffer heeft bekommerd. Bovendien is hij na het ongeval naar het ziekenhuis gegaan om zijn excuses aan te bieden. Tot slot stelt de raadsman dat verdachte pakkettenbezorger is en dat een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid tot het einde van zijn dienstbetrekking zal leiden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft door aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag een aanrijding veroorzaakt met een fietser, [persoon 1] . [persoon 1] heeft hierbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De aanrijding heeft voor [persoon 1] ernstige gevolgen gehad. Bijna twee jaar na het ongeluk is hij nog steeds fors beperkt in zijn functioneren. Hij heeft altijd hoofdpijn, is snel misselijk en heeft moeite met prikkelverwerking.
De rechtbank hecht bij de strafoplegging belang aan de oriëntatiepunten die zijn ontwikkeld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Volgens deze oriëntatiepunten is het uitgangspunt bij het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld bij verdachte en zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer oplegging van een taakstraf van 120 uren en daarnaast een onvoorwaardelijke ontzegging motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden.
De rechtbank ziet in dit geval geen redenen om een hogere straf op te leggen dan voornoemd oriëntatiepunt. Blijkens een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 augustus 2018 is verdachte niet eerder voor soortgelijke verkeersfeiten veroordeeld. Verdachte heeft ook toegegeven dat hij fout heeft gehandeld.
De rechtbank ziet wel redenen om naar beneden af te wijken van voornoemd oriëntatiepunt.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak sprake van de ondergrens van aanmerkelijke schuld. De officier van justitie vond de stuurfout van verdachte net te weinig voor aanmerkelijke schuld als bedoeld in artikel 6 WVW. De rechtbank vindt de stuurfout in de gegeven omstandigheden van een overzichtelijke en ruime verkeerssituatie net voldoende voor aanmerkelijke schuld. De rechtbank is daarnaast, met de raadsman, van oordeel dat er in onderhavige zaak sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan verdachte, is dat eveneens reden om een lager straf op te leggen. Tot slot is op zitting gebleken dat verdachte vanwege zijn werkzaamheden als pakkettenbezorger niet zonder zijn rijbewijs kan.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 100 uren passend is. De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dient te worden ontzegd voor de duur van zes maanden, conform de oriëntatiepunten, maar dan geheel voorwaardelijk.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht, en op de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
- Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
100 (honderd) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
50 (vijftig) dagen.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.C.M. Oude Hengel, voorzitter,
mrs. L. Dolfing en A. Meester, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Klaveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 oktober 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
[...]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 20 november 2016 (hierna: VOA), p. 42.
3.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 25 september 2018.
4.VOA, p. 53 en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 25 september 2018.
5.VOA, p. 53 en proces-verbaal van verhoor benadeelde, van 28 september 2016, p. 18.
6.VOA, p. 50 en 51.
7.VOA foto 1 p. 43 en foto 3 p. 44.
8.Proces-verbaal van verhoor benadeelde, van 28 september 2016, p. 19.
9.Een brief, geschreven door revalidatiearts drs. J.D.M. Vloothuis-de Boone, verbonden aan Reade (revalidatie en reumatologie) van 9 april 2018, p. 1.