ECLI:NL:RBAMS:2018:7101

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2018
Publicatiedatum
8 oktober 2018
Zaaknummer
13/679040-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door alcohol en snelheidsovertreding

Op 9 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 oktober 2016 betrokken was bij een verkeersongeval op de Ookmeerweg te Amsterdam. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, reed met een snelheid van 100 kilometer per uur op een weg waar de maximumsnelheid 50 kilometer per uur was. Tijdens het rijden was hij bezig met het instellen van zijn navigatie, waardoor hij niet goed op de weg lette en op de verkeerde weghelft terechtkwam. Dit leidde tot een frontale aanrijding met een andere auto, bestuurd door het slachtoffer, die als gevolg van de aanrijding zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een ribfractuur en andere verwondingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend had gedragen, wat leidde tot de aanrijding en het letsel van het slachtoffer. De verdachte heeft na het ongeval de plaats van het ongeval verlaten, wat ook als een strafbaar feit werd aangemerkt. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde feiten en legde een taakstraf op van 240 uren, evenals een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds het ongeval.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/679040-16 (Promis)
Datum uitspraak: 9 oktober 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 september 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.H. Boersma en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. L.P.A. Voskuilen naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tekst van de integrale tenlastelegging, die is gewijzigd op de zitting van 3 juli 2018, is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie verwijt verdachte dat hij een ongeluk heeft veroorzaakt als gevolg van het overschrijden van de toegestane maximumsnelheid, het al rijdende instellen van zijn navigatie, het besturen van een voertuig na het drinken van alcohol en het rijden op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer. Door dit ongeluk heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De officier van justitie is van mening dat voornoemde de grenzen van aanmerkelijke onvoorzichtigheid overschrijdt en dat sprake is van zeer onvoorzichtig gedrag. Hij verzoekt de rechtbank het primair onder 1. ten laste gelegde feit bewezen te verklaren. Daarnaast stelt hij zich op het standpunt dat het verlaten van het plaats van het ongeval, zoals onder 2. ten laste gelegd, ook bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat geen sprake is van zeer onvoorzichtig rijgedrag bij verdachte zodat verdachte van dit deel van het primair onder 1. ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Daarnaast kan volgens de raadsvrouw niet worden bewezen dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft overgehouden aan het ongeval. Verder vindt de raadsvrouw dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2. ten laste gelegde. Ten eerste omdat verdachte geen wetenschap van letsel bij het slachtoffer had, dan wel dat hij dit redelijkerwijs moest vermoeden. Ten tweede omdat zij vindt dat verdachte het slachtoffer niet in een hulpeloze toestand heeft achtergelaten, omdat er omstanders waren die direct eerste hulp verleenden.
4.3
Feiten en omstandigheden ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 13 oktober 2016 omstreeks 22:30 uur heeft op de Ookmeerweg te Amsterdam een ongeval plaatsgevonden waarbij twee auto’s, een zwarte Toyota Auris en een rode Opel Astra, frontaal op elkaar zijn gebotst. [2] Aan dit ongeval heeft de bestuurder van de Opel Astra, [persoon 1] (hierna: het slachtoffer), ernstig letsel overgehouden, waaronder een ribfractuur, diverse kneuzingen (aan een knie en ribben), bloeduitstortingen, nek- en rugklachten, een waas voor het linkeroog en een litteken op de borst. [3]
De Ookmeerweg is gelegen binnen de bebouwde kom. De wettelijke toegestane maximumsnelheid bedroeg 50 kilometer per uur. De Ookmeerweg bestaat uit twee rijstroken: één rijstrook bestemd voor het verkeer in de richting van de Etnastraat en één rijstrook bestemd voor het verkeer in de richting van de Osdorper Ban. [4] De rijstroken worden op de plek van het ongeval van elkaar gescheiden door een middenberm met daarin gras. Bij het begin van de splitsing van de rijstroken staat een blauw bord met een witte pijl (bord D2). Deze pijl geeft de richting aan die het verkeer vanuit de Osdorper Ban in de richting van de Etnastraat dient te volgen. [5] Verdachte kwam uit de richting van de Osdorper Ban. Bij de splitsing van de rijstroken is verdachte de middenberm aan de verkeerde kant gepasseerd en gaan rijden op de rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer in de richting van de Osdorper Ban. Op dat moment reed het slachtoffer op deze rijstrook. Verdachte is vervolgens met zijn auto tegen de auto van het slachtoffer aangereden. [6] en tijde van het ongeval verkeerde verdachte onder invloed van alcohol. Naar eigen zeggen had hij die avond twee biertjes en drie wijntjes gedronken, waarna hij in de auto is gestapt. [7] Uit later onderzoek is gebleken dat in het bloed van verdachte een ethanolconcentratie is gemeten van 1,42 mg/ml. [8] Deze waarde lag dus ruim boven de wettelijk vastgestelde grens van 0,5 mg/ml. [9] Uit onderzoek naar de
Event Data Recordervan de auto van verdachte volgt dat hij op ongeveer 5 seconden voor het ongeluk met zijn auto een snelheid van 100 kilometer per uur bereikte, waarna hij met een snelheid van 65 kilometer nagenoeg frontaal op de auto van het slachtoffer is gebotst. [10] Verdachte heeft verklaard dat hij vlak voor het ongeval zijn navigatie aan het instellen was en dat hij later heeft gehoord dat hij op de verkeerde weghelft is beland. [11]
4.4
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), zoals primair onder 1. is ten laste gelegd, komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Verdachte is onder invloed van bijna driemaal de wettelijke toegestane hoeveelheid alcohol de weg op gegaan. Hij reed met een snelheid van 100 kilometer per uur waar maximaal 50 km/h was toegestaan. En in plaats van goed op de weg te letten, was hij bezig met zijn navigatie. De rechtbank is van oordeel dat voornoemd gedrag van verdachte
zeeronvoorzichtig en onoplettend is geweest. Als gevolg van dit gedrag heeft de aanrijding plaatsgevonden. Zijn drankgebruik, hoge snelheid en onoplettende gedrag bij het instellen van zijn navigatie hebben ervoor gezorgd dat hij op de verkeerde weghelft is beland, waar een andere weggebruiker reed.. De veel te hoge snelheid waarmee verdachte reed, heeft ook bijgedragen aan de impact van de aanrijding.
Het letsel dat het slachtoffer hieraan heeft overgehouden kwalificeert de rechtbank, gezien de aard, de ernst en de langdurigheid van het herstel ervan, als zwaar lichamelijk letsel. Na het ongeval kampte hij met een ribfractuur, diverse kneuzingen (knie, ribben), bloeduitstortingen, nek- en rugklachten, een waas voor het linkeroog en een litteken op de borst. Hij kon een periode niet autorijden en niks in het huishouden doen. Tweeëneenhalve maand na het ongeval kon hij pas weer werken en ten tijde van het afleggen van een verklaring in januari 2017 was hij nog steeds niet in staat normaal te lopen en te rennen.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde dus bewezen, waarbij de rechtbank komt tot zeer onvoorzichtig rijgedrag van verdachte en zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer.
4.5
Feiten en omstandigheden ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
Verder wordt verdachte verweten dat hij na het ongeval de plaats van dat ongeval heeft verlaten en het slachtoffer in hulpeloze toestand heeft achtergelaten. De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij een grote ravage zag op de kruising van de Ookmeerweg en de Baldwinweg te Amsterdam. [12] Dit wordt ondersteund door genomen foto’s van de plaats van het ongeval en de daarbij betrokken voertuigen. [13] Het slachtoffer heeft verklaard dat hij heel veel pijn had, dat hij zijn auto wilde uitstappen maar dat dit niet lukte omdat hij de deur niet open kreeg. [14] De getuige liep naar de bestuurder van de zwarte personenauto (de rechtbank begrijpt: de Toyota Auris van verdachte) en vroeg aan de bestuurder ervan (de rechtbank begrijpt: verdachte) of het goed met hem ging. Verdachte antwoordde hierop: ‘Ja, het gaat goed.’ Daarna stapte hij uit de auto en liep hij weg. [15] Ter plaatse gekomen verbalisanten zijn op zoek gegaan naar verdachte en zagen hem, met behulp van het opgegeven signalement en getuigen, nabij de Marianellestraat. Verdachte liep met snelle pas weg en na een stuk te hebben gerend spraken verbalisanten verdachte aan, waarna hij zich legitimeerde. [16] Verdachte verklaarde hen dat hij een ongelukje heeft gehad, een gebroken pink heeft, dat hij een ander frontaal heeft geraakt en dat hij niet wist wat hij moest doen. Verder vertelde hij dat hij onderweg was naar Schiphol om zijn vriendin om te halen en dat hij wel wat had gedronken maar ‘dat hij dacht dat het wel kon’. [17]
4.4
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
Uit de redengevende feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte de plaats van het ongeval, op de kruising van de Baldwinstraat en de Ookmeerweg, heeft verlaten. Hij is immers nabij de Marianellestraat en dus niet op de plaats van het ongeval door verbalisanten aangetroffen.
Hieraan voorafgaand vond een nagenoeg frontale aanrijding plaats met hoge snelheid. Op het moment van de aanrijding reed verdachte 65 kilometer per uur en bovendien was ook het voertuig van het slachtoffer in beweging. Gelet op de staat van beide voertuigen na de aanrijding was de impact van de aanrijding groot. Verder staat vast dat het slachtoffer hulp behoefde. Niet alleen kon het slachtoffer niet zonder hulp uit zijn auto komen, maar ook was hij door de aanrijding gewond geraakt. Gelet op de impact van de aanrijding en de mate van bewustheid bij verdachte daarvan – gezien zijn heldere en adequate verklaring over het ongeval ten overstaan van verbalisanten – moet verdachte minst genomen redelijkerwijs hebben vermoed dat aan een ander door het ongeval letsel en schade was toegebracht. Gesteld noch gebleken is dat verdachte zich ervan heeft vergewist of aan het slachtoffer enige vorm van hulp werd geboden. Verdachte is vrijwel direct na het ongeval bij de plaats van het ongeval weggelopen. Hij heeft het slachtoffer in hulpeloze toestand achtergelaten. De omstandigheid dat een toevallige omstander (getuige [getuige 2] ) na de vraag aan verdachte of het met hem ging, zich naar de auto van het slachtoffer heeft begeven, maakt dit niet anders en dit kan de strafbaarheid van handelen in strijd met het in artikel 7 eerste lid onder b WVW gegeven verbod niet opheffen. Het verweer van de raadsvrouw staat bovendien haaks op de ratio van de strafbaarstelling, waarbij van de bij het ongeval betrokkene wordt gevergd dat hij zichzelf bekommert om het hulpbehoevende slachtoffer.
De rechtbank komt dus tot een bewezenverklaring van het onder 2. ten laste gelegde.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van het primair onder 1. ten laste gelegde:
op 13 oktober 2016 te Amsterdam, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Ookmeerweg, zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan [persoon 1] , zwaar lichamelijk letsel, te weten, een gebroken rib, een waas voor het linkeroog en een litteken, werd toegebracht,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft onder invloed van alcoholische middelen gereden over de Ookmeerweg, komende uit de richting van de Osdorper Ban, en gaande in de richting van de Etnastraat,
verdachte is gekomen bij de middenberm die de rijstrook in zijn richting scheidde van de rijstrook in de richting van de Osdorper Ban, in strijd met artikel 3 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en een in zijn rijrichting gekeerd bord D2 Bijlage 1 bij voornoemd reglement, niet zijn rijstrook blijven volgen,
verdachte heeft vervolgens de Ookmeerweg in de rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer bereden,
verdachte heeft zich daarbij niet vergewist dat de Ookmeerweg vrij was van enig verkeer,
verdachte is niet tijdig afgeremd en is niet voldoende uitgeweken voor voornoemde [persoon 1],
verdachte is vervolgens tegen voornoemde [persoon 1] aangereden, waardoor voornoemde [persoon 1] vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht,
terwijl verdachte ongeveer 5 seconden voor de aanrijding 100 kilometer per uur had gereden,
terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde:
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden, op 13 oktober 2016 te Amsterdam, de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [persoon 1] ) letsel of schade was toegebracht en een ander (te weten [persoon 1] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem onder 1. subsidiair en onder 2. bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf ter hoogte van 240 uren. Daarnaast heeft hij de rechtbank verzocht verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen te ontzeggen voor de duur van twee jaren met aftrek van de tijd die het rijbewijs al ingevorderd is geweest. De officier van justitie is van mening dat deze bijkomende straf onvoorwaardelijk dient te worden opgelegd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank bij een strafoplegging verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met het feit dat hij zijn spijt heeft betuigd. Verdachte is als gevolg van het ongeval zijn baan verloren, kwam in financieel zwaar weer en moest noodgedwongen zijn woning verlaten. Hierna is hij in een depressie geraakt en bovendien kon hij geen nieuwe baan vinden. Nu hij een nieuwe woning heeft, een geldig rijbewijs en een nieuwe baan zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de positieve ontwikkelingen in zijn leven doorkruisen. Tot slot is de raadsvrouw van mening dat rekening gehouden dient te worden met het tijdsverloop en het feit dat verdachte een zogenoemde EMA-cursus heeft moeten volgen en betalen. De raadsvrouw heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit, eventueel in combinatie met een taakstraf en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen gelijk aan de duur die het rijbewijs al ingevorderd is geweest.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is na het nuttigen van een flinke hoeveelheid alcohol in de auto gestapt en naar Schiphol gereden. Rijdend over de Ookmeerweg in Amsterdam heeft hij, onder invloed van alcohol, met zijn auto een snelheid bereikt van 100 kilometer per uur op een weg waar een wettelijk snelheidsmaximum van 50 kilometer per uur gold. Al rijdende heeft hij geprobeerd zijn navigatie in te stellen. Hij heeft niet goed op de weg gelet en is op de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer beland. Feitelijk was hij aan het spookrijden. Vervolgens is hij tegen de auto met [persoon 1] als bestuurder aangereden. Het slachtoffer heeft letsel opgelopen door de aanrijding, raakte bewusteloos en werd wakker toen hij een brandlucht rook. Toen hij wakker werd, wilde hij zijn autodeur openen om uit zijn auto te stappen. Dit lukte hem echter niet. Voor het slachtoffer is dit erg beangstigend geweest, zo blijkt uit zijn verklaring. Wat als de auto in brand was gevlogen en hij er nog in zat? Uiteindelijk is de brandweer gekomen, heeft de brandweer zijn autodeur open ‘geknipt’ en kon het slachtoffer zijn auto verlaten. Verdachte heeft zich helemaal niet om het slachtoffer bekommerd. Sterker nog, na het ongeval heeft verdachte de plaats van het ongeval verlaten en heeft hij het slachtoffer in hulpeloze toestand achtergelaten. Hiermee heeft verdachte zich onttrokken aan de verantwoordelijkheid die rust op een verkeersdeelnemer die een ongeluk veroorzaakt, namelijk het zich bekommeren om het slachtoffer die als gevolg van het handelen van verdachte, hulp behoefde. Dit getuigt van een gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef als verkeersdeelnemer. Het slachtoffer neemt dit verdachte terecht zeer kwalijk. De rechtbank acht dit ook zeer kwalijk.
Het slachtoffer heeft een hele tijd last gehad van het letsel dat verdachte heeft veroorzaakt, zo blijkt onder meer uit zijn slachtofferverklaring. Gelukkig lijkt het letsel inmiddels volledig te zijn hersteld.
Ten nadele van verdachte heeft de rechtbank gelet op het uittreksel Justitiële Documentatie van 31 augustus 2018. Hieruit volgt dat verdachte tweemaal, in 2009 en 2011, een geldboete heeft gekregen voor het rijden onder invloed van alcohol. Verdachte was aldus een gewaarschuwd mens en heeft er toch wederom voor gekozen om te rijden terwijl hij had gedronken. Dat vindt de rechtbank zeer zorgelijk.
De rechtbank hecht bij de strafoplegging belang aan de oriëntatiepunten zoals deze zijn vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), en die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Volgens deze oriëntatiepunten is het uitgangspunt bij het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij sprake is van ernstige schuld bij verdachte waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen en het gemeten alcoholgehalte bij verdachte meer dan 570 ug/l is, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en daarnaast een onvoorwaardelijke ontzegging motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren.
Gelet op het kwalijke van het rijgedrag van verdachte, de omstandigheid dat hij de plaats van het ongeval heeft verlaten en de gevolgen van het ongeluk voor het slachtoffer, is een forse straf op zijn plaats. De rechtbank ziet met de officier van justitie echter redenen om in plaats van een gevangenisstraf een taakstraf op te leggen.
Inmiddels zijn er bijna twee jaren verstreken sinds het ongeluk. In die die periode is er in het persoonlijke leven van verdachte veel gebeurd. Na het ongeluk is gedurende zeven maanden het rijbewijs van verdachte ingevorderd geweest. Daardoor kon hij zijn werk niet meer uitvoeren en is hij zijn baan verloren. Als gevolg hiervan kon hij zijn huur niet meer betalen, is hij zijn woning kwijt geraakt en depressief geraakt. Verdachte is in feite deels dus al gestraft voor zijn zeer foute gedrag. Hoewel het alles behalve aan verdachte te danken is, valt het letsel van het slachtoffer relatief gezien mee. Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak sprake van de ondergrens van wat te kwalificeren is als ‘zwaar lichamelijk letsel’. Het moge duidelijk zijn dat, gezien de snelheid van beide auto’s en de nagenoeg frontale botsing, het ongeluk (voor zowel het slachtoffer als voor verdachte) vele malen erger had kunnen aflopen. Dat is gelukkig echter niet gebeurd. Tot slot neemt de rechtbank mee dat verdachte schuldbewust overkomt. Hij ziet in dat hij grote fouten heeft gemaakt en lijkt als gevolg van de aanrijding en de alcoholcursus die hij bij het CBR heeft moeten volgen, nu ook echt in te zien dat hij nooit meer moet rijden met alcohol op.
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte een taakstraf voor de maximale duur van 240 uren dient te worden opgelegd. Naast het opleggen van een taakstraf, vindt de rechtbank dat verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dient te worden ontzegd. Hoewel verdachte heeft aangegeven zijn rijbewijs voor zijn (nieuwe) baan nodig te hebben, is de rechtbank van oordeel dat, gezien de ernst van de feiten, het letsel en het leed bij het slachtoffer en de omstandigheid dat verdachte eerder onder invloed van alcohol heeft gereden , niet kan worden volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke ontzegging gelijk aan tijd die het rijbewijs al ingevorderd is geweest. Verdachte zal desnoods tijdelijk ander werk moeten gaan verrichten. De rechtbank ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die het rijbewijs al ingevorderd is geweest. Het voorwaardelijk deel dient als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw de fout in te gaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht, en op de artikelen 6, 7, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1. primair bewezen verklaarde:
- Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid onderdeel b, van deze wet (1,42 milligram);
ten aanzien van het onder 2. bewezen verklaarde:
- Overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
120 (honderdtwintig) dagen.
Ontzegt verdachte ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
3 (drie) jaren.
Bepaalt dat de duur van deze ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest.
Beveelt dat een gedeelte, groot
1 (één) jaarvan deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.C.M. Oude Hengel, voorzitter,
mrs. L. Dolfing en A. Meester, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Klaveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 oktober 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
[...]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 25 januari 2017 (hierna: VOA), p. 64 e.v.
3.Proces-verbaal van verhoor benadeelde, p. 9.
4.VOA, p. 66.
5.VOA, p. 66 en afbeelding op p. 67.
6.VOA p. 72
7.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 25 september 2018.
8.Rapport alcohol in het verkeer van K.S. Kruseman, Deskundige Forensische Toxicologie, Nederlands Forensisch Instituut, p. 51.
9.Een geschrift, te weten een brief geschreven en ondertekend door [persoon 2] , korpschef, p. 52.
10.Proces-verbaal analyse uitlezing
11.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 25 september 2018.
12.Proces-verbaal van bevindingen (verklaring van getuige [getuige 1] ), p. 28.
13.Fotomap, p. 103-110.
14.Proces-verbaal van verhoor benadeelde, p. 9.
15.Proces-verbaal van bevindingen (verklaring van getuige [getuige 1] ), p. 28.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 31.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 32.