ECLI:NL:RBAMS:2018:704

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2018
Publicatiedatum
12 februari 2018
Zaaknummer
13/684335-17 en 13/701803-15 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het verkopen en vervoeren van harddrugs met oplegging van ISD-maatregel

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 februari 2018 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het verkopen en vervoeren van harddrugs. De verdachte, geboren in 1992 en gedetineerd, werd beschuldigd van het verkopen van 5 tabletten MDMA op 20 juli 2017 en het vervoeren van verschillende hoeveelheden MDMA en cocaïne op 19 oktober 2017. Tijdens de zitting op 25 januari 2018 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. P.C. Velleman, en de verdediging van de verdachte, mr. W.M. Chung, gehoord. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 20 juli 2017 de pillen aan een toerist had verkocht en dat hij op 19 oktober 2017 de drugs had vervoerd. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verdediging van de verdachte dat hij de pillen niet meer in bezit had op het moment van aanhouding. De rechtbank legde de verdachte een geldboete op van 370 euro, te vervangen door zeven dagen hechtenis bij gebreke van betaling, en een ISD-maatregel van twee jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet had geleerd van eerdere aanhoudingen en dat zijn gedrag bijdroeg aan de overlast van drugs in de samenleving. De ISD-maatregel werd gezien als noodzakelijk voor gedragsverandering en om recidive te voorkomen. De rechtbank volgde de aanbevelingen van de reclassering en legde de maatregel voor de maximale termijn op, zonder aftrek van voorarrest.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/684335-17 en 13/701803-15 (tul)
Datum uitspraak: 8 februari 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , gedetineerd in het [detentieadres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. P.C. Velleman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. W.M. Chung, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 20 juli 2017 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het verkopen van 5 tabletten MDMA (feit 1) en dat hij deze tabletten aanwezig heeft gehad (feit 2). Daarnaast is aan verdachte ten laste gelegd dat hij op 19 oktober 2017 in Amsterdam verschillende hoeveelheden MDMA en cocaïne heeft verkocht of vervoerd (feit 3) en dat hij MDMA en cocaïne aanwezig heeft gehad (feit 4).
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Op grond van de verklaring van verdachte en de verklaring van getuige [persoon] , kunnen de feiten 1 en 2 worden bewezen. Verdachte dient van feit 3 te worden vrijgesproken. Uit het dossier blijkt dat verdachte geen MDMA en cocaïne heeft verkocht, afgeleverd of verstrekt. Er zou hoogstens gedacht kunnen worden aan het vervoeren van drugs, maar daarvan is in dit geval geen sprake, ook al interpreteert de Hoge Raad het bestanddeel ‘vervoeren’ in dit verband ruim.
Verdachte heeft bekend dat hij de drugs bij zich had op 19 oktober 2017, zodat feit 4 kan worden bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Voor de feiten van 20 juli 2017 (feiten 1 en 2) moet vrijspraak volgen. Op het moment van de aanhouding had verdachte de pillen niet meer in bezit, zodat niet kan worden bewezen dat hij deze aanwezig heeft gehad. Er is ook geen sprake van verkopen, omdat het een vriendendienst betrof en verdachte slechts het bedrag wat hij zelf voor de pillen had betaald, heeft gevraagd. De raadsman is het ten aanzien van de feiten 3 en 4 eens met het standpunt van de officier van justitie.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij op 20 juli 2017 [persoon] , een Amerikaanse toerist, tegenkwam. [persoon] , die hij de vorige dag bij het uitgaan had leren kennen, vroeg aan verdachte of hij nog wat pillen had. Verdachte had toevallig 5 pillen bij zich, hij had deze voor zichzelf gekocht. Vervolgens heeft verdachte deze pillen aan [persoon] gegeven. Verdachte heeft hiervoor het bedrag ontvangen dat hij zelf ook voor de pillen had betaald. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit het voorgaande kan worden afgeleid dat verdachte op 20 juli 2017 de 5 pillen aan [persoon] heeft verkocht en dat hij ze voorhanden heeft gehad. Of hij daarbij winst heeft gemaakt doet niet ter zake. De feiten 1 en 2 zijn daarmee wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feiten 3 en 4 overweegt de rechtbank dat verdachte niet ontkent dat hij de ten laste gelegde hoeveelheden MDMA en cocaïne bij zich had op 19 oktober 2017. Feit 4 kan daarmee, in combinatie met de overige bewijsmiddelen, worden bewezen. Uit het dossier blijkt dat verdachte de drugs bij zich droeg. Verdachte liep rond bij de Westergasfabriek en sprak mensen aan die in de rij stonden voor een feest. Anders dan de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat hiermee is bewezen dat verdachte de drugs heeft vervoerd. De rechtbank wijst in dit verband op de jurisprudentie van de Hoge Raad, waaruit blijkt dat het begrip ‘vervoeren’ in dit verband ruim moet worden geïnterpreteerd (bijvoorbeeld HR 8 mei 1984, NJ 1984/701).

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de als bijlage II aan dit vonnis gehechte en daarvan deel uitmakende bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
feit 1
op 20 juli 2017 te Amsterdam opzettelijk heeft verkocht aan [persoon] 5 tabletten van een materiaal bevattende MDMA;
feit 2
op 20 juli 2017 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 5 tabletten van een materiaal bevattende MDMA (itemnummer 5421312);
feit 3
op 19 oktober 2017 te Amsterdam opzettelijk heeft vervoerd
- 59 tabletten van een materiaal bevattende MDMA (itemnummer 5467897) en
- 0,76 gram van een materiaal bevattende MDMA (itemnummer 5467995, D) en
- 2,19 gram van een materiaal bevattende MDMA (itemnummer 5467997) en
- 0,87 gram van een materiaal bevattende cocaïne (itemnummer 5467995, B) en
- 1,68 gram van een materiaal bevattende cocaïne (itemnummer 5467995, C);
feit 4
op 19 oktober 2017 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 59 tabletten van een materiaal bevattende MDMA (itemnummer 5467897) en
- 0,76 gram van een materiaal bevattende MDMA (itemnummer 5467995, D) en
- 2,19 gram van een materiaal bevattende MDMA (itemnummer 5467997) en
- 0,87 gram van een materiaal bevattende cocaïne (itemnummer 5467995, B) en
- 1,68 gram van een materiaal bevattende cocaïne (itemnummer 5467995, C).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregel

7.1.
Eis van de officier van justitieDe officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een geldboete van 370,00 euro bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van zeven dagen. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte nog een laatste kans moet worden gegeven en dat daarom niet de ISD-maatregel dient te worden opgelegd.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal aan verdachte de ISD-maatregel opleggen en daarnaast een geldboete van 370,00 euro opleggen. Deze maatregel en straf zijn in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder overweegt de rechtbank het volgende.
In juli 2017 wordt verdachte aangehouden omdat hij 5 XTC-pillen verkoopt aan een toerist. Enkele dagen later wordt zijn voorlopige hechtenis onder voorwaarden geschorst door de rechter-commissaris. Eén van die voorwaarden houdt in dat verdachte geen nieuwe strafbare feiten mag plegen. Een paar maanden later, in oktober 2017, wordt verdachte echter opnieuw aangehouden, omdat hij MDMA en cocaïne probeert te verkopen. Er worden verschillende hoeveelheden MDMA en cocaïne bij verdachte aangetroffen waaronder een handelshoeveelheid van 59 tabletten bevattende MDMA. Blijkbaar heeft verdachte niet van zijn eerdere aanhouding geleerd en werd hij onvoldoende afgeschrikt door de omstandigheid dat hij in een schorsing van de voorlopige hechtenis liep.
Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan vervelende feiten. De handel in drugs levert overlast op. Daar komt bij dat drugs verslavend werken, met alle gevolgen van dien. Veel verslaafden plegen vermogensdelicten om hun verslaving te kunnen bekostigen. Indirect draagt verdachte hieraan bij door drugs te verkopen.
Bovendien blijkt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie dat verdachte in het verleden veelvuldig voor strafbare feiten is veroordeeld. Deze veroordelingen hebben blijkbaar niet tot het gewenste resultaat geleid, namelijk dat verdachte geen strafbare feiten meer pleegt.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 20 november 2017, opgemaakt door mevrouw S. Meurs. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Indien verdachte schuldig wordt bevonden, wordt geadviseerd een ISD-maatregel op te leggen. Begeleiding, onderzoek en behandeling in een ambulant kader zijn niet uitvoerbaar gebleken. De ISD-maatregel biedt de heer [verdachte] de mogelijkheid om – in eerste instantie – in een gesloten setting deel te nemen aan interventies gericht op gedragsverandering. Wij zien de ISD-maatregel momenteel als het enige strafrechtelijke kader, waarbinnen de diagnostiek, behandeling en begeleiding plaats kan vinden die nodig zijn voor gedragsverandering en positieve beïnvloeding van het recidiverisico.
Betrokkene komt vanaf 2009 met justitie in aanraking. Betrokkene is veroordeeld tot onvoorwaardelijke straffen, waaronder werkstraffen, geldboetes en voorwaardelijke sancties, waarvan twee keer met bijzondere voorwaarden. In 2015 kreeg betrokkene opnieuw bijzondere voorwaarden opgelegd in het kader van een voorwaardelijke ISD-maatregel. Het reclasseringstraject is voortijdig afgesloten wegens onvoldoende medewerking van betrokkene.
Ten aanzien van het overtreden van de Opiumwet is er sprake van een (beginnend) patroon. Er kan gesproken worden van een patroon van vermogensdelicten waar onderhavige zaken mogelijk eveneens deel van uitmaken.
Sinds 2013 stond betrokkene met enkele tussenpozen onder toezicht bij de reclassering. De toezichten hebben niet tot de gewenste gedragsverandering geleid en betrokkene blijft in aanraking komen met justitie. Geconcludeerd kan worden dat betrokkene niet gemotiveerd is voor gedragsverandering en hij onvoldoende meewerkt aan daarop gerichte interventies, ook niet in een verplicht kader. De reclassering vindt een reclasseringstraject niet uitvoerbaar en ziet geen mogelijkheden in een dergelijk kader. Een ISD-setting biedt een strak kader, met meer mogelijkheden tot het uitvoeren van psychologisch onderzoek en het opstellen van een bijbehorend plan van aanpak voor behandeling en/of begeleiding. De intramurale setting kan ondersteunend werken bij het laten slagen van deze interventies. De mate van medewerking van betrokkene heeft invloed op de duur van het intramurale gedeelte van ISD. De inschatting is dat dit een motiverend effect op hem kan hebben.
De deskundige Meurs heeft haar advies op de terechtzitting toegelicht. Zij heeft – kort gezegd – verklaard dat zij blijft bij het advies om de ISD-maatregel aan verdachte op te leggen. Dit is noodzakelijk voor verdachte om recidive te voorkomen en een betere toekomst te creëren voor hemzelf. De inschatting is dat het ISD-kader effectiever is, omdat er snel iets opgebouwd kan worden als de betreffende persoon gemotiveerd is en zich inzet.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel justitiële documentatie van 29 december 2017 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 20 juli 2017 meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

8.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 26 juli 2017 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/701803-15, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 15 december 2015 van de meervoudige strafkamer te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren, met bevel dat deze maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf afwijzen omdat de ISD-maatregel al in de hoofdzaak aan verdachte wordt opgelegd.

9.Ten aanzien van het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. geld euro 370,- (4 x 50, 7 x 20, 3 x 10) 5467895
2 1.00 STK Papier papier met alle feesten van het ADE 5467903
3 1.00 STK Zaktelefoon kleur zwart, NOKIA 5467900
4 1.00 STK Zaktelefoon kleur wit, APPLE Iphone 5467901
5 1.00 STK Zaktelefoon kleur beige, SAMSUNG 5467898
9.1.
Verbeurdverklaring
De voorwerpen met nummers 2 en 3, behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van deze voorwerpen het onder 3 en 4 bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
9.2.
Teruggave aan verdachte
Ook de andere voorwerpen behoren aan verdachte toe. Deze zullen aan hem worden teruggegeven. Daarbij geldt dat op het bedrag van 370,00 euro ook conservatoir beslag ligt, welk beslag zal voortduren.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 23, 24c, 33, 33a, 38m, 38n, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en 2 en 10 van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde en ten aanzien van het onder 3 en 4 ten laste gelegde, telkens:
‘eendaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
meermalen gepleegd’
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van
370,00 euro(zegge: driehonderdzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van zeven (7) dagen.
Legt op de maatregel tot
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
TWEE (2) JAREN.
Verklaart verbeurd:
2 1.00 STK Papier papier met alle feesten van het ADE 5467903;
3 1.00 STK Zaktelefoon kleur zwart, NOKIA 5467900;
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1. geld euro 370,- (4 x 50, 7 x 20, 3 x 10) 5467895;
4 1.00 STK Zaktelefoon kleur wit, APPLE Iphone 5467901;
5 1.00 STK Zaktelefoon kleur beige, SAMSUNG 5467898.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/701803-15 af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.P. Pompe, voorzitter,
mrs. L. Voetelink en E. Dinjens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.C. Wagter, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 februari 2018.