Op 25 september 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een rekestprocedure met parketnummer 13/751870-17. Deze uitspraak betreft een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering is ingediend naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 20 juli 2017 door de Poolse autoriteiten is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1959 in Polen, wordt beschuldigd van het niet betalen van kinderalimentatie, wat onder artikel 255 van het Wetboek van Strafrecht valt. Tijdens de openbare zitting op 11 september 2018 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de officier van justitie, mr. R. Vorrink, heeft de zaak gepresenteerd. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd, omdat zij meer informatie nodig heeft over de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering is gevraagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB niet duidelijk maakt of de opgeëiste persoon zijn kinderen daadwerkelijk in een hulpeloze toestand heeft gebracht, wat een vereiste is voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom besloten het onderzoek te heropenen en de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om nadere vragen te stellen aan de Poolse autoriteiten. De rechtbank heeft de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk in de Poolse taal bevolen voor een nader te bepalen datum.