ECLI:NL:RBAMS:2018:6954

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2018
Publicatiedatum
1 oktober 2018
Zaaknummer
13/751000-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelaatbaarheid van de overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in België

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 september 2018 uitspraak gedaan in een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Parket van de procureur des Konings Antwerpen op 3 november 2017. De opgeëiste persoon, geboren in 1969, is in België veroordeeld tot een vrijheidsstraf van drie jaar. De rechtbank heeft de zaak behandeld op verschillende zittingen, waarbij de detentieomstandigheden in België en de mogelijkheid van stakingen in Belgische gevangenissen een belangrijke rol speelden.

Tijdens de zitting op 14 juni 2018 heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toelaatbaarheid van de overlevering, terwijl de raadsman geen verweer voerde. De rechtbank heeft de beslistermijn verlengd om meer tijd te hebben voor beraad. In de tussenuitspraak van 28 juni 2018 heeft de rechtbank aangegeven dat recente ontwikkelingen in België aanleiding gaven tot heroverweging van de detentieomstandigheden. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en op 19 juli 2018 de behandeling voortgezet, waarbij opnieuw geen verweer werd gevoerd.

In de tussenuitspraak van 2 augustus 2018 heeft de rechtbank vastgesteld dat, ondanks het beëindigen van stakingen, de situatie in de Belgische detentiecentra zorgwekkend bleef. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te schorsen totdat meer duidelijkheid was over de detentieomstandigheden. Op 13 september 2018 is de behandeling voortgezet, waarbij de identiteit van de opgeëiste persoon is vastgesteld. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn, waardoor de overlevering is toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751000-18
RK nummer: 18/2915
Datum uitspraak: 27 september 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 26 april 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 november 2017 door het
Parket van de procureur des Konings Antwerpen, afdeling Turnhout(België) en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
verblijvend op het adres [verblijfadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 14 juni 2018
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 juni 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door haar raadsman, mr. P.J. van de Laar, advocaat te Eindhoven.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toelaatbaarheid van de verzochte overlevering. De raadsman heeft geen verweer gevoerd.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en bepaald dat de uitspraak op 14 juni 2018 om 12:30 uur zal worden gedaan.
Tussenuitspraak 28 juni 2018
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 28 juni 2018 overwogen dat de rechtbank na sluiting van het onderzoek kennis heeft genomen van recente ontwikkelingen in België over de detentieomstandigheden in verband met stakingen in Belgische gevangenissen.
De rechtbank heeft hierin aanleiding gezien zich te beraden over deze recente ontwikkelingen met het oog op het bepaalde in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (verder: het Handvest) en het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie inzake Aranyosi en Căldăraru van 5 april 2016 (C-404/15 en C-659/15 PPU). Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat op een volgende zitting een en ander met partijen zal worden besproken.
Gezien het voorgaande heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting heropend.
Zitting 19 juli 2018
De behandeling van vordering is voortgezet op de openbare zitting van 19 juli 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door haar nieuwe raadsman, mr. B.K.M. Fritz, advocaat te Haarlem.
De officier van justitie heeft wederom geconcludeerd tot toelaatbaarheid van de verzochte overlevering. De nieuwe raadsman heeft geen verweer gevoerd.
De rechtbank heeft de beslistermijn voor onbepaalde tijd verlengd, omdat de verlengde beslistermijn van 90 dagen op 25 juli 2018 zou aflopen en de rechtbank gelet op het te voeren beraad over de zaak voor die datum nog geen uitspraak zou kunnen doen.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en bepaald dat de uitspraak op 2 augustus 2018 om 12:30 uur zal worden gedaan.
Tussenuitspraak 2 augustus 2018
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 2 augustus 2018 overwogen dat – hoewel de genoemde stakingen op 10 juli 2018 waren beëindigd en het normaal regime weer was ingevoerd – er nog altijd sprake was van een zorgwekkende situatie. De rechtbank achtte daarbij van belang dat de onderhandelingen over de nieuwe regelgeving nog gaande waren en dat de uitkomst van die onderhandelingen onzeker was. Tevens achtte de rechtbank de kans op nieuwe stakingen gedurende de onderhandelingen reëel. Indien het tot een nieuwe staking zou komen voor invoering van de nieuwe regelgeving, dan kon blijkens de door de Belgische autoriteiten verstrekte informatie niet worden gegarandeerd dat een overgeleverde persoon in een situatie zou komen te verkeren die voldeed aan de eisen van artikel 4 van het Handvest.
De rechtbank zag in hetgeen zij hiervoor heeft overwogen aanleiding het onderzoek te heropenen en voor onbepaalde tijd te schorsen totdat meer duidelijkheid kon worden verschaft door de uitvaardigende justitiële autoriteit over de uitkomst van de onderhandelingen omtrent de nieuwe regelgeving en de (structurele) gevolgen hiervan voor de detentieomstandigheden.
Zitting 13 september 2018
De behandeling van vordering is voortgezet op de openbare zitting van 13 september 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door haar raadsman, mr. B.K.M. Fritz, advocaat te Haarlem.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat zij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen van 6 juni 2017 met referentie 2648.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 3 jaar. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB en in de e-mail van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 22 mei 2018. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel en deze e-mail zijn als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Tussenuitspraak 28 juni 2018

De rechtbank verwijst naar de tussenuitspraak van 28 juni 2018 waarin al is geoordeeld over de niet-onherroepelijkheid van het vonnis, de strafbaarheid van de feiten en de terugkeergarantie. Deze oordelen dienen als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

5.Detentieomstandigheden België

5.1.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de dreiging van stakingen nog steeds bestaat. De verdediging heeft zich beroepen op de uitspraak van deze rechtbank van 2 augustus 2018 waarin is geoordeeld dat – hoewel de stakingen op 10 juli 2018 zijn beëindigd en het normale regime weer is ingevoerd – er nog altijd sprake is van een zorgwekkende situatie. Tevens heeft de raadsman kennisgenomen van de uitspraak van deze rechtbank van 14 augustus 2018 waarin de eerste overlevering naar België weer is toegestaan. Gelet op de deadline voor het accepteren van voorstellen van de werknemers – welke gelegen was op 30 augustus – bestaat nog steeds twijfel of de stakingen niet zullen worden hervat.
5.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank van 14 augustus 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:5937). De situatie in België is sindsdien niet veranderd.
Daarom dient de overlevering te worden toegestaan.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 14 augustus 2018, waarin is geoordeeld dat er op dat moment in de Belgische detentiecentra geen sprake meer was van stakingen en dat de kans daarop ook niet meer reëel was, waardoor er geen sprake was van een toestand die strijdig was met artikel 4 van het Handvest. Daarnaast achtte de rechtbank van belang dat het de officier van justitie heeft toegezegd in de fase voorafgaand aan de feitelijke overlevering rekening te houden met eventuele nieuwe stakingen en in een dergelijk geval stappen te zullen ondernemen om te voorkomen dat de opgeëiste persoon in een met artikel 4 van het Handvest strijdige situatie zal komen te verkeren.
In deze zaak hebben zich geen omstandigheden voorgedaan die de rechtbank tot een ander oordeel aanleiding geven. Evenmin leidt het gevoerde verweer tot een ander oordeel.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder d, OLW en er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 6, 7 en 12 van de Overleveringswet.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Parket van de procureur des Konings Antwerpen, afdeling Turnhoutwegens de feiten waarvoor haar overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en C. Klomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Wijkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 september 2018.
Verklaart de voorzitter buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.