Op 10 januari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam een verkort vonnis uitgesproken in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal en wederrechtelijk binnendringen. De verdachte, geboren in 1972 en gedetineerd, werd ervan beschuldigd op 26 september 2017 in Amsterdam diverse levensmiddelen, waaronder wijn en pekelvlees, te hebben weggenomen uit een Albert Heijn. Tevens werd hem verweten dat hij wederrechtelijk een besloten lokaal van de Albert Heijn was binnengedrongen, terwijl hem de toegang tot dit lokaal eerder was ontzegd voor een periode van 12 maanden. Tijdens de zitting op 10 januari 2018 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. Lobregt, in overweging genomen, evenals de verdediging van de verdachte door zijn raadsman, mr. F.M.M.M. Vogels.
De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had gepleegd. De beslissing was gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen waren vervat. De rechtbank concludeerde dat de bewezen feiten strafbaar waren en dat er geen rechtvaardigingsgronden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De verdachte had een strafblad met eerdere veroordelingen voor diefstal en lokaalvredebreuk, wat meegewogen werd in de strafmaat.
De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 6 weken op, met aftrek van voorarrest, en hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Amsterdam, met mr. R.A. Overbosch als voorzitter, en mrs. A.J. Dondorp en L. Dolfing als rechters, in aanwezigheid van griffier mr. S.L. Slaats.