In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 28 september 2018, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een Ziektewet (ZW) uitkering ongegrond verklaard. Eiser had zijn aanvraag voor een ZW-uitkering ingediend na een ziekmelding op 15 mei 2017, na een eerdere ziekmelding in 2016. De aanvraag werd afgewezen door de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, die stelde dat eiser nog voldoende arbeidsmogelijkheden had. Dit besluit was gebaseerd op rapportages van een primaire verzekeringsarts, die eiser had onderzocht en de dossiergegevens had bestudeerd. Eiser had geen nieuwe medische rapporten overgelegd in beroep.
De rechtbank oordeelde dat het onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapporten aan de vereisten voldeden. Eiser voerde aan dat hij meer beperkt was dan aangenomen, onder andere door een diagnose van COPD en andere gezondheidsproblemen. De rechtbank concludeerde echter dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de relevante informatie had meegenomen en dat er geen nieuwe objectieve medische gegevens waren die de eerdere conclusies konden weerleggen. De geduide functies werden passend bevonden, en de rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit op een juiste grondslag berustte.
Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Eiser kreeg geen gelijk, en tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.