ECLI:NL:RBAMS:2018:690

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 februari 2018
Publicatiedatum
9 februari 2018
Zaaknummer
C/13/640618 / KG ZA 17-1351
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de voorzieningenrechter in een geschil over rabbinale echtscheiding tussen Britse echtgenoten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 12 februari 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, beiden Brits staatsburger, die in Londen wonen. De vrouw vorderde dat de man zou worden verplicht om te verschijnen voor het rabbinaat in Amsterdam om een rabbinale echtscheiding (Get) te verkrijgen. De vrouw stelde dat het huwelijk duurzaam ontwricht was en dat de man stelselmatig weigerde mee te werken aan de echtscheiding, waardoor zij geen nieuw joods huwelijk kon aangaan. De man voerde verweer en betwistte de rechtsmacht van de Nederlandse rechter, stellende dat de procedure in het Verenigd Koninkrijk moest plaatsvinden.

De voorzieningenrechter heeft beoordeeld of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt. Gezien het feit dat beide partijen Brits staatsburger zijn en in het Verenigd Koninkrijk wonen, en dat de onrechtmatige gedraging van de man zich daar voordeed, concludeerde de voorzieningenrechter dat de Nederlandse rechter niet bevoegd was om van het geschil kennis te nemen. De voorzieningenrechter verklaarde zich onbevoegd en compenseerde de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. van der Veen, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 12 februari 2018.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/640618 / KG ZA 17-1351 MV/MV
Vonnis in kort geding van 12 februari 2018
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats] (Verenigd Koninkrijk),
eiseres bij dagvaarding van 29 december 2017,
advocaat mr. H. Loonstein te Amsterdam,
tegen
[de man],
wonende te [plaats] (Verenigd Koninkrijk),
gedaagde,
advocaat mr. M.A. Hupkes te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [de vrouw] en [de man] worden genoemd.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 29 januari 2018 heeft [de vrouw] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. [de man] heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Ter zitting waren – voor zover van belang – aanwezig [de vrouw] , mr. Loonstein, [Naam Engelse advocaat] (de Engelse advocaat van [de vrouw] ), J. Barnett (tolk in de Engelse taal) en mr. Hupkes.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.

2.De feiten

2.1.
Beide partijen zijn Brits staatsburger en zijn woonachtig te [plaats] (Verenigd Koninkrijk). Zij hebben op 16 oktober 2009 te [plaats] een joods kerkelijk huwelijk gesloten. Sinds 2012 leven partijen gescheiden.
2.2.
Bij brief van 8 augustus 2013 is [de man] ervan in kennis gesteld dat de “London Beth Din” een aanvraag heeft ontvangen van [de vrouw] voor een “Get” (echtscheiding). [de man] heeft hieraan niet meegewerkt.
2.3.
Bij brief van 13 november 2017 heeft de “London Beth Din” de “European Beth Din for Agunot”, gevestigd te Amsterdam, onder meer medegedeeld dat sinds juli 2012 een verzoek aanhangig is van [de vrouw] voor een Get en dat [de man] ondanks diverse verzoeken niet bereid is hieraan mee te werken. Verder is in de brief opgenomen:
It is known to us that your Beth Din, the European Beth Din for Agunot, has been very active and successful in helping women like Mrs [de vrouw] . Despite all our best efforts, and the pursuit of every possible strategy, our Beth Din has no further tools to succesfully liberate Mrs. [de vrouw] from her marriage. She is effectively being held hostage by Mr. [de man] .On this ground we request that your Beth Din, specialising in complex rabbinical divorces, pursue this case. Your Beth Din is an absolute ‘ultimum remedium’ and a last hope for Mrs. [de vrouw] .
2.4.
Bij brief van 1 december 2017 heeft de “European Beth Din for Agunot” aan mr. Loonstein onder meer het volgende medegedeeld:
Omdat het opsporen van de heer [de man] een zeer lastige zaak blijkt, heeft mevrouw [de vrouw] u verzocht juridische maatregelen te nemen. Van mevrouw [de vrouw] heb ik begrepen, dat er op 29 januari 2018 een zitting staat gepland bij de rechtbank te Amsterdam. Zowel mevrouw [de vrouw] als ik zijn u erg dankbaar, dat u uw nek wilt uitsteken om aan deze nachtmerrie een einde te maken.De diverse rabbinale gerechten in Europa hebben geprobeerd wat zij konden. Het is niet gelukt de heer [de man] te dwingen voor een Beth Din te verschijnen. Haar laatste redmiddel zou zijn, dat een civiele rechter de heer [de man] verplicht voor ons Beth Din te verschijnen. Alleen als de heer [de man] wordt verplicht te verschijnen kan er een oplossing plaats vinden.(…)

3.Het geschil

3.1.
[de vrouw] vordert – kort gezegd – [de man] te bevelen te verschijnen voor het rabbinaat te Amsterdam teneinde alles te doen dat naar het oordeel van het rabbinaat nodig is om tot een rabbinale echtscheiding (afgifte van een Get aan [de vrouw] ) te komen, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per uur alsmede te bepalen dat dit vonnis ten uitvoer kan worden gelegd door middel van lijfsdwang.
3.2.
[de vrouw] stelt hiertoe – samengevat weergegeven – dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. [de vrouw] is bij verschillende rabbinale gerechten (in de Verenigde Staten, Frankrijk en Engeland) procedures begonnen om een rabbinale echtscheiding (Get) te verkrijgen, maar [de man] weigert stelselmatig hieraan mee te werken. Hij heeft hier geen legitieme redenen voor, anders dan het dwarszitten van [de vrouw] . Dit is onrechtmatig omdat [de vrouw] als gevolg hiervan geen nieuw joods kerkelijk huwelijk kan sluiten. [de vrouw] heeft zich thans gewend tot de “European Beth Din for Agunot”, gevestigd te Amsterdam. Dit rabbinale gerecht is gespecialiseerd in het behandelen van “Agoena-gevallen” (gevangen joodse vrouwen) en is bevoegd om de echtscheiding te effectueren. De in dit kort geding gevraagde voorziening moet plaatsvinden en effect hebben in het arrondissement Amsterdam. De onrechtmatige gedraging van [de man] vindt ook in Nederland plaats. Dit schept een bevoegdheid voor de Nederlandse rechter. [de vrouw] heeft een spoedeisend belang bij toewijzing van de vordering; zij wil graag zo snel mogelijk een nieuw joods huwelijk aangaan.
3.3.
[de man] voert – samengevat weergegeven – het verweer dat [de vrouw] in haar dagvaarding niet heeft voldaan aan de stelplicht inzake het fundamentele punt van de rechtsmacht. Volgens [de man] is de Nederlandse rechter niet bevoegd. Er is hoe dan ook geen sprake van een
forum necessitatis(zie artikel 9 Rv). Uit niets is gebleken dat een procedure in het Verenigd Koninkrijk onmogelijk is. Ook daar kan een vordering worden ingesteld [de man] te bewegen mee te werken aan het verlenen van een Get. Ook de grond dat de voorziening in het arrondissement Amsterdam ten uitvoer moet worden gelegd schept geen bevoegdheid voor de voorzieningenrechter van deze rechtbank. Overigens blijkt uit niets dat alleen de rabbinale rechtbank te Amsterdam het verzoek van [de vrouw] in behandeling kan nemen. Of deze rechtbank een “paneuropese” status heeft is een interne kwestie van de joodse religie waar de burgerlijke rechter geen bemoeienis mee heeft. Als al sprake zou zijn van een onrechtmatige daad van [de man] , dan vindt die plaats in het Verenigd Koninkrijk.
Verder voert [de man] aan dat niet Nederlands recht, maar Engels recht van toepassing is. De grondslag van de vordering (artikel 6:162 BW) is dan ook ontoereikend.
Over de reden waarom [de man] niet wenst mee te werken voert hij aan dat dit samenhangt met de manier waarop hij zijn religie belijdt.
Lijfsdwang is in een zaak als deze bijzonder ongepast, aldus [de man] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Beoordeeld dient te worden of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt. Beide partijen zijn Brits staatsburger en woonachtig te [plaats] (Verenigd Koninkrijk). [de vrouw] heeft weliswaar aangevoerd dat [de man] geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en “dwaalt” door Europa, maar [de man] heeft voorshands voldoende aangetoond dat hij een vast adres heeft in [plaats] ( [adres] ). Artikel 4 van de Brussel I bis-Verordening bepaalt dat een verweerder moet worden opgeroepen voor het gerecht van zijn eigen lidstaat.
4.2.
Artikel 7 lid 2 van de Brussel I bis-Verordening schept een bijzondere bevoegdheid ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad. Volgens artikel 7 lid 2 van die verordening kan een verweerder in dat geval worden opgeroepen voor het gerecht van een andere lidstaat “waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen”. [de vrouw] heeft aangevoerd dat [de man] weigert mee te werken aan een rabbinale echtscheiding voor het “European Beth Din for Agunot”, gevestigd te Amsterdam. Amsterdam is de plaats waar de onrechtmatige handeling en/of de schade zich (mede) voordoet, zodat de voorzieningenrechter bevoegd is, aldus [de vrouw] . Dit is door [de man] betwist, onder meer met de stelling dat het leven van partijen zich alleen in het Verenigd Koninkrijk afspeelt en er geen enkele band met Amsterdam is.
4.3.
Overwogen wordt als volgt. Voldoende aannemelijk is dat partijen geen enkele band met Nederland hebben anders dan dat het rabbinale gerecht in [plaats] op verzoek van [de vrouw] de echtscheidingskwestie aan de Amsterdamse Beth Din (waarvan de bijzondere status de voorzieningenrechter overigens onbekend is) heeft overgedragen, in de hoop dat hier maatregelen getroffen kunnen worden die ertoe zullen leiden dat [de man] een Get zal verlenen. De onrechtmatige gedraging van [de man] bestaat uit een nalaten, namelijk het niet meewerken aan de echtscheiding. Dit nalaten en de vermeend schadelijke gevolgen daarvan doen zich niet voor in Amsterdam. Dit brengt mee dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is van dit geschil kennis te nemen.
4.4.
Het beroep van [de vrouw] op het vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 4 december 2017, waarin de voorzieningenrechter zich wel bevoegd heeft geacht, gaat niet op. In die zaak is – anders dan in deze zaak – onweersproken door eiseres gesteld dat het kerkelijk huwelijk indertijd in Amsterdam had plaatsgevonden, dat om die reden ook het verlenen van een Get door gedaagde in Amsterdam moest plaatsvinden en dat het niet verlenen daarvan een in Amsterdam gepleegde onrechtmatige daad opleverde.
4.5.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart zich onbevoegd van het geschil kennis te nemen;
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. van der Veen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2018. [1]

Voetnoten

1.type: MV