In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 26 september 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een ondernemer van een coffeeshop en de Gemeente Amsterdam. De ondernemer, [eiser], had de Gemeente aangeklaagd omdat deze weigerde de gedoogverklaring van zijn coffeeshop, die was ingetrokken na meerdere schietincidenten, ongedaan te maken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedoogverklaring inmiddels was verlopen en dat [eiser] geen belang had bij het ongedaan maken van de intrekking. De rechter stelde vast dat de ondernemer in het verleden al een kort geding had aangespannen, waarin de voorzieningenrechter had geoordeeld dat er geen voldoende waarborgen waren voor een rechtsgang bij de bestuursrechter. Het gerechtshof had later de Gemeente bevolen om de schrapping van de coffeeshop van de gedooglijst ongedaan te maken, maar de voorzieningenrechter concludeerde dat de ondernemer nu geen recht had op een nieuwe gedoogverklaring, omdat deze was verlopen. De vorderingen van [eiser] werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.