ECLI:NL:RBAMS:2018:68

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 januari 2018
Publicatiedatum
10 januari 2018
Zaaknummer
C/13/639373 / KG ZA 17-1272 MV/MV
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot het aangaan van huurovereenkomsten voor geboorteklinieken door Vrouwenkliniek EVAA

In deze zaak vorderde Vrouwenkliniek EVAA in kort geding dat zowel het Academisch Medisch Centrum (AMC) als de Stichting VUmc per 1 maart 2018 een huurovereenkomst met hen zou aangaan voor de oprichting van geboorteklinieken in beide ziekenhuizen. De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen, omdat niet is gebleken dat er afdwingbare afspraken zijn gemaakt die moeten leiden tot het sluiten van een huurovereenkomst. De procedure vond plaats op 20 december 2017, waarbij EVAA haar eis wijzigde en verweer werd gevoerd door AMC en VUmc. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen voldoende aannemelijke afdwingbare afspraken waren gemaakt over de huurvoorwaarden, en dat de communicatie tussen partijen gebrekkig was. De voorzieningenrechter oordeelde dat EVAA als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten werd veroordeeld. De vordering in reconventie van AMC en VUmc werd eveneens afgewezen, en de proceskosten werden op nihil gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: C/13/639373 / KG ZA 17-1272 MV/MV
Vonnis in kort geding van 10 januari 2018
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VROUWEN KLINIEK EVAA I B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VROUWEN KLINIEK EVAA II B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseressen in conventie bij dagvaarding van 30 november 2017,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. K.D. Meersma te Amsterdam,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
ACADEMISCH MEDISCH CENTRUM,
zetelend te Amsterdam,
2. de stichting
STICHTING VUMC,
zetelend te Amsterdam,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie
advocaat mr. W.K. Bischot te Amsterdam.
Eiseressen zullen hierna tezamen en in enkelvoud EVAA worden genoemd en afzonderlijk EVAA I en EVAA II. Gedaagden zullen hierna AMC en VUmc worden genoemd.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 20 december 2017 heeft EVAA gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Zowel bij akte van 19 december 2017 als bij akte van 20 december 2017 heeft EVAA haar eis gewijzigd. Kopieën van beide aktes worden eveneens aan dit vonnis gehecht.
AMC en VUmc hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen, en vervolgens in reconventie gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte akte. EVAA heeft de vordering in reconventie bestreden.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Ter zitting waren voor zover van belang aanwezig:
aan de zijde van EVAA [naam 1] en [naam 2] met mr. Meersma en zijn kantoorgenote mr. M.E. Jannink;
aan de zijde van AMC en VUmc: [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] met mr. Bischot en haar kantoorgenote mr. C. Vernooij.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.

2.De feiten

2.1.
In 2012 is de vereniging EVAA opgericht. Op dit moment kent de vereniging ongeveer 125 leden. De leden van de vereniging zijn zelfstandige verloskundigen. Een van de doelstellingen van vereniging EVAA is het realiseren van geboortecentra die door zelfstandige verloskundigen worden geleid (Midwife Led Care).
2.2.
Op 28 februari 2014 hebben de vereniging EVAA, AMC en VUmc een Intentieverklaring ondertekend. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
5. Op basis van bovenstaande spreken de partijen de gezamenlijke intentie uit:5.1 Om onderzoek te verrichten naar de mogelijkheid van een professioneel en zelfstandig “midwife led”of “verloskundig geleid” centrum voor zwangerschap en geboortezorg. Waarin de rollen eerstelijns en tweedelijns verloskundigen in relatie tot de inzet van medisch specialisten en kraamverzorgers opnieuw worden gedefinieerd.(…)5.3 Om dit onderzoek te doen in de specifieke context van samenwerking tussen de twee academische ziekenhuizen in de context van de Amsterdamse regio.(…)5.5 Dat de haalbaarheid van het nieuwe concept zal worden uitgewerkt op alle aspecten van de bedrijfsvoering inclusief een financiële business case. Op korte termijn zal de mogelijkheid tot start van de samenwerking op 2 locaties (AMC en VUmc) worden onderzocht voor de periode van de alliantie.6. Partijen verwachten dat deze samenwerking in de toekomst kan leiden tot:6.1 Een landelijk toonaangevend geboortecentrum(centra) met een grote aantrekkingskracht op zwangeren in de regio Amsterdam en Amstelland,6.2 Een geboortecentrum(centra), dat door de organisatie en werkwijze een grote aantrekkingskracht oplevert voor de eerstelijns verloskundige in de regio Amsterdam en Amstelland;(…)
2.3.
EVAA I en EVAA II hebben op 15 oktober 2015 als vennootschappen in oprichting (“i.o.”) een samenwerkingsovereenkomst getekend met (onder meer) AMC en VUmc met als doel de oprichting van twee geboortecentra binnen de muren van AMC en VUmc. In een van de overwegingen is het volgende opgenomen:
● Voor de praktische uitwerking daarvan hebben Partijen behoefte aan een aantal samenwerkingsafspraken, die er toe moeten leiden dat per 1 januari 2017, of zoveel eerder als mogelijk, de integrale geboortezorg in het mid-risk gebied conform de uitgangspunten in de regiovisie Businesscase en definitief advies werkgroep zorginhoud geleverd en gedeclareerd kan worden.
In artikel 1.1 van de samenwerkingsovereenkomst is opgenomen dat de samenwerking tussen partijen bestaat uit een voorbereidings- en een uitvoeringsfase. In artikel 1.3 is onder meer opgenomen dat de uitvoeringsfase niet ingaat voordat een aantal opschortende voorwaarden is vervuld, waaronder het bereiken van overeenstemming over de aanvullende overeenkomsten zoals gedefinieerd in artikel 2 van de overeenkomst, advies van de medezeggenschapsorganen, steun van de zorgverzekeraars, goedkeuring van de NZa en een vergunning van de ACM.
In artikel 2.1 van de samenwerkingsovereenkomst is – kort gezegd – opgenomen dat vóór 31 december 2015 dienstverleningsovereenkomsten moeten worden gesloten, op het gebied van personele samenwerking, huisvesting en facilitaire dienstverlening (condities inzake bouw/verbouwing en huurcondities, waaronder oppervlak, huurprijs en servicekosten, vast te leggen in huurovereenkomsten), financiële dienstverlening, communicatie en marketing, samenwerking en kwaliteit van zorg.
In artikel 8 van de samenwerkingsovereenkomst is het volgende opgenomen:
8. Onvoorziene – of wijziging van – omstandighedenIndien zich tijdens de duur van deze overeenkomst al dan niet gewijzigde omstandigheden voordoen, die partijen bij het aangaan hiervan niet hebben voorzien, dan zullen partijen met elkaar in overleg treden om een voorziening te treffen die zoveel mogelijk aansluit bij de bedoeling van partijen.
Bijlage 8 bij de samenwerkingsovereenkomst is de zogenoemde Businesscase, op basis waarvan met zorgverzekeraar Zilveren Kruis is onderhandeld over tariefafspraken. Aanvankelijk is in de Businesscase uitgegaan van 1.500 bevallingen per jaar (na drie jaar) per geboortecentrum en van 900 m2 per geboortecentrum. In de laatste versie van de Businesscase, op grond waarvan overeenstemming is bereikt tussen EVAA I en Zilveren Kruis (zie hierna onder 2.6), is uitgegaan van 1.100 bevallingen per jaar per geboortecentrum, van 700 m2 per centrum en van een huurprijs van € 250,- per vierkante meter.
2.4.
Op 19 januari 2017 zijn de besloten vennootschappen EVAA I en EVAA II opgericht. In de samenwerkingsovereenkomst is opgenomen dat VUmc (middellijk) 25% van de aandelen in EVAA I zal gaan houden en AMC 25% van de aandelen in EVAA II. De vereniging EVAA heeft (middellijk) een 75% belang in beide vennootschappen.
2.5.
Na het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst is een stuurgroep opgericht met vertegenwoordigers van alle partijen. Zij dienden de samenwerking verder vorm te geven. In de stuurgroep is onder meer gesproken over de huisvesting van de geboortecentra binnen AMC en VUmc en de daarvoor benodigde huurcontracten. Op 15 januari 2016 hebben partijen een “Memo huisvesting Vrouwenklinieken EVAA” opgesteld (productie 21 van EVAA). Hierin is opgenomen dat het AMC na een verbouwing op de vierde verdieping 522 m2 aan EVAA ter beschikking stelt. In VUmc zou nieuwbouw kunnen worden gerealiseerd, waardoor er in 2018 vijf verloskamers, vijf kraamkamers en overige kamers beschikbaar zouden zijn. Uit een verslag van 1 november 2016 (productie 31 van EVAA en productie 8 van AMC en VUmc) volgt dat partijen afspraken hebben gemaakt die inhouden dat VUmc op de achtste verdieping vijf verloskamers en twee kraamkamers, dan wel vier verloskamers en drie kraamkamers kan realiseren en dat er op termijn extra vierkante meters beschikbaar komen voor onder meer een familiekamer, personeelskamer en opslag. Ook is in het verslag opgenomen dat de opleveringsdatum voor de toegezegde uitbreiding ten laatste in het jaar 2020 zal zijn.
2.6.
In april 2017 is een Overeenkomst Geboortezorg gesloten tussen EVAA I en Zilveren Kruis (productie 19 bij dagvaarding). Hierin is onder meer opgenomen dat, om op grond van deze overeenkomst zorg te kunnen leveren, overeenstemming over de zorgpaden en vastlegging daarvan in dienstverleningsovereenkomsten nodig is. Tussen EVAA II en Zilveren Kruis is eveneens een overeenkomst gesloten. Het contract is in dit kort geding niet overgelegd.
2.7.
Bij e-mail van 19 mei 2017 heeft [naam directeur] , directeur huisvesting van AMC, EVAA – kort gezegd – bericht dat geen sprake is van het opstarten van huuronderhandelingen tussen EVAA en AMC, dat de stuurgroep daar geen uitspraken over kan doen en dat de plannen te onvoldragen zijn om tot huurovereenkomsten te komen.
2.8.
Bij e-mail van 24 mei 2017 heeft [naam manager] , manager planontwikkeling & huisvestingsbeleid van VUmc, EVAA – onder meer – het volgende bericht:
Er worden momenteel voor verlos- en kraamzorg AMC/VUmc diverse scenario’s uitgewerkt. Een bestuurlijke keuze moet daarin nog definitief gemaakt worden. Wanneer de gevraagde studie – waar ook de plek van EVAA onderdeel is – afgerond en besloten is, zal dat de basis zijn voor verdere planvorming/huurcontracten etc. We kunnen geen besprekingen opstarten zonder dat er besluitvorming is over de koers.
2.9.
Op 5 september 2017 heeft tussen partijen een bestuurlijk overleg plaatsgevonden. Als productie 44 heeft EVAA het verslag van deze bijeenkomst in het geding gebracht alsmede een notitie van AMC van 4 september 2017. Blijkens die notitie heeft AMC EVAA – kort gezegd – het aanbod gedaan dat zij vanaf 2018 ongeveer 260 m2 kan gaan gebruiken en dat vanaf 2022 aan een eventuele verbouwing kan worden gewerkt. Als onderdeel van productie 44 heeft EVAA ook een notitie van VUmc van 4 september 2017 in het geding gebracht. Blijkens die laatste notitie beoogt VUmc EVAA 231 m2 aan te bieden op de achtste verdieping, welke ruimte rond 2021 zou kunnen worden uitgebreid met 377m2. In het bestuurlijk overleg van 5 september 2017 heeft EVAA kenbaar gemaakt dat de geboden vierkante meters onvoldoende zijn om een gezonde Businesscase te realiseren.
2.10.
Bij brief van 19 oktober 2017 heeft EVAA AMC en VUmc gesommeerd om de samenwerkingsovereenkomst na te komen door een huisvestingsvoorstel te doen dat recht doet aan de Businesscase.
2.11.
Bij brief van 10 november 2017 hebben AMC en VUmc onder meer als volgt gereageerd op de onder 2.10 genoemde brief:
Met uw brief en de daaraan voorafgaande correspondentie, verzanden we in een discussie die niet past bij de onderlinge verhoudingen tussen VUmc, AMC en EVAA. U valt terug op de samenwerkingsovereenkomst die in 2015 is aangegaan. Daarmee gaat u eraan voorbij dat sindsdien inmiddels twee jaar is verstreken, de afgesproken deadlines niet zijn gehaald en in de tussentijd veel is gebeurd.Zoals besproken, willen VUmc en AMC door op de ingeslagen weg met het doel om een verloskundig geleid centrum voor zwangerschap en geboortezorg binnen AMC, respectievelijk VUmc te realiseren. Het op verantwoorde en kwalitatief hoogstaande wijze realiseren van de integrale geboortezorg in onze regio is een door zowel AMC als VUmc gevoelde verantwoordelijkheid en wens.De vanaf de start verstreken tijd en daarmee samenhangende veranderingen in de omstandigheden, in combinatie met de voortschrijdende inzichten, voortvloeiend uit de gebeurtenissen sindsdien, zowel in onze huizen als landelijk, zijn voor ons daarbij leidend. U lijkt deze zaken te negeren met uw standpunt dat VUmc en AMC de m2 ter beschikking moeten stellen die onderdeel uitmaken van de business case bij de samenwerkingsovereenkomst.Met uw standpunt keert u terug naar een inmiddels achterhaalde situatie. Daarmee miskent u de gerechtvaardigde belangen van AMC en VUmc om de samenwerking met de kennis en rekening houdend met de omstandigheden van nu verder uit te werken. Zoals wij gemotiveerd hebben uiteengezet, brengen die omstandigheden mee dat in AMC een ongefaseerde start ten koste zou gaan van andere zorgonderdelen, waaraan AMC – alle belangen afwegend – prioriteit moet geven.De ontstane situatie zet de verhoudingen onnodig onder druk. Wij betreuren dat, maar uw handelwijze is voor ons geen reden om ons standpunt, als verwoord in recente correspondentie, te herzien. Wij denken niet dat een kort geding een uitkomst kan bieden, maar als u daarvoor kiest, zullen wij ons standpunt nader toelichten aan de voorzieningenrechter.Onze voorkeur gaat er echter naar uit zo snel mogelijk het overleg te hervatten op basis van de meest recente uitgangspunten. Deze zijn voor ons haalbaar en komen naar onze overtuiging tevens tegemoet aan de belangen van EVAA en de eerstelijnsverloskundigen.(…)

3.Het geschil in conventie

3.1.
EVAA vordert – kort gezegd – en na wijziging van eis het volgende:
primair
ten aanzien van AMC: veroordeling tot nakoming van de samenwerkingsovereenkomst door het aanbieden van een huurovereenkomst aan EVAA II, ingaande 1 maart 2018, ter zake van de ruimten op verdieping 4H aan de Meibergdreef te Amsterdam, een en ander op voorwaarden (oppervlakte, huurprijs en servicekosten) die redelijkerwijs passen in de Businesscase die de basis vormde voor de overeenkomst met Zilveren Kruis, en een en ander op straffe van dwangsommen;
en tevens en tegelijkertijd ten aanzien van VUmc: veroordeling tot nakoming van de samenwerkingsovereenkomst door het aanbieden van een huurovereenkomst aan EVAA I, ingaande 1 maart 2018, ter zake van de ruimten op de achtste verdieping aan de De Boelelaan te Amsterdam, een en ander op voorwaarden (oppervlakte, huurprijs en servicekosten) die redelijkerwijs passen in de Businesscase die de basis vormde voor de overeenkomst met Zilveren Kruis, en een en ander op straffe van dwangsommen;
subsidiairten aanzien van AMC en VUmc tegelijkertijd: veroordeling tot nakoming van de samenwerkingsovereenkomst door het aanbieden van huurovereenkomsten ingaande 1 maart 2018 voor ruimten in de bestaande opstallen aan de Meibergdreef en de De Boelelaan te Amsterdam, een en ander op voorwaarden (oppervlakte, huurprijs en servicekosten) die redelijkerwijs passen in de Businesscase die de basis vormde voor de overeenkomst met Zilveren Kruis, en een en ander op straffe van dwangsommen;
meer subsidiairten aanzien van AMC en VUmc tegelijkertijd: veroordeling om verder te onderhandelen om tot huurovereenkomsten te komen ingaande 1 maart 2018 voor ruimten in de bestaande opstallen aan de Meibergdreef en de De Boelelaan te Amsterdam, een en ander op voorwaarden (oppervlakte, huurprijs en servicekosten) die redelijkerwijs passen in de Businesscase die de basis vormde voor de overeenkomst met Zilveren Kruis, en een en ander op straffe van dwangsommen;
meest subsidiairieder maatregel te treffen die in goede justitie passend wordt geacht;
in alle gevallenmet veroordeling van AMC en VUmc in de kosten van dit geding en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
EVAA stelt hiertoe – samengevat weergegeven – dat partijen met het tekenen van de samenwerkingsovereenkomst over en weer afdwingbare verplichtingen zijn aangegaan die moeten leiden tot de oprichting van de geboortecentra. De noodzaak van die centra wordt door alle partijen (ook door zorgverzekeraars) ingezien. In de stuurgroep is uitvoering gegeven aan de samenwerkingsovereenkomst, onder meer door het maken van nadere afspraken over de huurovereenkomsten. De Businesscase was hierbij leidend. De afspraken die werden gemaakt kregen steeds meer vorm. Zo heeft EVAA het AMC samen met een architect bezocht en ook zijn de te huren ruimtes in het VUmc bekeken. Uit de notulen van de stuurgroep van maart, april en mei 2017 blijkt onder meer dat AMC en VUmc verder wilden gaan met het uitwerken van de huurcontracten, dat partijen uitgingen van een marktconforme huurprijs van € 250,- per m2 en dat ramingen zijn gemaakt voor de kosten van de verbouwingen. De e-mail van 19 mei 2017 van [naam directeur] van het AMC (zie 2.7), die overigens niet is afgestemd op de uitlatingen van andere medewerkers van AMC, betekende een kentering in de houding van AMC. Hierdoor schiet AMC toerekenbaar tekort in de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst. Blijkens de e-mail van 24 mei 2017 (zie 2.8) geldt hetzelfde voor VUmc. Nadien bleek dat bij AMC en VUmc ook op bestuurlijk niveau geen uitwerking meer werd gegeven aan de samenwerkingsovereenkomst. Vanaf eind augustus 2017 zijn alle reguliere overleggen door AMC en VUmc stil gelegd. Op 5 september 2017 vond een bestuurlijk overleg plaats. EVAA heeft toen aangegeven dat het aangeboden aantal vierkante meters onvoldoende is om de Businesscase te realiseren. De conclusie is, aldus EVAA, dat de uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst sinds mei 2017 door AMC en VUmc ten onrechte wordt gefrustreerd.
EVAA heeft een spoedeisend belang bij toewijzing van haar vorderingen. Het project ligt al enkele maanden stil, waardoor het bestaande commitment bij de aangesloten verloskundigen voor de geboortecentra verloren zal gaan. Een lid van de vereniging EVAA heeft haar lidmaatschap al opgezegd. Andere zorgverzekeraars zullen geen overeenkomsten willen sluiten indien de realisatie van het project niet in zicht komt. Ook dreigt EVAA een subsidie voor een onderzoeksproject mis te lopen. Tot slot heeft EVAA een beschikking van de NZa gekregen op basis waarvan zij vanaf 1 maart 2018 tot 1 maart 2021 de geleverde zorg mag declareren. In die periode dient EVAA het project dus uit te rollen.
3.3.
AMC en VUmc hebben verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
AMC en VUmc vorderen – kort gezegd – het volgende:
(a) EVAA I te gebieden met VUmc verder te onderhandelen over een huurovereenkomst op basis van de uitgangspunten die vastliggen in het gespreksverslag van 1 november 2016 (productie 31 van EVAA en productie 8 van AMC en VUmc, zie 2.6 van dit vonnis);
(b) EVAA II te gebieden met AMC verder te onderhandelen over een huurovereenkomst voor de ruimte in de H-toren, vierde verdieping, gelegen aan de Meibergdreef te Amsterdam, op voorwaarden die aansluiten bij de bouwkundige, organisatorische en financiële mogelijkheden van AMC en VUmc, zoals die zijn uitgewerkt in de voorstellen van 5 september 2017 en zijn weergegeven op de tekening die onderdeel uitmaakt van de notitie van 4 september 2017, overgelegd als productie 44 bij de dagvaarding (zie 2.9 van dit vonnis);
(c) een en ander binnen twee weken na betekening van dit vonnis;
( d) althans een voorziening te treffen die passend wordt geacht en die recht doet aan de belangen van partijen;
( e) met veroordeling van EVAA in de proceskosten en de nakosten.
4.2.
AMC en VUmc stellen hiertoe – samengevat weergegeven – dat zij hechten aan de beoogde samenwerking met EVAA en ervan overtuigd zijn deze samenwerking op een goede manier gestalte te kunnen geven met inachtneming van de fasering die zij voor ogen hebben en die (waar het VUmc betreft) ook al tussen partijen is overeengekomen.
4.3.
EVAA heeft – samengevat weergegeven – het verweer gevoerd dat een gefaseerde start of een start van alleen een geboortecentrum in VUmc niet mogelijk is. Met het aantal aangeboden vierkante meters kan de afgesproken Businesscase niet worden gerealiseerd. De financiële dekking daarvoor ontbreekt en er zijn risico’s voor de kwaliteit. De aangesloten verloskundigen kunnen niet voor een deel werken volgens de nieuwe methodiek in de geboortecentra en daarbij in hun eigen praktijk op de oude voet blijven doorgaan. De nieuwe werkwijze vereist een grote investering in opleiding en er is een andere werkhouding nodig. De verschillende werkwijzen langere tijd combineren levert een te versnipperd geheel op. De vordering van AMC en VUmc houdt in dat alleen op hun voorwaarden wordt onderhandeld en dat zij zich niet lijken te bekommeren om de organisatorische en financiële mogelijkheden van EVAA. Met betrekking tot het voorstel van AMC zou gelden dat het geboortecentrum in 2022 nog steeds niet volledig operationeel is (zie productie 44). Het voorstel gaat namelijk uit van 260 m2 in een ruimte die niet verbouwd mag worden. Dat is een veel kleinere oppervlakte dan afgesproken en biedt geen mogelijkheden voor het creëren van een eigen
look and feel. Ook wordt in het voorstel ten onrechte niet gesproken over huurovereenkomsten maar over gebruiksovereenkomsten. Een geboortecentrum in VUmc alleen is gelet op de afspraken met Zilveren Kruis niet levensvatbaar. De twee geboortecentra dienen per se, zoals ook steeds is besproken, tegelijkertijd van start te gaan.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
De vorderingen in conventie komen er – kort gezegd – op neer dat AMC en VUmc EVAA huurovereenkomsten moeten aanbieden die ingaan per 1 maart 2018, een en ander op voorwaarden (oppervlakte, huurprijs en servicekosten) die passen in de Businesscase die de basis vormde voor de overeenkomst met Zilveren Kruis. Voor toewijzing van deze vorderingen is vereist dat voorshands voldoende aannemelijk is dat partijen afdwingbare afspraken hebben gemaakt over de in het AMC en VUmc te huren oppervlakte, huurprijs en servicekosten. Tevens is vereist dat EVAA een spoedeisend belang heeft.
5.2.
Het spoedeisend belang is aanwezig. EVAA heeft terecht aangevoerd dat zij de huurovereenkomsten nodig heeft ten behoeve van de aangevraagde financiering en dat door de bestaande impasse aangesloten verloskundigen hun lidmaatschap dreigen op te zeggen, waardoor zij grote schade kan lijden.
5.3.
Ter zitting is duidelijk geworden dat het aanbod van VUmc zoals neergelegd in het gespreksverslag van 1 november 2016 voor EVAA aanvaardbaar is, maar de voorstellen van het AMC van 5 september 2017 niet. EVAA heeft toegelicht dat de twee centra onlosmakelijk met elkaar verbonden moeten zijn. Om financiële en organisatorische redenen is een start in alleen het VUmc volgens EVAA niet mogelijk, evenmin als een gefaseerde start in het AMC. De afspraken met Zilveren Kruis verhinderen dit. De beoordeling in dit kort geding zal gelet hierop worden toegespitst op de vraag of voorshands voldoende aannemelijk is dat EVAA met het AMC de door haar gestelde afdwingbare afspraken heeft gemaakt over oppervlakte, huurprijs en servicekosten voor het geboortecentrum in het AMC, dan wel of AMC verplicht is daarover door te onderhandelen.
5.4.
Uit de overgelegde producties, waaronder verslagen en correspondentie, bezien in samenhang met de door partijen gegeven toelichting daarop kan voorshands de volgende gang van zaken worden afgeleid.
Ten tijde van het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst was nog niet bekend waar binnen de ziekenhuizen van VUmc en AMC de geboortecentra zouden komen, hoeveel vierkante meters zouden worden gehuurd en wat de huurprijs zou zijn. Dat de Businesscase die aan de samenwerkingsovereenkomst is gehecht de onwrikbare basis vormde voor wat betreft de nog nader in te vullen locatie en de beschikbaar te stellen oppervlakte, zoals EVAA stelt, is niet aannemelijk. De ziekenhuizen waren niet als partij bij het opstellen van de Businesscase betrokken. In de samenwerkingsovereenkomst wordt niet naar dit stuk verwezen. Hoewel er een relatie zal zijn tussen het beoogd aantal bevallingen per jaar en de benodigde vierkante meters, gaat het te ver om daaruit afdwingbare afspraken over prijs, locatie en oppervlakte af te leiden. Het in de Businesscase genoemde aantal beoogde bevallingen is bovendien in de afspraken tussen EVAA en Zilveren Kruis nadien aangepast. Ook uit het verslag van de stuurgroepvergadering van 1 oktober 2015, die plaatsvond vlak voor het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst, wordt duidelijk dat op dat moment nog geen concrete afspraken over deze kwesties waren gemaakt. In die vergadering werd immers afgesproken dat de directie huisvesting van de beide ziekenhuizen de mogelijkheden in kaart zouden gaan brengen. Dit is niet begrijpelijk als de afspraken al zouden bestaan. AMC heeft vervolgens - kennelijk naar aanleiding van dat onderzoek - begin 2016 (zie 2.5) een aanbod gedaan voor de locatie en voor het voor het geboortecentrum beschikbaar te stellen aantal vierkante meters, maar niet voor de huurprijs en de overige voorwaarden. Hoewel het aanbod van AMC tegemoet kwam aan de wensen van EVAA, zijn toen geen afdwingbare afspraken gemaakt. In de stuurgroep is vanaf het eerste kwartaal van 2016 veelvuldig gesproken over huisvesting. In dat verband zijn ook na januari 2016 huisvestingsmemo’s en dergelijke opgesteld, waarin verschillende opties aan de orde zijn gesteld. Afdwingbare afspraken zijn echter niet gemaakt.
5.5.
De uitwerking van de beoogde samenwerking heeft na het sluiten van de overeenkomst vertraging opgelopen. De in artikel 2.1 voorziene dienstverleningsovereenkomsten en de daaraan voorafgaande afspraken over de zogenaamde zorgpaden die er uiterlijk hadden moeten zijn op 31 december 2015 zijn nog niet tot stand gekomen. De geplande streefdatum van 1 januari 2017 waarop de geboortecentra operationeel hadden moeten zijn is niet gehaald. EVAA erkent dit en stelt dat de complexiteit van het project, de afhankelijkheid van derden (Zilveren Kruis), landelijke ontwikkelingen en het (te) ambitieuze tijdpad roet in het eten hebben gegooid. Door dit alles kwam pas in april 2017 een overeenkomst tussen EVAA en het Zilveren Kruis tot stand. Niet betwist is dat de vertraging tot en met mei 2017 niet aan AMC en/of VUmc kan worden toegerekend.
Voor het AMC stond de tijd echter niet stil. In 2016 vond besluitvorming plaats over grootschalige renovatie van de beddentorens F en G. Tegelijkertijd kwam de uitvoering van het alliantieproject van VUmc en AMC dat ziet op samenwerking binnen een Vrouw-Kind-Centrum (VKC) op de Meibergdreef op gang. Besloten werd tot herontwikkeling en uitbreiding van één Neonatale Intensive Care (NICU) voor VUmc en AMC gezamenlijk in de H-toren van AMC. Dit alles leidde tot een heroverweging van de prioriteiten voor AMC. Voorshands is de conclusie dat AMC op niet onredelijke gronden is teruggekomen van haar voorlopig aanbod van januari 2016. Gelet op de gewijzigde omstandigheden was zij niet verplicht opnieuw een vergelijkbaar aanbod te doen.
5.6.
Waar AMC wel een verwijt treft is dat zij EVAA niet tijdig en in voldoende mate op de hoogte heeft gesteld van haar veranderde prioriteiten. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in de merkwaardige e-mail van [naam directeur] van 19 mei 2017 (zie 2.7), waarover EVAA terecht haar verontwaardiging heeft geuit. AMC heeft toegegeven dat de toon daarvan “niet gelukkig” is en de inhoud “niet helemaal aansluit bij de contractuele afspraken tussen partijen”. Hoe dit ook zij, de beoordeling van de vorderingen wordt door de gebrekkige communicatie niet anders.
5.7.
Voorshands is derhalve niet voldoende aannemelijk dat afdwingbare afspraken met AMC tot stand zijn gekomen op basis waarvan AMC het gevorderde aanbod zou moeten doen, dan wel daarover met EVAA zou moeten dooronderhandelen. Nu niet is gebleken welk belang EVAA nog heeft bij toewijzing van de vordering tegen VUmc (zie 5.3.) leidt dit tot de conclusie dat de vorderingen niet kunnen worden toegewezen. De overige stellingen van partijen kunnen bij deze uitkomst buiten bespreking blijven.
5.8.
EVAA zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van AMC en VUmc worden begroot op:
- griffierecht € 618,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.434,00

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
Uit het standpunt van AMC en VUmc dat zij hebben ingenomen in reconventie volgt dat zij willen voortgaan met het vormgeven van de samenwerking, maar dan op een gefaseerde wijze. EVAA heeft hiertegen bezwaar gemaakt (zie 4.3.). Nu uit de beoordeling in conventie volgt dat geen afdwingbare afspraken tot stand zijn gekomen zal ook de vordering in reconventie worden afgewezen.
6.2.
Als de in het ongelijk gestelde partij worden AMC en VUmc veroordeeld in de proceskosten. Gezien de samenhang met het geding in conventie, worden die kosten op nihil gesteld.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
7.2.
veroordeelt EVAA in de proceskosten, aan de zijde van AMC en VUmc tot op heden begroot op € 1.434,00,
7.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
7.4.
weigert de gevraagde voorzieningen,
7.5.
veroordeelt AMC en VUmc in de proceskosten, aan de zijde van EVAA tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. van der Veen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2018. [1]

Voetnoten

1.type: MV