Op 18 september 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Staatsanwaltschaft Osnabrück in Duitsland. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. Dit is van belang, omdat de overlevering alleen kan plaatsvinden als er garanties zijn dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland kan ondergaan.
De rechtbank heeft de garantie van de Duitse autoriteiten geaccepteerd, waarin is bevestigd dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland zal mogen uitzitten. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, strafbaar zijn volgens zowel het Duitse als het Nederlandse recht. De verdediging heeft verzocht om de feitelijke overlevering uit te stellen, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen beletselen zijn voor de overlevering.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan, zodat het strafrechtelijk onderzoek in Duitsland kan worden voortgezet. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.