In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 september 2018 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW). De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde (België) op 12 oktober 2017. Het EAB is gericht op de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren op [geboortedag] 1979 in [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen), die in Nederland verblijft.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 4 september 2018. De officier van justitie, mr. K. van der Schaft, was aanwezig, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. J. Kersemaekers. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd, omdat zij meer tijd nodig had om te beslissen over de verzochte overlevering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, namelijk georganiseerde of gewapende diefstal, ook naar Nederlands recht strafbaar is. De rechtbank heeft de garantie van de Belgische autoriteiten beoordeeld en geconcludeerd dat de overlevering kan plaatsvinden, mits de opgeëiste persoon in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf wordt veroordeeld en deze straf in Nederland kan worden ondergaan.
De verdediging heeft aangevoerd dat de omstandigheden in de Belgische gevangenissen niet voldoen aan de eisen van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er op dit moment geen sprake is van een situatie die strijdig is met dit artikel, en heeft de overlevering toegestaan. De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen genoemd en geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.