ECLI:NL:RBAMS:2018:6715

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 september 2018
Publicatiedatum
20 september 2018
Zaaknummer
13/751971-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot georganiseerde of gewapende diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 september 2018 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW). De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde (België) op 12 oktober 2017. Het EAB is gericht op de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren op [geboortedag] 1979 in [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen), die in Nederland verblijft.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 4 september 2018. De officier van justitie, mr. K. van der Schaft, was aanwezig, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. J. Kersemaekers. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd, omdat zij meer tijd nodig had om te beslissen over de verzochte overlevering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, namelijk georganiseerde of gewapende diefstal, ook naar Nederlands recht strafbaar is. De rechtbank heeft de garantie van de Belgische autoriteiten beoordeeld en geconcludeerd dat de overlevering kan plaatsvinden, mits de opgeëiste persoon in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf wordt veroordeeld en deze straf in Nederland kan worden ondergaan.

De verdediging heeft aangevoerd dat de omstandigheden in de Belgische gevangenissen niet voldoen aan de eisen van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er op dit moment geen sprake is van een situatie die strijdig is met dit artikel, en heeft de overlevering toegestaan. De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen genoemd en geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751971-17
RK-nummer: 17/7242
Datum uitspraak: 18 september 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 9 november 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 oktober 2017 door de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon'] ,
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1979,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres [adres] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 4 september 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. J. Kersemaekers, advocaat te Breda.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en vervolgens voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een bevel tot aanhouding bij verstek uitgevaardigd op 12 oktober 2017.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van België strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, als naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, als hij voor het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Eerste substituut-procureur des Konings heeft op 15 februari 2018 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het Kaderbesluit dd. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u overgeleverde Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu de Nederlandse onderdaan [opgeëiste persoon'] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979.
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in Belgie onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren teneinde deze straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit in toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht een strafbaar feit oplevert.
Aan deze voorwaarde is voldaan. Het onder 4 bedoelde feit is inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie

Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de omstandigheden in de Belgische gevangenissen als gevolg van de cipiersstakingen niet voldoen aan artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (verder: het Handvest). Ondanks dat de autoriteiten aangeven dat het nu in orde is, verdraagt de situatie zich niet met artikel 4 van het Handvest. De stakingen dreigen nog steeds en zelfs als niet gestaakt wordt zijn de basisvoorzieningen niet in orde. De rechtbank kan pas een beslissing nemen als duidelijk is waar de opgeëiste persoon terecht komt en als de Belgische autoriteiten voor die inrichting kunnen garanderen dat de mensenrechten daar worden nageleefd. Primair verzoekt de raadsman om aanhouding om aanvullende informatie te vragen. Subsidiair dient de overlevering om die reden te worden geweigerd.
Standpunt officier van justitieDe officier van justitie heeft verwezen naar de uitspraak van de rechtbank van 14 augustus 2018.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 14 augustus 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:5937) waarin is vastgesteld dat sinds 11 juli 2018 geen sprake meer is van nieuwe stakingen, onderhandelingen tussen de Belgische overheid en de sociale partners zijn afgerond, bekend is wat het standpunt is van de sociale partners en het wetgevingstraject binnen 3 maanden afgerond zou moeten zijn. De rechtbank heeft daarom in de uitspraak geoordeeld dat er geen sprake is van een toestand die strijdig is met artikel 4 Handvest, omdat er op dit moment geen stakingen zijn en de kans daarop ook niet meer reëel is. Ook in deze zaak is daarvan geen sprake. Bovendien zal het Openbaar Ministerie bij de feitelijke uitlevering rekening houden met eventuele nieuwe stakingen en kan de opgeëiste persoon zich in dat geval alsnog tot de officier van justitie wenden om de feitelijke overlevering te laten opschorten.
De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de raadsman te volgen in zijn primaire verzoek om bij de uitvaardigende justitiële autoriteit aanvullende informatie in te winnen.
Het beroep op de door de raadsman bedoelde weigeringsgrond faalt.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon']aan de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde (België) ten behoeve van het in België tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en A.P. Sno, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.G. Thijssen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 18 september 2018.
De jongste rechter is buiten staat mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.