ECLI:NL:RBAMS:2018:6678

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 september 2018
Publicatiedatum
19 september 2018
Zaaknummer
13/751524-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering van een Nederlander op basis van een Europees aanhoudingsbevel met waarborg voor terugkeer naar Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 september 2018 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg Limburg in België. Het EAB is uitgevaardigd op 9 juli 2018 en betreft de aanhouding en overlevering van een Nederlander, die wordt verdacht van strafbare feiten in België. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 30 augustus 2018, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit, wat betekent dat zijn overlevering alleen kan worden toegestaan als er een garantie is voor zijn terugkeer naar Nederland om daar zijn straf uit te zitten. De rechtbank heeft een garantie ontvangen van het Parket van de Procureur des Konings Limburg, waarin wordt bevestigd dat de opgeëiste persoon na veroordeling in België naar Nederland zal terugkeren om zijn straf daar te ondergaan.

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld en geconcludeerd dat er op dat moment geen sprake was van omstandigheden die strijdig zijn met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Gezien het feit dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden zijn, heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751524-18
RK-nummer: 18/4464
Datum uitspraak: 13 augustus 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 juli 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd 9 juli 2018 door de
Rechtbank van Eerste Aanleg Limburg – afdeling Tongeren(België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres [BRP-adres] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 30 augustus 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. A.A.T.X. Vonken, advocaat te Maastricht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een bevel tot aanhouding bij verstek ter fine uitlevering dd. 09/07/2018, met als referte: “Dossier: 18/065 – Not.nr, TG.41.L5.2869/18” van de Onderzoeksrechter.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van België strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
-
wederspannigheid;
-
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, als naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, als hij voor de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Het Parket van de Procureur des Konings Limburg – Hasselt heeft bij brief van 11 juli 2018 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 paragraaf 3 van het Kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u overgeleverde Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu de Nederlandse onderdaan [naam opgeëiste persoon]
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om deze straf of maatregel daar te ondergaan.
De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbare feiten opleveren.
Aan deze voorwaarde is voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Detentieomstandigheden België

6.1
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verklaard dat hij acht heeft geslagen op de uitspraak van deze rechtbank op 14 augustus 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:5937). Het Openbaar Ministerie heeft in die zaak uitgesproken bij de feitelijke overlevering rekening te houden met een eventuele nieuwe staking. Voor zover er sprake zal zijn van stakingen na de uitspraak van de rechtbank en voorafgaand aan de feitelijke overlevering, zal de opgeëiste persoon in die zaak zich tot de officier van justitie kunnen wenden teneinde - zo nodig in rechte - te bewerkstelligen dat de feitelijke overlevering wordt opgeschort. De raadsman heeft het Openbaar Ministerie verzocht dit in onderhavige zaak ook uit te spreken.
6.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank van 14 augustus 2018. Met betrekking tot het verzoek van de raadsman heeft de officier van justitie uitgesproken dat het Openbaar Ministerie de actuele situatie – in iedere zaak – nauwlettend volgt en beoordeelt. Indien er tussen de uitspraak van de rechtbank en de feitelijke overlevering stakingen uitbreken, kan de opgeëiste persoon zich tot de officier van justitie wenden met het verzoek de feitelijke overlevering op te schorten.
6.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 14 augustus 2018, waarin is geoordeeld dat er op dit moment in de Belgische detentiecentra geen sprake meer is van stakingen en dat de kans daarop ook niet meer reëel is, waardoor er geen sprake is van een toestand die strijdig is met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.
8.
Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen 180, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 6 en 7 van de Overleveringswet.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[naam opgeëiste persoon]aan de
Rechtbank van Eerste Aanleg Limburg – afdeling Tongerenten behoeve van het in België tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. A.W.C.M van Emmerik en I. Verstraeten-Jochemsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Wijkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 13 september 2018.
Verklaart de oudste rechter buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.