ECLI:NL:RBAMS:2018:6665

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2018
Publicatiedatum
19 september 2018
Zaaknummer
13/654193-17 (A) + 13/650630-17 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en oplichting via valse bankbiljetten door een 22-jarige man

Op 20 september 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 22-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen met geweld en oplichting. De verdachte kreeg 30 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor het beroven van meerdere slachtoffers van hun iPhones en een poging daartoe. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen handelde en dat er geweld werd gebruikt bij de diefstallen. De feiten vonden plaats in Amsterdam in december 2017, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten gebruik maakten van pepperspray om hun slachtoffers te intimideren. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan diefstal met geweld en oplichting, waarbij hij valse bankbiljetten gebruikte om de slachtoffers te bedriegen. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte een jeugdige leeftijd had en cognitief beperkt was, wat leidde tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/654193-17 (A) + 13/650630-17 (B) (Promis)
Datum uitspraak: 20 september 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “ [naam PI] ” te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 september 2018.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.H. van der Meij en van wat verdachte en zijn raadsman mr. S.J. van der Woude naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in 2017 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
Ten aanzien van zaak A:
1. medeplegen van) diefstal met geweld van een iPhone 8, toebehorende aan [naam 1] op 15 december;
2. ( medeplegen van) een poging tot diefstal met geweld van een iPhone X, toebehorende aan [naam 2] op 21 december;
3. ( medeplegen van) diefstal met geweld van een fotocamera, toebehorende aan [naam 3] op 22 december;
Ten aanzien van zaak B:
1. diefstal met geweld van een iPhone X, toebehorende aan [naam 4] op 8 november;
2. ( medeplegen van) oplichting van [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] , [naam 9] , [naam 10] en [naam 11] , in de periode van 26 augustus tot en met 8 november, waardoor zij werden bewogen tot afgifte van mobiele telefoons;
3. primair: (medeplegen van) het uitgeven van valse bankbiljetten en/of het in voorraad hebben van valse bankbiljetten in de periode van 26 augustus tot en met 27 december,
subsidiair: het medeplegen van het uitgeven van valse bankbiljetten;
4. het aanwezig hebben van ongeveer 30 gram cocaïne op 10 november.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
Op 9 november 2017 heeft [naam 4] aangifte gedaan van diefstal van haar iPhone X, onder bedreiging van een mes. Zij gaf aan dat ze haar telefoon op Marktplaats te koop had aangeboden en dat met haar contact werd opgenomen via telefoonnummer [nummer] . Vervolgens is door de politie een tap aangesloten op het genoemde telefoonnummer, waaruit volgde dat de gebruiker van het telefoonnummer verschillende personen benaderde die hun telefoon te koop aanboden op Marktplaats. Daarna is de politie onderzoeken gestart onder de namen 13Kortzaag en 13Whaler. Na onderzoek bleken meerdere personen op vergelijkbare manieren te zijn bestolen dan wel opgelicht. De telefoonnummers waarmee die aangevers contact hadden gehad, werden door de politie gelinkt aan het telefoontoestel dat onder verdachte in beslag is genomen. De vraag is nu of bewezen kan worden dat verdachte al deze aangevers heeft bestolen en/of opgelicht.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vind de alle aan verdachte ten laste gelegde feiten bewezen. Verdachte heeft toegegeven dat hij afspraken heeft gemaakt met de aangevers uit zaak A onder 1, 2 en 3, opdat de berovingen konden plaatsvinden. Het geweldsaspect is door verdachte en zijn medeverdachten op de koop toegenomen. De officier van justitie baseert haar standpunt in die zaken op de verklaring van verdachte zelf, op de verklaringen van aangevers, het contact dat zij hebben gehad met het aan verdachte gekoppelde telefoontoestel en het uitstralen van dat toestel in de buurt van de plaatsen-delict. Ten aanzien van de in zaak B onder 1 ten laste gelegde diefstal baseert zij zich op de verklaringen van aangevers en op het feit dat de simkaart van het telefoonnummer waarmee aangevers contact hebben gehad, is aangetroffen in de telefoon die verdachte in het bezit had tijdens zijn aanhouding. Ook is uit tapgesprekken gebleken dat verdachte het telefoontoestel al sinds september in gebruik had. Uit het dossier blijkt verder dat verdachte de initiator is. Hij onderhoudt namelijk contact met de aangevers en met de medeverdachten die naar de afspraken worden gestuurd. De verdachte heeft daarmee een onmisbare en essentiële rol. Het oogmerk op de strafbare feiten is ook aanwezig. Volgens de officier van justitie zorgt schakelbewijs, met name op het punt van het gebruik van het geweld, in de hiervoor genoemde feiten steeds voor versterking van de bewijsconstructie.
Bij de verdachte worden tijdens de fouillering valse biljetten van 50 euro aangetroffen. De serienummers op de valse bankbiljetten die aangevers hebben ontvangen komen overeen met de serienummers op de bankbiljetten die zijn aangetroffen bij verdachte. Daarnaast heeft de verdachte in vier zaken de weggenomen telefoons verkocht aan een winkel in tweedehandsgoederen. In een andere zaak is de weggenomen telefoon door een kennis van verdachte verkocht. De betrokkenheid van verdachte kan tevens worden afgeleid uit de telefoonnummers en het telefoontoestel waarmee aangevers contact hebben gehad. Ook met betrekking tot deze feiten stelt de officier van justitie dat schakelbewijs kan worden gebruikt.
Ten aanzien van het in zaak B onder 4 ten laste gelegde is uit forensisch onderzoek gebleken dat de drugs die in de slaapkamer van verdachte zijn aangetroffen cocaïne betreft.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de in zaak A onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde diefstallen bewezen kunnen worden, met uitzondering van het gebruikte geweld. Het gebruikte geweld kan namelijk niet aan verdachte worden toegerekend. Ten aanzien van het eerste feit kan niet worden vastgesteld dat verdachte op de hoogte was van de manier waarop de diefstal zou plaatsvinden. Met betrekking tot het tweede feit heeft verdachte tegen zijn medeverdachte gezegd dat hij zich op de telefoon moest richten, verdachte heeft geen goedkeuring gegeven voor het gebruik van pepperspray. Met betrekking tot het derde feit kunnen de tenlastegelegde gedragingen niet als geweld worden beschouwd.
Ten aanzien van de in zaak B onder 1 ten laste gelegde diefstal kan niet worden vastgesteld dat verdachte in de woning bij aangevers is geweest. Het uiterlijk van verdachte komt niet overeen met het opgegeven signalement. Verdachte dient van dit feit dan ook te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het in zaak B onder 2 en 3 ten laste gelegde is aangevoerd dat het uiterlijk van verdachte telkens niet overeen komt met de signalementen die worden genoemd door de aangevers. Verdachte heeft aangegeven dat hij niet de persoon is geweest die contact heeft opgenomen met de aangevers, wel heeft hij verklaard dat hij gebruik heeft gemaakt van het betrokken telefoontoestel. Dat uit de gegevens van de politie is gebleken dat verdachte met die telefoon ook naar zijn vriendin en moeder belt, betekent nog niet dat hij dan ook de persoon is geweest die de slachtoffers heeft benaderd. Bovendien zou verdachte niet, indien hij de dader is geweest, kort na de delicten de telefoons op eigen naam verkopen aan winkels in tweedehands goederen. Met betrekking tot het aangetroffen valse geld is aangevoerd dat verdachte niet de bron is geweest, maar dat een ander persoon uit de Bijlmer het valse geld heeft verspreid. Verdachte is zelf ook opgelicht door betaling met vals geld. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte op de hoogte was van de valsheid toen hij de biljetten zelf ontving. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat verdachte de persoon is geweest die de gesprekken op de tap heeft gevoerd. De stem van verdachte kan onmogelijk worden onderscheiden van de stemmen van de personen met wie hij veel omgaat. Uit het feit dat de politie concludeert dat op een van de gesprekken een ander persoon te horen is, kan worden afgeleid dat de verklaring van verdachte klopt, namelijk dat ook andere personen op dezelfde wijze personen bestelen of oplichten. Nu het door verdachte geschetste scenario zou kunnen kloppen dient verdachte vrijgesproken te worden. Ook van het in zaak B onder 4 ten laste gelegde moet verdachte worden vrijgesproken. De drugs werden aangetroffen in een bureaula. Verdachte sliep samen met zijn broer op die kamer. Niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat de drugs daar lagen en of dat de drugs van hem waren.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1.
Vrijspraken
Vrijspraak van feit 1 in zaak B
Met raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte de diefstal met geweld heeft gepleegd. Het uiterlijk van verdachte komt niet overeen met de door de aangevers opgegeven signalementen en de rechtbank kan daarom niet vaststellen dat verdachte de persoon is geweest die aangevers heeft beroofd. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
Vrijspraak van feit 4 in zaak B
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het aanwezig hebben van de cocaïne niet bewezen kan worden. Niet is komen vast te staan dat verdachte de enige gebruiker was van de slaapkamer. Bovendien werden de drugs aangetroffen in een zakje in een bureaula en waren de verdovende middelen daarom niet direct zichtbaar. Hoewel verdachte mogelijk wel de beschikkingsmacht had over de drugs, kan dus niet worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid daarvan. Verdachte wordt ook van dit feit vrijgesproken.
3.4.2.
Bewijsoverwegingen
Zaak A – feit 1, 2 en 3
De raadsman heeft aangevoerd dat het gebruikte geweld niet aan verdachte kan worden toegerekend. Het verweer van de raadsman wordt verworpen en de rechtbank overweegt daartoe als volgt. Vastgesteld kan worden dat verdachte zelf de diefstal niet heeft gepleegd. Door de medeverdachten is bij de drie feiten geweld gebruikt. Uit de verklaringen van verdachte, die hij heeft afgelegd ter terechtzitting en bij de politie, blijkt dat hij wist dat zijn medeverdachte pepperspray meenam. Ook heeft hij aangegeven dat hij wist dat, indien de medeverdachte zou worden aangevallen, de medeverdachte zou kunnen terugvechten. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij wist wat er ging gebeuren nadat hij contact had gelegd met de aanbieders van de telefoons. Uit deze verklaringen leidt de rechtbank dan ook af dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het gebruik van geweld heeft aanvaard en op de koop heeft toegenomen. Bij feit 3 heeft de medeverdachte zich losgerukt en heeft hij geworsteld met de aangever. De rechtbank kwalificeert die handelingen als geweldshandelingen. Kortom, de rechtbank acht de feiten 1, 2 en 3 van zaak A bewezen.
Zaak B – feit 2 en 3
De verdediging heeft ter terechtzitting een alternatief scenario aangedragen, namelijk dat een andere persoon contact heeft gelegd met de aangevers met de telefoon die verdachte in zijn bezit had. De rechtbank is van oordeel dat dit alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden omdat dit scenario op geen enkele wijze steun vindt in het dossier. De verdachte heeft in eerdere stadia van het onderzoek de gelegenheid gehad zijn lezing naar voren te brengen en dat is niet gebeurd. Door deze zeer algemene verklaring pas op de inhoudelijke zitting naar voren te brengen, kan zijn verklaring op geen enkele wijze worden geverifieerd. De rechtbank gaat daarom uit van het scenario dat door de officier van justitie naar voren is gebracht en overweegt als volgt. In de zaak van aangeefster [naam 5] is naar voren gekomen dat zij voor haar telefoon valse bankbiljetten van 50 euro heeft ontvangen. Daarnaast heeft verdachte diezelfde dag haar telefoon bij een winkel in tweedehands goederen verkocht en heeft hij op de dag dat zijn telefoon contact heeft gehad met aangeefster ook gebeld met zijn vriendin. Niet is gebleken of aannemelijk geworden dat een ander dan verdachte contact heeft gehad met aangeefster [naam 5] . In de zaak van aangever [naam 6] is naar voren gekomen dat hij contact heeft gehad met het telefoonnummer dat bij verdachte in gebruik was, dat hij valse 50 euro biljetten heeft ontvangen met dezelfde serienummers als die bij verdachte zijn aangetroffen en dat verdachte de telefoon van aangever heeft verkocht. Bovendien heeft verdachte op de dag dat zijn telefoon contact heeft gehad met aangever ook meerdere malen contact gehad met zijn vriendin. Hetzelfde geldt in de zaak van aangever [naam 7] , zijn telefoon is door verdachte verkocht aan een winkel in tweedehands goederen en aangever had valse bankbiljetten met dezelfde serienummers ontvangen als die bij verdachte zijn aangetroffen. In de zaak van aangever [naam 8] zijn eveneens dezelfde serienummers op de valse 50 euro bankbiljetten aangetroffen als bij verdachte en verdachte heeft ook zijn telefoon doorverkocht. In de zaak van aangever [naam 9] is gebleken dat verdachte de bij aangever weggenomen telefoon in zijn bezit heeft gehad en dat kort nadat de telefoon was weggenomen een andere simkaart in de telefoon is geplaatst. Ook is gebleken dat [naam 9] met valse bankbiljetten van 50 euro met dezelfde serienummers is opgelicht als die bij verdachte zijn aangetroffen. In de zaak van [naam 10] is contact geweest met een telefoonnummer dat gekoppeld was aan het toestel dat bij verdachte in zijn bezit was, [naam 10] heeft wederom valse 50 euro bankbiljetten ontvangen met dezelfde serienummers als die bij verdachte zijn aangetroffen. Bovendien heeft een kennis van verdachte, zoals is gebleken uit de historische verkeersgegevens, de telefoon van aangever verkocht. Tot slot is ook in de zaak van aangeefster [naam 11] gebleken dat zij contact heeft gehad met het telefoonnummer dat is gekoppeld aan de telefoon die in het bezit was van verdachte. Ook heeft zij valse bankbiljetten van 50 euro ontvangen voor haar mobiele telefoon.
Uit de door de aangevers opgegeven signalementen valt af te leiden dat niet steeds dezelfde persoon verschenen is voor de koop van de telefoon. Met name het feit dat zowel gesproken wordt over een blanke als over een negroïde man en de lengtes van de daders behoorlijk afwijken, maakt dat de rechtbank het ervoor houdt dat verdachte weliswaar de persoon is geweest die de contacten heeft gelegd en de telefoons heeft verkocht, maar zelf niet feitelijk bij de aangevers is geweest. Gelet op de rol die verdachte heeft gehad –hij legde de contacten, hij beschikte over het valse geld dat aan aangevers is verstrekt en hij heeft de gestolen telefoons verkocht- is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking met de mededaders, dat verdachte dit feit in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd.
Kortom, de rechtbank acht bewezen dat verdachte voornoemde aangevers heeft opgelicht en ook dat dit steeds in vereniging met een ander of anderen heeft plaatsgevonden.
Nu niet bewezen kan worden dat verdachte bekend was met de valsheid van de bankbiljetten toen hij deze ontving zal hij worden vrijgesproken van feit 3 primair. Wel kan bewezen worden dat verdachte opzettelijk valse bankbiljetten heeft uitgegeven nu aangevers door hem zijn opgelicht door voor hun telefoons met valse bankbiljetten te betalen.
Nadere overweging omtrent schakelbewijs
Met de door de officier van justitie gebezigde term schakelbewijs pleegt een bewijsvoering te worden aangeduid waarbij voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de - uit één of meer bewijsmiddelen blijkende - omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij is ten minste vereist dat de wijze waarop de onderscheidene feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt. De rechtbank is van oordeel dat hiervan geen sprake is, nu geen sprake is van één of meerdere bewezenverklaarde feiten die qua modus operandi in overwegende mate overeenkomen met de modus operandus van het in zaak B onder 2 ten laste gelegde. Immers is in zaak A onder 1, 2 en 3 geweld toepast bij het wegnemen van de goederen terwijl in zaak B onder 2 sprake is van het oplichten van meerdere personen door het betalen van vals geld.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van zaak A
onder 1
op 15 december 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een iPhone 8, toebehorende aan [naam 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen voornoemde [naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond, dat zijn mededader pepperspray in het gezicht van voornoemde [naam 1] heeft gespoten;
onder 2
op 21 december 2017 te Amsterdam, op de openbare weg, te weten de Beethovenstraat, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een iPhone X, toebehorende aan [naam 2] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld tegen voornoemde [naam 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, die [naam 2] heeft opgebeld en een afspraak met die [naam 2] heeft gemaakt om een telefoon te kopen en zijn mededader op voornoemde [naam 2] is toegelopen en daarbij pepperspray in het gezicht van voornoemde [naam 2] heeft gespoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
onder 3
op 22 december 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fotocamera (Sony RX1), toebehorende aan [naam 3] , welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen voornoemde [naam 3] , om bij betrapping op heterdaad aan een andere deelnemer aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond, dat zijn mededader met die [naam 3] heeft geworsteld en zich heeft losgerukt toen die [naam 3] zijn mededader had vastgegrepen;
Ten aanzien van zaak B:
onder 2
in de periode van 26 augustus 2017 tot en met 08 november 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, telkens met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen, [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] , [naam 9] , [naam 10] en [naam 11] , heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten mobiele telefoons, door met bovenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk onder een valse naam (te weten [valse naam 1] en/of [valse naam 2] en/of [valse naam 3] en/of [valse naam 4] en/of enige andere naam) contact te leggen met voornoemde personen en zich voor te doen als bonafide koper van de te koop aangeboden goederen en vals geld ter betaling van de goederen aan te bieden;
onder 3 subsidiair
in de periode van 26 augustus 2017 tot en met 27 december 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk valse bankbiljetten van 50 euro heeft uitgegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder zaak A 1, 2 en 3 en onder zaak B 1, 2, 3 primair en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van het voorarrest waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de oplegging van de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een behandelverplichting en het meewerken aan een traject om scholing te realiseren.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de eis van de officier van justitie te hoog is, ook omdat dan geen voorwaardelijke invrijheidstelling mogelijk is. Hij heeft verzocht om in de strafmaat rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachte, dat hij een gering strafblad heeft en ook cognitief beperkt is. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij zou willen meewerken met de reclassering indien aan hem bijzondere voorwaarden zouden worden opgelegd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen met geweld van iPhones en een poging daartoe. Ook heeft hij zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het oplichten van meerdere personen door te betalen met vals geld en vals geld heeft uitgegeven. Hij heeft met zijn gedrag een groot aantal slachtoffers gemaakt en is op een geraffineerde wijze te werk gegaan. Verdachte heeft zijn slachtoffers via Marktplaats benaderd en misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zij in hem hadden gesteld. Door zijn handelen heeft verdachte bovendien het vertrouwen in de internethandel en het betalingsverkeer in het algemeen schade toegebracht. De rechtbank neemt het verdachte in het bijzonder kwalijk dat bij de diefstallen met pepperspray is gespoten, onder andere bij een van de slachtoffers in huis. Uit de aangiftes is gebleken dat de slachtoffers veel pijn hebben gehad en dat zij erg geschrokken waren. Met zijn gedrag heeft verdachte zijn eigen belangen vooropgesteld; voor hem draaide het alleen om geld.
Uit het strafblad van verdachte van 15 augustus 2018 blijkt dat verdachte sinds hij meerderjarig is niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Verder is acht geslagen op het Reclasseringsadvies van 5 maart 2018. Geadviseerd wordt dat verdachte een behandeling ondergaat gericht op het verkrijgen van inzicht in zijn delictgedrag en het voorkomen ervan. Ook wordt van belang geacht meer duidelijkheid te krijgen in het sociale netwerk van verdachte en de Reclassering vindt dagbesteding in de vorm van scholing belangrijk. De Reclassering ziet aanknopingspunten voor een begeleidingstraject. Verder constateert de Reclassering dat mogelijk sprake is van beperkte cognitieve vermogens. De Reclassering adviseert om aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een behandelverplichting bij De Waag en het meewerken aan een traject om scholing te realiseren. Tot slot wordt geadviseerd om het volwassenenstrafrecht toe te passen.
Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte en zijn mogelijk verstandelijke beperking bestaat aanleiding om bij de straftoemeting in het voordeel van verdachte af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Bovendien acht de rechtbank minder feiten bewezen dan de officier van justitie. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd. De rechtbank gaat ervan uit dat de strafdreiging die uitgaat van de voorwaardelijke gevangenisstraf verdachte er in de toekomst van weerhoudt opnieuw strafbare feiten te plegen.

8.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

Ten aanzien van zaak A onder 2:
De vordering van [naam 2]
De benadeelde partij vordert in totaal € 1.250,25, waarvan € 750,25 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot de dag van de algehele voldoening.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de schadevergoeding in het geheel wordt toegewezen en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering wat betreft het materiële gedeelte een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en dat de benadeelde partij voor dat gedeelte niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht.
Ten aanzien van de materiële schadevergoeding overweegt de rechtbank het volgende. De benadeelde partij heeft aangegeven dat hij door het incident twee dagen niet heeft kunnen werken, waardoor hij schade heeft geleden. Ter onderbouwing heeft hij een berekening van zijn arbeidsverlies bijgevoegd. De rechtbank is van oordeel dat de die berekening niet toereikend is om zijn vordering in dit proces toe te wijzen. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het materiële gedeelte niet ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende. De benadeelde partij heeft door het strafbare feit fysiek letsel opgelopen, waarvoor een schadevergoeding op zijn plaats is. De rechtbank houdt bij de begroting van de schade rekening met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend en de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden. De rechtbank acht een bedrag, begroot op € 250,00, in de gegeven omstandigheden billijk en zal de overige gevorderde schade afwijzen. Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover van het moment van het ontstaan van de schade (21 december 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
De vordering zal in totaal worden toegewezen voor het bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade (21 december 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [naam 2] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade (21 december 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Ten aanzien van zaak A onder 3:
De vordering van [naam 3]
De benadeelde partij [naam 3] vordert in totaal € 310,00, waarvan € 110,00 aan materiële schade en € 200,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot de dag van de algehele voldoening.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de schadevergoeding in het geheel wordt toegewezen, en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
De verdediging heeft ten aanzien van deze vordering geen verweer gevoerd.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 3 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
Ten aanzien van de materiële schadevergoeding overweegt de rechtbank het volgende. Uit het schadeformulier volgt dat de benadeelde het gevorderde bedrag niet heeft teruggekregen van de verzekering. Deze kostenpost is voldoende onderbouwd en zal door de rechtbank volledig worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (22 december 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit psychisch letsel heeft opgelopen. De rechtbank houdt bij de begroting van de schade rekening met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend en de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden. De benadeelde heeft aangegeven dat hij door de beroving angstig is geworden en anders is gaan denken over personen. De rechtbank acht het gevorderde bedrag in de gegeven omstandigheden billijk en zal de immaterieel gevorderde schade in het geheel toewijzen, begroot op € 200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover van het moment van het ontstaan van de schade (22 december 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
De vordering zal in totaal worden toegewezen voor het bedrag van € 310,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade (22 december 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [naam 3] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 310,00 (driehonderdentien euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade (22 december 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Ten aanzien van zaak B onder 1
De vorderingen van [naam 4] en [naam 12]
Nu verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop voornoemde vorderingen betrekking hebben, worden de benadeelde partijen [naam 4] en [naam 12] niet ontvankelijk verklaard in hun vordering.
Ten aanzien van zaak B onder 2
De vordering van [naam 6]
De benadeelde partij [naam 6] vordert in totaal € 700,00. De rechtbank begrijpt dat de benadeelde hiermee doelt op de waarde van zijn weggenomen telefoon en gaat er vanuit dat voormeld bedrag bestaat uit materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de schadevergoeding in het geheel wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
De raadsman heeft opgemerkt dat onbekend is wat de waarde van de telefoon was op het moment dat deze werd weggenomen.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak B onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
Uit het dossier volgt dat de benadeelde zijn telefoon wilde verkopen voor € 600,00 en hiervoor het genoemd bedrag aan valse bankbiljetten heeft ontvangen. Deze kostenpost wordt voldoende onderbouwd door de stukken uit het dossier. De gevorderde schade van zal dan ook voor het bedrag van € 600,00 door de rechtbank worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (6 november 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening. De benadeelde partij zal voor het overige gevorderde gedeelte niet ontvankelijk verklaard worden. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [naam 6] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 600,00 (zeshonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade (6 november 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
De vordering van [naam 7]
De benadeelde partij [naam 7] vordert in totaal € 300,00, bestaande uit materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd dat een schadevergoeding van € 400,00 wordt toegekend, nu de benadeelde voor dat bedrag zijn telefoon heeft verkocht. Ook vordert de officie van justitie om voormeld bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
De raadsman heeft opgemerkt dat onbekend is wat de waarde van de telefoon was op het moment dat deze werd weggenomen.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak B onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
Uit het dossier volgt dat de benadeelde zijn telefoon wilde verkopen voor € 400,00 en hiervoor genoemd bedrag aan valse bankbiljetten heeft ontvangen. Deze kostenpost wordt voldoende onderbouwd door de stukken uit het dossier. De gevorderde schade zal dan ook voor het bedrag van € 400,00 worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (24 september 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [naam 7] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 400,00 (vierhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade (24 september 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
De vordering van [naam 8]
De benadeelde partij [naam 8] vordert in totaal € 400,00, bestaande uit materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de schadevergoeding in het geheel wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
De raadsman heeft opgemerkt dat onbekend is wat de waarde van de telefoon was op het moment dat deze werd weggenomen.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak B onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
Ten aanzien van de schadevergoeding overweegt de rechtbank het volgende. Uit het dossier volgt dat de benadeelde zijn telefoon wilde verkopen voor € 400,00 en hiervoor genoemd bedrag aan valse bankbiljetten heeft ontvangen. Deze kostenpost wordt voldoende onderbouwd door de stukken uit het dossier. De gevorderde schade zal dan ook voor het bedrag van € 400,00 worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 augustus 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [naam 8] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 400,00 (vierhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade (29 augustus 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
De vordering van [naam 11]
De benadeelde partij [naam 11] vordert in totaal € 500,00, bestaande uit materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de schadevergoeding in het geheel wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
De raadsman heeft opgemerkt dat onbekend is wat de waarde van de telefoon was op het moment dat deze werd weggenomen.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak B onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
Ten aanzien van de schadevergoeding overweegt de rechtbank het volgende. Uit het dossier volgt dat de benadeelde haar telefoon wilde verkopen voor € 500,00 en hiervoor genoemd bedrag aan valse bankbiljetten heeft ontvangen. Deze kostenpost wordt voldoende onderbouwd door de stukken uit het dossier. De gevorderde schade zal dan ook voor het bedrag van € 500,00 worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 oktober 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [naam 11] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 500,00 (vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade (29 oktober 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.

9.Beslag

Onder verdachte zijn voorwerpen in beslag genomen die staan vermeld op de beslaglijst in bijlage III.
Bewaren ten behoeve van de rechthebbende
De in de beslaglijst ten aanzien van zaak A opgenomen goederen onder 3 tot en met 26 worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, nu niet nog niet is gebleken aan wie deze goederen toebehoren.
Onttrekking aan het verkeer
Nu de goederen onder 1 en 2 zijn aangetroffen in het onderzoek naar het misdrijf onder 1 in zaak B waarvan verdachte wordt verdacht, terwijl zij kunnen dienen tot het begaan van een soortgelijk misdrijf/soortgelijke misdrijven en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36d, 36f, 45, 47, 57, 209, 312 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak B onder 1 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1, 2 en 3 en het in zaak B onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A onder 1 bewezen verklaarde:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van zaak A onder 2 bewezen verklaarde:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van zaak A onder 3 bewezen verklaarde:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen..
Ten aanzien van zaak B onder 2 bewezen verklaarde:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van zaak B onder 3 subsidiair bewezen verklaarde:
medeplegen van opzettelijk valse bankbiljetten uitgeven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich gedurende de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland, Wibautstraat 12 te Amsterdam, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • zich onder behandeling zal stellen van forensische polikliniek De Waag, of soortgelijke ambulante forensische zorg, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven;
  • meewerkt aan een traject om scholing te realiseren om zich tijdig in te schrijven voor de juiste opleiding en deze opleiding gaat volgen.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan:
- de goederen op de beslaglijst van zaak A onder 3 tot en met 26 met goednummers: 5505114, 5505384, 5505109, 5505202, 5505203, 5505205, 5505206, 5505207, 5505208, 5505209, 5505260, 5505277, 5505283, 5505292, 5505324, 5505331, 5505339, 5505342, 5505349, 5505379, 5505382, 5505389, 5505393 en 5505403.
Gelast de
onttrekking aan het verkeervan:
- de goeden op de beslaglijst van zaak B onder 1 en 2 met goednummers: 5482217 en 5482218.
Ten aanzien van de benadeelde partijen:
Wijst de vordering van
[naam 2], wonende te [woonplaats] , gedeeltelijk toe, te weten voor € 250,00 (tweehonderdenvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (21 december 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 2] voornoemd.
Bepaald dat het overige deel van de gevorderde immateriële schade wordt afgewezen.
Bepaalt dat [naam 2] in het materiële deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
[naam 2]aan de Staat € 250,00 (tweehonderdenvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (21 december 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 5 (vijf) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[naam 3], wonende te [woonplaats] , toe, te weten € 310,00 (driehonderdentien euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (22 december 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 3] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
[naam 3]aan de Staat € 310,00 (driehonderdentien euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (22 december 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 6 (zes) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart benadeelde partij
[naam 4]niet ontvankelijk in haar vordering.
Verklaart benadeelde partij
[naam 12]niet ontvankelijk in zijn vordering.
Wijst de vordering van
[naam 6], wonende te [woonplaats] , gedeeltelijk toe, te weten voor € 600,00 (zeshonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (6 november 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 6] voornoemd.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
[naam 6]aan de Staat € 600,00 (zeshonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (6 november 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 12 (twaalf) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[naam 7], wonende te [woonplaats] , toe, te weten € 400,00 (vierhonderd), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (24 september 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 7] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
[naam 7]aan de Staat € 400,00 (vierhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (24 september 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 8 (acht) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[naam 8], wonende te [woonplaats] , toe, te weten € 400,00 (vierhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 augustus 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 8] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
[naam 8]aan de Staat € 400,00 (vierhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 augustus 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 8 (acht) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[naam 11], wonende te Amsterdam, toe, te weten € 500,00 (vijfhonderd), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 oktober 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 11] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
[naam 11]aan de Staat € 500,00 (vijfhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 oktober 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 10 (tien) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. C.P.E. Meewisse en M.M.L.A.T. Doll, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.N. Greeven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 september 2018.