ECLI:NL:RBAMS:2018:6661

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2018
Publicatiedatum
19 september 2018
Zaaknummer
13/701877-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijke geweldpleging en poging tot zware mishandeling in Amsterdam

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1987, heeft de rechtbank Amsterdam op 7 september 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en het medeplegen van een poging tot zware mishandeling, gepleegd op 26 mei 2017 in Amsterdam. Tijdens de zitting op 24 augustus 2018 was de verdachte aanwezig, en de officier van justitie, mr. S. de Klerk, eiste een veroordeling. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. R.P.G. van der Weide, pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk geweld had gepleegd tegen het slachtoffer, [aangever]. Hoewel er een conflict was tussen de verdachte en [aangever], bleek uit getuigenverklaringen dat de verdachte niet direct betrokken was bij het geweld. De rechtbank oordeelde dat de getuigen onvoldoende specifiek konden aangeven dat de verdachte geweld had gebruikt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij, [aangever], niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen straf of maatregel was opgelegd aan de verdachte. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/701877-17
Datum uitspraak: 7 september 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 augustus 2018, waarbij verdachte aanwezig was.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. de Klerk, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.P.G. van der Weide, naar voren hebben gebracht.
De zaak tegen verdachte is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte 1] (13/701878-17).

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van verdacht dat hij op 26 mei 2017 in Amsterdam openlijk geweld heeft gepleegd tegen [aangever] door tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan, te stompen, te trappen en/of te schoppen terwijl [aangever] op de grond lag. Deze openlijke geweldpleging is als eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegd.
Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij op 26 mei 2017 in Amsterdam met een ander of anderen geprobeerd heeft [aangever] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door een of meermalen tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan, te stompen, te trappen en/of te schoppen terwijl [aangever] op de grond lag. Het medeplegen van deze poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is als tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegd en is subsidiair als de mishandeling van [aangever] omschreven.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die achter dit vonnis is gevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken. Hoewel verdachte een belangrijke rol heeft gehad doordat er tussen hem en aangever [aangever] een conflict ontstond, blijkt uit het dossier niet dat verdachte daadwerkelijk betrokken is geweest bij het tegen [aangever] gepleegd geweld. Getuige [getuige] heeft weliswaar kort na het incident verklaard dat verdachte een leidinggevende functie in het geweld had, maar hij heeft de door verdachte gepleegde geweldshandelingen niet beschreven. Bovendien heeft [getuige] ruim drie maanden later bij de fotoconfrontatie verklaard dat hij niet weet of verdachte ook geslagen of geschopt heeft.
3.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit. Uit het dossier volgt geen bewijs van enige concrete geweldsuitoefeningen door verdachte. Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij verdachte herkent als de persoon die voor de auto stond, maar dat hij niet meer weet of hij ook geschopt en geslagen heeft. Verdachte heeft een markant uiterlijk, dus als hij geweld zou hebben uitgeoefend, dan zou [getuige] dit zich nog wel herinneren.
Om een openlijke geweldpleging in de zin van artikel 141 Wetboek van Strafrecht te kunnen bewijzen, is het niet altijd nodig dat een verdachte zelf geweld toepast. Joelen of anderen opjutten kan bijvoorbeeld ook bijdragen aan de groepsdynamiek. Verdachte heeft verklaard dat hij op de auto van [aangever] heeft gespuugd en zijn middelvinger heeft opgestoken, maar dit vond plaats voor het geweld en kan dus niet vallen onder de noemer van artikel 141 Wetboek van Strafrecht.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feiten en omstandigheden
Op 27 mei 2017 reed [aangever] met zijn vrouw de parkeergarage uit op de Overtoom. Er ontstond een confrontatie met verdachte die voor de auto stond. Verdachte heeft op de ruit van de auto gespuugd waarop [aangever] uit zijn auto stapte en verdachte een duw gaf. Verdachte is hierdoor op de grond gevallen en naar eigen zeggen bewusteloos geraakt. Wat hierna is gebeurd, weet [aangever] niet meer. Hij werd wakker in het ziekenhuis waar meerdere wonden in zijn gelaat en op zijn hoofd zijn geconstateerd. Een aantal dagen later is gebleken dat [aangever] een flinke hersenschudding heeft opgelopen.
De vrouw van [aangever] en diverse getuigen hebben verklaard dat [aangever] door een grote groep jongens tegen zijn hoofd en lichaam is geslagen en geschopt, waarna hij op de grond is gevallen. Hierna is de groep weggelopen. De getuigen spraken over meerdere Antilliaanse/Surinaamse jongens, waarvan er één een ontbloot bovenlichaam had en één een blauw trainingspak droeg. Aan de hand van dit signalement hebben verbalisanten vervolgens verdachte, zijn broer [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op het Museumplein aangehouden.
Verdachte heeft verklaard dat hij met een aantal anderen van de Albert Heijn kwam en op straat wat aan het drinken en praten was. Op een gegeven moment kreeg hij een telefoontje van zijn zwangere vriendin. Verdachte besloot naar huis te gaan, stak de straat over en werd bijna aangereden door een auto. Uit schrik ontstond er een discussie met de bestuurder van de auto. Verdachte heeft zijn middelvinger opgestoken en op de ruit van de auto gespuugd. Hierna voelde hij iets tegen zijn hoofd. Hij zag [aangever] bebloed op de grond liggen en is weggegaan.
3.3.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken.
Hoewel verdachte een kwalijke rol in het geheel heeft gehad – de directe aanleiding voor de geweldpleging is immers de door verdachte gezochte confrontatie met [aangever] geweest – blijkt uit het dossier en het verhandelde ter zitting onvoldoende dat verdachte enig aandeel in die geweldpleging heeft gehad. [aangever] heeft niet gezien wie jegens hem geweld heeft/hebben gebruikt. Hij is meteen bewusteloos geraakt. Overige getuigen hebben wel geweldshandelingen waargenomen door een groep personen maar onvoldoende specifiek benoemd dat verdachte geweld heeft gebruikt. Getuige [getuige] heeft verdachte weliswaar de hoofddader genoemd, maar ook hij heeft niet geduid of en zo ja, welke geweldshandelingen aan verdachte zijn toe te schrijven dan wel op welke andere wijze hij een significante bijdrage aan het geweld heeft geleverd. Dat verdachte door de duw van [aangever] op de grond is beland, neemt de rechtbank aan. De pas op de zitting afgelegde verklaring van verdachte dat hij na de duw van [aangever] bewusteloos is geraakt en pas bijkwam toen [aangever] naast hem op de grond lag, vindt de rechtbank niet geloofwaardig. Deze verklaring past niet bij zijn eerdere verklaringen. Hoewel de rechtbank dus geen enkele waarde hecht aan de verklaring van verdachte dat hij niets heeft meegekregen van het geweld tegen [aangever] en het hem kwalijk neemt dat hij kennelijk geen openheid van zaken wil geven, is die omstandigheid onvoldoende om tot het (steun)bewijs te dienen van het ten laste gelegde.

4.De vordering van de benadeelde partij [aangever]

De benadeelde partij [aangever] vordert € 338,26 aan materiële schadevergoeding en € 2.000 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Tevens vordert de benadeelde partij € 12,82 aan proceskosten.
Nu aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering worden verklaard. De vordering kan desgewenst bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [aangever]
niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. C.P.E. Meewisse en E.G. Fels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 september 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
Bijlage – tenlastelegging
Aan verdachte [verdachte] is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 mei 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Overtoom, in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever] , welk geweld bestond uit het een of meermalen tegen het hoofd en/of het lichaam slaan/stompen en/of trappen/schoppen, terwijl voornoemde [aangever] op de grond lag;
(Artikel 141 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 26 mei 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
een of meermalen tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [aangever] heeft geslagen/gestompt en/of getrapt/geschopt, terwijl voornoemde [aangever] op de grond lag;
(Artikel 302 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair:
hij op of omstreeks 26 mei 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [aangever] heeft mishandeld door voornoemde [aangever] een of meermalen tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan/stompen en/of trappen/schoppen, terwijl voornoemde [aangever] op de grond lag;
(Artikel 300 jo 47 Wetboek van Strafrecht)