ECLI:NL:RBAMS:2018:6660

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2018
Publicatiedatum
19 september 2018
Zaaknummer
13/701878-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging en poging tot zware mishandeling tegen een 70-jarige man in Amsterdam

Op 26 mei 2017 vond er in Amsterdam een gewelddadig voorval plaats waarbij de 70-jarige [aangever] het slachtoffer werd van openlijke geweldpleging en een poging tot zware mishandeling. De verdachte, samen met anderen, heeft [aangever] meermalen tegen het hoofd en lichaam geslagen en geschopt, terwijl hij op de grond lag. Dit geweld resulteerde in bloeduitstortingen en andere verwondingen bij [aangever]. De rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen en het dossier vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij het geweld, ondanks zijn ontkenning van het schoppen of trappen van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door met opzet hard te slaan, de kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging en het medeplegen van een poging tot zware mishandeling. De officier van justitie had een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 150 uren op, met een vervangende hechtenis van 75 dagen, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn lichte verstandelijke beperking en de begeleiding die hij ontvangt.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [aangever] toegewezen, die € 2.338,26 aan schadevergoeding vorderde, inclusief materiële en immateriële schade. De rechtbank oordeelde dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond was en heeft deze geheel toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/701878-17
Datum uitspraak: 7 september 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 augustus 2018, waarbij verdachte aanwezig was.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. de Klerk, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. I.R. Rigter, naar voren hebben gebracht.
De zaak tegen verdachte is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte 1] (13/701877-17).

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van verdacht dat hij op 26 mei 2017 in Amsterdam openlijk geweld heeft gepleegd tegen [aangever] door tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan, te stompen, te trappen en/of te schoppen terwijl [aangever] op de grond lag, terwijl [aangever] door dit geweld een of meer bloeduitstortingen in zijn gezicht en/of op het hoofd en/of op het lichaam heeft opgelopen. Deze openlijke geweldpleging is als eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegd.
Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij op 26 mei 2017 in Amsterdam met een ander of anderen geprobeerd heeft [aangever] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door een of meermalen tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan, te stompen, te trappen en/of te schoppen terwijl [aangever] op de grond lag. Het medeplegen van deze poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is als tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegd en is subsidiair als de mishandeling van [aangever] omschreven.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die achter dit vonnis is gevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de openlijke geweldpleging (eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde) en het medeplegen van de poging tot zware mishandeling (tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde) kunnen worden bewezen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij aangever [aangever] heeft geslagen tot hij buiten bewustzijn was en dat hij die dag een blauw Adidas-vest droeg. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat een van de daders een blauw Adidas-vest droeg. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de vrienden van degene die op de grond lag de bestuurder in elkaar hebben geslagen. Op de schoen die verdachte die dag droeg, is een bloedspoor aangetroffen.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de bloeduitstortingen te wijten zijn aan een geweldshandeling van verdachte.
3.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het schoppen en/of trappen van [aangever] . Verdachte ontkent dit en uit het dossier volgt het tegendeel niet. De schoenafdruk op het hoofd van [aangever] past niet bij het profiel van de schoen van verdachte. Niet is gebleken dat het spoor op de schoen van verdachte bloed van het slachtoffer betreft.
Dat de bloeduitstortingen te wijten zijn aan enige handeling van verdachte, is niet komen vast te staan zodat hij moet worden vrijgesproken van de strafverhogende omstandigheid.
Tot slot heeft de raadsman van verdachte vrijspraak bepleit van het medeplegen van de poging tot zware mishandeling. Verdachte heeft hiertoe geen opzet gehad, ook niet in voorwaardelijke zin. Door het driemaal niet heel hard slaan tegen het hoofd, heeft hij niet de aanmerkelijke kans aanvaard dat [aangever] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 26 mei 2017 reed [aangever] met zijn vrouw de parkeergarage uit op de Overtoom. Er ontstond een confrontatie met [medeverdachte 1] die voor de auto stond. [medeverdachte 1] heeft op de ruit van de auto gespuugd waarop [aangever] uit zijn auto stapte en [medeverdachte 1] een duw gaf. [medeverdachte 1] is door deze duw op de grond gevallen en naar eigen zeggen bewusteloos geraakt. Wat hierna is gebeurd, weet [aangever] niet meer. Hij werd wakker in het ziekenhuis waar meerdere wonden in zijn gelaat en op zijn hoofd zijn geconstateerd. Een aantal dagen later is gebleken dat [aangever] nekklachten, gekneusde ribben en een flinke hersenschudding heeft opgelopen.
De vrouw van [aangever] heeft verklaard dat er, nadat [aangever] [medeverdachte 1] een duw gaf, meerdere personen op [aangever] af kwamen lopen. Zij heeft gezien dat deze personen hem tegen zijn lichaam en tegen zijn hoofd hebben geschopt en geslagen. [aangever] is op de grond gevallen en bewusteloos geraakt. Zijn gezicht zat onder het bloed en hij is met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht.
Meerdere getuigen die het incident deels of geheel gezien hebben, hebben verklaard dat een groep jongens de bestuurder van de auto tegen zijn hoofd en tegen zijn lichaam hebben geslagen en geschopt, waardoor hij op de grond is gevallen. Hierna is de groep weggelopen. De getuigen spraken over meerdere Antilliaanse/Surinaamse jongens, waarvan er één een ontbloot bovenlichaam had en één een blauw trainingspak droeg. Aan de hand van dit signalement hebben verbalisanten vervolgens verdachte, zijn broer [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op het Museumplein aangehouden.
3.3.2
Het oordeel van de rechtbank
Openlijke geweldpleging
De rechtbank is van oordeel dat het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde, de openlijke geweldpleging, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Vaststaat dat er op 26 mei 2017 openlijk geweld tegen [aangever] is gepleegd waarbij [aangever] letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft verklaard dat hij met drie anderen op straat was. Op een gegeven moment vertelde [medeverdachte 2] aan verdachte dat [medeverdachte 1] werd aangevallen. Verdachte is op [aangever] afgerend en heeft [aangever] drie stoten gegeven. [aangever] raakte toen buiten bewustzijn en verdachte heeft geen schoppen gezien of gehoord. Uit het dossier blijkt dat [aangever] door verscheidenen personen is geslagen en geschopt. [getuige 3] , de vrouw van [aangever] , heeft verklaard dat [aangever] van meerdere personen klappen en trappen over zijn lichaam en een schop tegen zijn hoofd kreeg. Getuige [getuige 2] beschrijft een groep die krachtig tegen het hoofd en lichaam van [aangever] schopt en slaat en op [aangever] blijft inschoppen, zelfs nadat deze op de grond terecht is gekomen. Ook getuige [getuige 1] heeft verklaard dat meerdere personen tegen het lichaam en het hoofd van [aangever] hebben geschopt.
Daarmee is sprake van openlijk geweld in vereniging jegens [aangever] door verdachte en anderen. Dat niet is komen vast te staan dat verdachte [aangever] ook heeft getrapt en/of geschopt, doet daaraan niet af.
Strafverhogende omstandigheid
Als strafverhogende omstandigheid is ten laste gelegd dat het door verdachte gepleegde geweld enig lichamelijk letsel heeft veroorzaakt. De rechtbank acht deze omstandigheid bewezen. Op basis van de verklaring van verdachte dat hij [aangever] drie stoten heeft gegeven en [aangever] na die stoten in zijn gezicht buiten bewustzijn is geraakt, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte deze stoten met veel kracht heeft gegeven. Daarbij komt dat verdachte op de zitting heeft verklaard dat hij normaliter slaat totdat iemand buiten bewustzijn is en niks meer kan doen, ‘net als bij kickboksen’. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank voldoende komen vast te staan dat de bloeduitstortingen in het gezicht van [aangever] door verdachte zijn toegebracht.
Medeplegen van de poging tot zware mishandeling
De rechtbank is eveneens van oordeel dat het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde, het medeplegen van de poging tot zware mishandeling, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Verdachte heeft tezamen en in vereniging met anderen [aangever] tegen het hoofd geslagen/gestompt en tegen het lichaam geslagen/gestompt en gerapt/geschopt. Verdachte heeft [aangever] drie stoten in zijn gezicht gegeven en anderen hebben [aangever] tegen het lichaam en geslagen/gestompt en getrapt/geschopt. Door met opzet zo hard stoten in het gezicht van [aangever] te geven dat hij buiten bewustzijn raakte, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou kunnen ontstaan. Het hoofd is immers een kwetsbaar lichaamsdeel en [aangever] is een 70-jarige man, wat hem extra kwetsbaar maakt.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 26 mei 2017 te Amsterdam openlijk, te weten op openbare weg, de Overtoom, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever] , welk geweld bestond uit het meermalen tegen het hoofd en het lichaam slaan/stompen en/of trappen/schoppen, terwijl voornoemde [aangever] op de grond lag, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een of meer bloeduitstortingen in het gezicht van voornoemde [aangever] ten gevolge heeft gehad
en
op 26 mei 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt en meermalen tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen/gestompt en geschopt/getrapt, terwijl voornoemde [aangever] op de grond lag.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

Het bewezen verklaarde zijn strafbare feiten en verdachte is daarvoor ook strafbaar.

5.Motivering van de straffen

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een taakstraf van 150 uren gevorderd, met een vervangende hechtenis van 75 dagen. Daarnaast heeft zij een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden gevorderd, met een proeftijd van 2 jaren.
5.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft een taakstraf van 150 uren bepleit, waarvan 50 uren voorwaardelijk. Dit voorwaardelijk deel lijkt hem meer passend om de begeleiding van verdachte te laten voortduren en recidive te voorkomen dan een gevangenisstraf.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de openlijke geweldpleging tegen [aangever] , met enig lichamelijk letsel ten gevolg. De door verdachte en anderen verrichte handelingen zijn tevens te kwalificeren als het medeplegen van een poging tot zware mishandeling. De aanleiding voor dit geweld was een onbenullige onenigheid in het verkeer.
De 70-jarige [aangever] is voor de ogen van zijn vrouw in elkaar getrapt en geslagen door verdachte en zijn mededaders. Dat het geweld fors was, blijkt onder meer uit het opgelopen letsel, het feit dat [aangever] de afdruk van een schoenprofiel op zijn hoofd had en dat getuige [getuige 1] ruim drie maanden na de geweldpleging heeft verklaard dat hij het geluid van het schoppen op het hoofd van [aangever] nog steeds hoort. Deze laffe geweldpleging heeft niet alleen letsel bij [aangever] veroorzaakt, maar moet ook een enorm traumatische ervaring voor zijn vrouw zijn geweest, die vanuit de auto moest toezien hoe een groep haar man belaagde. Zij kon niets doen voor hem doen en vreesde dat [aangever] zou sterven.
Dat de geweldpleging veel met [aangever] heeft gedaan, blijkt wel uit zijn slachtofferverklaring die hij op de zitting heeft voorgedragen. Hij heeft gesproken over spoken die al een jaar lang ’s nachts bij hem langskomen en hem wakker houden. [aangever] is angstig geworden en volgt therapie om de geweldpleging te verwerken. Hij maakt zich tevens zorgen om zijn vrouw, die ook angstig is geworden en last heeft van flash backs.
In beginsel is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor ernstige feiten als deze op zijn plaats. Niet voor niets adviseren de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht een gevangenisstraf van 3 maanden voor een openlijke geweldpleging met enig lichamelijk letsel ten gevolge.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het strafblad van verdachte van 31 juli 2018 waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld, onder meer voor geweldsdelicten.
De rechtbank houdt er ten voordele van verdachte rekening mee dat hij inmiddels een goed hulpkader in de vorm van begeleiding door Cura XL om zich heen lijkt te hebben. Verdachte is licht verstandelijk beperkt, woont begeleid, staat onder bewind en kan binnenkort bij Pantar aan dagbesteding beginnen. Detentie zou dit kader doorkruisen, wat de rechtbank vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte niet wenselijk acht. De rechtbank zal daarom aan verdachte een taakstraf van 150 uren opleggen, met een vervangende hechtenis van 75 dagen. Zij zal daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden opleggen, met een proeftijd van 2 jaren. Hiermee hoopt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan soortgelijke misdrijven.

6.De vordering van de benadeelde partij [aangever]

De benadeelde partij [aangever] vordert € 338,26 (zegge: driehonderdachtendertig euro zesentwintig) aan materiële schadevergoeding en € 2.000 (zegge: tweeduizend euro) aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. De materiële schade ziet op acupunctuurbehandeling, reiskosten met betrekking tot de fysiotherapeut, het doen van aangifte en het bezoeken van Slachtofferhulp Nederland en de parkeerkosten bij de acupuncturist.
Tevens vordert de benadeelde partij € 12,82 (zegge: twaalf euro tweeëntachtig) aan proceskosten.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en is voldoende onderbouwd. Deze zal daarom geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 27 mei 2017.
Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat op grond van wat de benadeelde partij heeft aangevoerd, de impact die het bewezenverklaarde op hem heeft gehad en de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, de gevorderde immateriële schadevergoeding van € 2.000,00 billijk is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 27 mei 2017.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op € 12,82 (zegge: twaalf euro tweeëntachtig), zijnde de reiskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt in verband met het opstellen van de vordering tot schadevergoeding.
De schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [aangever] wordt, als extra waarborg voor betaling van het schadevergoedingsbedrag van € 2.338,26 (zegge: tweeduizenddriehonderdachtendertig euro zesentwintig) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 27 mei 2017, aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Hoofdelijk
Het te vergoeden bedrag van € 2.338,26 (zegge: tweeduizenddriehonderdachtendertig euro zesentwintig) vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel wordt hoofdelijk aan verdachte opgelegd, omdat hij met anderen openlijk geweld en een poging tot zware mishandeling tegen [aangever] heeft gepleegd.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 55, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van:
  • het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen; en
  • het medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Straffen
Veroordeelt verdachte tot
een taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
150 (honderdvijftig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 75 (vijfenzeventig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte daarnaast tot
een gevangenisstrafvan
2 (twee) maanden.
Beveelt dat deze straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Benadeelde partij [aangever]
Wijst de vordering van [aangever] toe tot € 2.338,26 (zegge: tweeduizenddriehonderdachtendertig euro zesentwintig), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 27 mei 2017.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot € 12,82 (zegge: twaalf euro tweeëntachtig).
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever] , aan de Staat € 2.338,26 (zegge: tweeduizenddriehonderdachtendertig euro zesentwintig) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 27 mei 2017, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van 33 dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. C.P.E. Meewisse en E.G. Fels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 september 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
Bijlage – tenlastelegging
Aan verdachte [verdachte] is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 mei 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Overtoom, in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever] , welk geweld bestond uit het een of meermalen tegen het hoofd en/of het lichaam slaan/stompen en/of trappen/schoppen, terwijl voornoemde [aangever] op de grond lag, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een of meer bloeduitstortingen in het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [aangever] ten gevolge heeft gehad;
(Artikel 141 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 26 mei 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
een of meermalen tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [aangever] heeft geslagen/gestompt en/of getrapt/geschopt, terwijl voornoemde [aangever] op de grond lag;
(Artikel 302 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair:
hij op of omstreeks 26 mei 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [aangever] heeft mishandeld door voornoemde [aangever] een of meermalen tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan/stompen en/of trappen/schoppen, terwijl voornoemde [aangever] op de grond lag;
(Artikel 300 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
[bijlage II]

[bijlage II]

[bijlage II]

[bijlage II]

4.

[bijlage II]

[bijlage II]

[bijlage II]

[bijlage II]